Les 1
Toets aan het einde van blok 4 → 20 didactiek (blok 3), 20 taalbeschouwing (blok 4)
Echt leren spellen begint al in groep 1/2. In groep 3 dan barst het los. De klanken
zijn vooral belangrijk.
Kinderen schrijven woorden fonetisch op, ze schrijven op wat ze horen. Vind = vint,
het = hut.
Foneem = Klanken die betekenisverschillen tussen woorden veroorzaakt. Bij de
woorden /biet/ en /bier/ zijn de /t/ en /r/ de fonemen. Biet heeft 3 fonemen: /b/ie/t/.
Stomme heeft bijvoorbeeld 5 fonemen: /s/t/o/m/u. Als je wilt kijken hoeveel fonemen
iets heeft, moet je het fonetisch eerst opschrijven. Dia heeft 4 fonemen: /d/ie/j/aa/.
Dit verschilt per taal: in het Arabisch is er onderscheid in /k/ en /q/ bijvoorbeeld. De
letters v en f zijn klankzuiver omdat je verschil kunt horen.
Grafeem = Letters of lettercombinaties die naar een foneem verwijst. Het grafeem a
is 1 grafeem, het grafeem aa is ook 1 grafeem. Ch en tt zijn ook maar 1 grafeem, net
zoals ng. Alle dubbelklanken zoals in hutten en bedden, is 1 grafeem. Grafemen zijn
de letters die kinderen in groep 3 leren, de dubbelklanken zijn dus ook 1 grafeem.
Morfeem = Woorden zijn vaak opgebouwd uit kleinere elementen die elk een eigen
betekenis hebben. Een morfeen is het kleinste betekenisdragende element van taal.
Bijvoorbeeld: spring-plank, fiets-en, be-hoed-zaam, word-t. Het verandert de
betekenis door er wat achter of voor te zetten. Een morfeem kan een letterlijke
betekenis hebben of een vormbetekenis.
● Vrij morfeem: Een morfeem dat als los woord kan voorkomen en dat niet
verder is op te splitsen in betekenisdragende delen. Zij hebben een letterlijke
betekenis.
● Gebonden morfeem: Een morfeem dat niet als los woord te gebruiken is,
maar dat altijd is gekoppeld aan een ander woord. Gebonden morfemen zijn
onder te verdelen in voorvoegsels en achtervoegsels. Zij hebben een
vormbetekenis.
Je kan een vrij morfeem en gebonden morfeem in één woord hebben. Kaasje, kaas
is vrij, je is gebonden. Harig, haar is vrij, ig is gebonden. Ook kan je twee vrije
morfemen in één woord hebben: Boom+schors. In bakker betekent die tweede k
niks.
Syllabe = De klanken die bij een opgedeelde uitspraak van woorden als één groep
worden uitgesproken, noemen we klankstukken of syllaben (hakken). Het is een
gedeelte van een woord, en dat is iets anders dan een morfeem. Een syllable is
meestal geen betekenisdragend element. Een syllabe is ook iets anders dan een
, lettergreep. Een lettergreep is een visuele verdeling van een woord, een syllabe is
een auditieve verdeling van een woord. Bijvoorbeeld, ba-kur, ki-pun.
Verschil tussen verdelen in lettergrepen en in syllaben is: met een lettergreep
verdeel je een woord met beeld (hok-ken), met syllaben is het met klanken (ho-kun)
Problemen bij het alfabet
1. Het is lastig om fonemen te herkennen en het juiste grafeem daarbij te
kunnen noteren: een kind schrijft /bir/ ipv beer.
2. Het Nederlandse kent 34 verschillende fonemen en maar 26 letters. Dat
lossen we op door lettercombinaties te maken
3. De koppeling tussen foneem en grafeem is niet altijd eenduidig. De /u/-klank
bijvoorbeeld kan op vijf verschillende manieren worden geschreven: Dus,
deur, de, lelijk en aardig.
Les 2
4 principes van de Nederlandse spelling
Fonologisch principe = De klank bepaalt de spelling. Dit is het basisprincipe van
onze spelling, daarmee beginnen kinderen in groep 3. Elk foneem wordt door het
daarbij passend (afgesproken) grafeem geschreven. Woorden met een grafeem die
meerdere dingen kan zijn zoals de ei en ij of g en ch of au en ou. Woorden met die
letters zijn dus niet fonologisch omdat er een ander grafeem bij zou kunnen passen.
Je schrijft het op zoals het klinkt. Een woord is niet fonologisch, bv. /h/ /o/ /n/ /t/.
Morfologisch principe = De vorm bepaalt de spelling. Als we bij de spelling van
een woord niet uitgaan van de klank, maar van de vorm van woorden, dan spreken
we van het morfologisch principe. Bij woorden die vanuit dit principe worden
geschreven, wordt een morfeem altijd op dezelfde manier gespeld, ongeacht de
klank ervan (bv. bed) Het zijn woorden die altijd op dezelfde manier moeten worden
geschreven.
Dit principe valt uiteen in twee regels:
1. De regel van de gelijkvormigheid: Deze geldt altijd voor vrije morfemen.
Bijvoorbeeld hond, bed, web, krab, vind, etc. Deze woorden veranderen dus
niet wanneer het in een andere samenstelling komt. Deze woorden zijn niet
fonologisch klankzuiver/fonologisch.
2. De regel van de overeenkomst: Deze geldt altijd voor gebonden morfemen.
Bijvoorbeeld vindt of helpen. Als woorden op dezelfde manier zijn gevormd,
worden de gebonden morfemen ook op dezelfde manier geschreven. Denk
aan de werkwoordspelling, elke hij, zij, jij, komt er t achter, en bij wij, zij, jullie
komt er en achter.
Etymologisch principe = De herkomst bepaalt de spelling. Deze herkomst kan
liggen in onze eigen taal (bijv. hij of hei) of in een vreemde taal (bijv. computer). Het