Samenvatting Insolventierecht
Auteur: RamonavW
School: Windesheim
Vak: Insolventie
Auteur: RamonavW 1
,Hoofdstuk 1 Hoofdlijnen insolventeepooedupes
1.2 Insolventeepooedupes
Een insolventieprocedure is een gezamenlijk optreden ten behoeve van alle schuldeisers, een
‘concursus creditorum’. Het verhaal door individuele schuldeisers wordt vervangen door een
collectief verhaal door een onafhankelijke buitenstaander ten behoeve van alle schuldeisers. Bij
dit collectief verhaal staat de gelijkheid van alle schuldeisers (de ‘paritas creditorum’) centraal.
Alle schuldeisers moet gelijke rang worden gelijk behandeld. Zij ontvangen op hetzelfde moment
betaling van hun vorderingen, of hetzelfde percentage op hun vorderingen. Bevoorrechte
schuldeisers ontvangen betaling conform hun voorrechten.
1. Faillissement
De schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt bij
rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard (art. 1 lid 1). De rechtbank stelt een
curator aan, die is belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de
schuldenaar.
2. Surseance van betaling
De schuldenaar die voorziet dat hij zijn opeisbare schulden niet kan betalen, kan surseance
van betaling aanvragen (art. 214). Surseance, ook wel ‘uitstel van betaling’, is een tijdelijke
maatregel gericht op gehele of gedeeltelijke voldoening van concurrente schuldeisers. De
rechtbank benoemt een bewindvoerder die samen met de schuldenaar het beheer voert over
het vermogen van de schuldenaar. Een rechter-commissaris houdt toezicht op de
bewindvoerder. Indien de voldoening van de schulden illusoir blijkt, wordt de surseance
omgezet in faillissement (art. 242).
3. Schuldsanering natuurlijke personen
Een natuurlijke persoon die zijn schulden niet meer kan voldoen kan de rechtbank
verzoeken de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren (art. 284). Bij
toewijzing van dit verzoek benoemt de rechtbank een bewindvoerder, die wordt belast met
het beheer en de vereffening van het vermogen van de schuldenaar, wederom onder
toezicht van een rechter-commissaris. De bewindvoerder maakt, net als bij faillissement, de
goederen van de schuldenaar te gelde en keert de opbrengst uit aan de schuldeisers in de
wettelijke rangorde.
1.3 Sohuldeiseps
Schuldeiser in de zin van de Faillissementswet is degene die op de dag waarop de
insolventieprocedure wordt geopend krachtens een persoonlijke verbintenis (dat wil zeggen een
persoonlijke rechtsverhouding) het subjectieve recht heeft om van een schuldenaar een zekere
prestatie te vorderen en om die vordering op de goederen van de schuldenaar te verhalen.
1.4 Rangopde
De schuldeisers kunnen worden onderscheiden in preferente schuldeisers (met voorrechten) en
concurrente schuldeisers (zonder voorrechten). Voorrechten kunnen rusten op bepaalde
goederen of op alle goederen. Schuldeisers met een voorrecht op bepaalde goederen kunnen
zich als eerste verhalen op de opbrengst van de goederen. Een eventueel restant komt toe aan
de schuldeisers met een voorrecht op alle goederen, en als die volledig zijn voldaan, aan de
concurrente schuldeisers. De baten van het vermogen bij insolventieprocedures worden in
hoofdlijnen besteed volgens de volgende rangorde:
1. Boedelvorderingen;
2. Preferente vorderingen;
3. Concurrente vorderingen.
Auteur: RamonavW 2
,1.6 Het vepmogen; niet de eepsoon
De persoon van de schuldenaar wordt door de insolventieprocedure niet getroffen. De
schuldenaar komt niet onder curatele en blijft bevoegd om rechtshandelingen te verrichten. Hij
kan dus ook tijdens de insolventieprocedure overeenkomsten aangaan, die ertoe leiden dat zijn
wederpartij een vordering op hem verkrijgt en ook in rechte nakoming van hem kan vragen.
Maar deze (post-insolventie) vorderingen kunnen niet worden verhaald op het vermogen dat
wordt beheerst door de insolventieprocedure. Dat vermogen wordt immers verdeeld onder de
schuldeisers, wier vorderingen reeds bestonden bij het begin van de insolventieprocedure, en
wier rechten zijn gefixeerd op de insolventiedatum.
Hoofdstuk 2 Faillissement in het algemeen
2.1 Faillissementsbeslag
Faillissement is een gerechtelijk beslag op en – vrijwel altijd – executie van het gehele vermogen
van de schuldenaar ten behoeve van zijn gezamenlijke schuldeisers. De curator, aangesteld
door de rechtbank bij het faillissementsvonnis, is belast met het beheer en de vereffening van
het vermogen, dat onder het faillissementsbeslag valt. Dit vermogen wordt ook wel genoemd: de
‘(faillissements)boedel’.
2.2 Twee fasen
De wet verdeelt het faillissement in twee fasen: in de eerste fase (de ‘beheerfase’) beheert de
curator het vermogen waarop het faillissementsbeslag rust en worden de vorderingen van de
schuldeisers vastgesteld. Deze fase eindigt met de verificatievergadering, de vergadering van
schuldeisers waarin de vorderingen en de voorrechten van alle schuldeisers worden
vastgesteld, ‘geverificeerd’. De kerntaak van de curator: hij is belast met het beheer en de
vereffening van de boedel (art. 68 lid 1).
Hoofdstuk 3 De faillietvepklaping
3.1 Vepeisten
De faillietverklaring wordt uitgesproken:
1. Op eigen aangifte;
2. Op verzoek van een of meer schuldeisers;
3. Op vordering van het Openbaar Ministerie om redenen van openbaar belang (art. 1).
3.2 Toestand
Wanneer verkeert een schuldenaar in ‘de toestand van te hebben opgehouden te betalen’?
Daartoe moet zijn voldaan aan twee voorwaarden:
1. De schuldenaar heeft meerdere schuldeisers (het ‘pluraliteitsvereiste’), en
2. De schuldenaar is opgehouden met betalen.
3.2.1 Pluraliteitsvereiste
Is er slechts één schuldeiser die op betaling wacht, zij het met meerdere vorderingen op de
schuldenaar, dan dient een bijzondere executie plaats te vinden aangezien het faillissement
vereist dat de baten verdeeld worden onder meerdere schuldeisers. In het Berzona arrest
overwoog de Hoge Raad dat een steunvordering niet opeisbaar behoeft te zijn, dat de omvang
van die vordering niet behoeft vast te staan en dat die vordering geen betrekking behoeft te
hebben op de betaling van een geldsom, maar dat voldoende is dat het gaat om een vordering
die ter verificatie in het faillissement kan worden ingediend opdat de schuldeiser kan meedelen
Auteur: RamonavW 3
,in de opbrengst van de vereffening die in dat kader plaatsvindt, eventueel na toepassing van art.
133, en dat een toekomstige vordering niet tot steunvordering kan dienen.
3.2.2 Toestand van te hebben opgehouden te betalen
Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient nog nader te worden onderzocht of de
schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De rechter moet zijn
oordeel dat sprake is van de vereiste toestand motiveren. Een rechter mag niet het faillissement
uitspreken met de enkele overweging dat hem summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht
van verzoeker, van andere vorderingsrechten en van het niet betalen van de betreffende
schulden.
3.3 Vopdeping aanvpagep
Indien het faillissement wordt aangevraagd door een schuldeiser, moet ook summierlijk van
diens vorderingsrecht blijken (art. 6 lid 3).
3.4 Summieplijk blijken
De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden
die aantonen dat de toestand bestaat dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen (art. 6 lid
3). ‘Summierlijk blijken’ wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort,
eenvoudig onderzoek moet blijken. De wetgever wilde vooral de bewijslast van de aanvragende
schuldeiser verlichten wanneer de schuldenaar de vordering en/of de pluraliteit van de
schuldeisers ontkent en ‘allerlei excepties en chicanes, die zich steeds zonder moeite laten
vinden’, opwerpt. Hoewel de wet slechts vereist dat summierlijk moet blijken van de toestand en
van de vordering, dient het vonnis van faillietverklaring wel behoorlijk te worden gemotiveerd. De
motiveringsplicht wordt enigszins beïnvloed door het summiere karakter van de procedure.
3.5 Vopdeping OM
De faillietverklaring kan ook worden uitgesproken op verzoek van het Openbaar Ministerie om
‘redenen van openbaar belang’ (art. 1 lid 2). De officier van justitie treedt op als het openbaar
belang dit vereist en dus niet om zuiver particuliere belangen te dienen.
3.6 Publiekpeohtelijke sohuldeiseps
Publiekrechtelijke schuldeisers, zoals de belastingdienst en het UWV, kunnen op verschillende
wijzen verhaal zoeken voor hun vorderingen. Als overheidsinstellingen dienen zij dit op een
zorgvuldige wijze te doen. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor publiekrechtelijke schuldeisers
om faillissement van hun schuldenaren uit te lokken.
3.7 Redelijk belang; misbpuik van bevoegdheid
3.7.1 Misbruik aanvrager
De bevoegdheid om faillissement aan te vragen mag ook niet worden misbruikt (art. 3:13 jo. 15
BW). Er kan sprake zijn van misbruik van bevoegdheid indien de aanvrager van het faillissement
naar redelijkheid niet tot uitoefening van zijn bevoegdheid om het faillissement aan te vragen
had kunnen komen vanwege de onevenredigheid tussen het belang van de uitoefening en het
belang dat daardoor wordt geschaad.
3.7.2 Misbruik eigen aangifte rechtspersonen
Ook bij een eigen aangifte van een rechtspersoon kan er sprake zijn van misbruik van
bevoegdheid. De laatste jaren hebben verschillende rechters zich afgevraagd of een eigen
aangifte misbruik van bevoegdheid oplevert, indien er geen enkel actief is en zelfs de
faillissementskosten niet kunnen worden voldaan. Er vindt dan een afweging plaats tussen het
belang van de schuldenaar bij de faillissementsaanvraag en het belang van de curator om niet
Auteur: RamonavW 4
,geconfronteerd te worden met niet-verhaalbare salariskosten. De Hoge Raad heeft bij
benadering (bij de eigen aangifte van een natuurlijke persoon) bekrachtigd.
Het verzet tegen een gehonoreerde eigen aangifte van een rechtspersoon komt slechts dan
voor gegrondverklaring in aanmerking, indien sprake is van een boedel die (nagenoeg) geen
activa omvat en er geen enkele aanleiding bestaat voor de verwachting dat in het faillissement,
bijvoorbeeld met toepassing van art. 42 of art. 2:9 BW, activa zullen kunnen worden
gegenereerd. In dat geval zal kunnen worden aangenomen dat (het bestuur van) de
rechtspersonen de bevoegdheid aangifte tot faillietverklaring te doen (en daarmee de te
benoemen curator te belasten met de werkzaamheden die tot beëindiging van het bestaan van
de rechtspersoon moeten leiden zonder dat de curator voor zijn werkzaamheden een
vergoeding tegemoet kan zien) heeft misbruikt, aldus de Hoge Raad.
3.7.3 Misbruik eigen aangifte natuurlijke personen
Bij eigen aangiften van natuurlijke personen spelen vaak andere motieven, zoals het verkrijgen
van rust of toelating tot de schuldsanering. Indien elk actief ontbreekt kan de eigen aangifte
misbruik van bevoegdheid inhouden. De Hoge Raad bekrachtigde het oordeel van het hof dat de
betrokkene die voldeed aan de eisen voor het uitspreken van een faillissement, met de
aanvraag van zijn eigen faillissement misbruik van bevoegdheid maakte.
3.8 Faillissementsaanvpaag als inoassomiddel; kosten aanvpaag
De schuldeiser die het faillissement van zijn schuldenaar aanvraagt beoogt hiermee vrijwel altijd
de schuldenaar op een snelle en goedkope wijze tot betaling te dwingen.
3.9 Wie kunnen failliet wopden vepklaapd?
Failliet verklaard kunnen worden:
1. Natuurlijke personen;
2. Personenassociaties met een afgescheiden vermogen;
3. Privaatrechtelijke rechtspersonen;
4. Wellicht: publiekrechtelijke rechtspersonen;
5. Maar niet: de curator en de failliet.
3.9.1 Natuurlijke personen
Natuurlijke personen kunnen failliet worden verklaard, ook indien zij gehuwd zijn of een
geregistreerd partner hebben. Het faillissement van een van de echtgenoten of partners betreft
de schulden waarvoor hij of zij persoonlijk aansprakelijk is.
3.9.2 Personenassociates met een afgescheiden vermogen
Een vof is geen rechtspersoon. Wel heeft zij een afgescheiden vermogen. Op grond van art. 2
lid 3 jo. art. 4 lid 3 kan een vof failliet worden verklaard. Het faillissement van een vof brengt niet
zonder meer het faillissement van al haar vennoten mee. Ook een commanditaire vennootschap
met meerdere beherende vennoten, die in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te
betalen, kan failliet worden verklaard.
3.9.3 Privaatrechtelijke rechtspersonen
Privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen in staat van faillissement worden verklaard. Dat geldt
eveneens voor kerkgenootschappen (art. 2:2 BW). Banken en verzekeraars kunnen ook failliet
worden verklaard. De vereffenaar van een ontbonden rechtspersoon moet een eigen aangifte tot
faillietverklaring doen, indien hem blijkt dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen,
tenzij alle schuldeisers desgevraagd instemmen met voortzetting van de vereffening buiten
faillissement (art. 2:23a lid 4 BW).
Auteur: RamonavW 5
,3.9.5 Curator en failliet
De faillissementscurator kan in die hoedanigheid niet failliet worden verklaard. Een schuldenaar
die in staat van faillissement verkeert, kan niet voor de tweede maal failliet worden verklaard.
3.10 Bevoegde peohtep
Art. 2 wijst de rechters aan die uitsluitend bevoegd zijn de faillietverklaring uit te spreken. De
hoofdregel staat in art. 2 lid 1: de rechter die de (absolute en relatieve) bevoegdheid heeft om
een schuldenaar failliet te verklaren is de rechtbank van de woonplaats van de schuldenaar. De
leden 2-4 van art. 2 wijzen de rechters aan, die in bijzondere gevallen bevoegd zijn een
faillietverklaring te spreken. Art. 3 lid 1 van die Verordening bepaalt dat het centrum van de
voornaamste belangen bij vennootschappen en rechtspersonen vermoed wordt de plaats van de
statutaire zetel te zijn, zolang het tegendeel niet is bewezen.
3.11 Indiening van het vepzoek
De schuldenaar moet de aangifte tot zijn faillietverklaring mondeling of schriftelijk doen bij de
griffie van de rechtbank (art. 4 lid 1). Een gehuwde schuldenaar kan slechts aangifte doen met
medewerking van zijn echtgenoot, tenzij iedere gemeenschap tussen de echtgenoten is
uitgesloten (art. 4 lid 2). Hetzelfde geldt voor hen die een geregistreerd partnerschap zijn
aangegaan. Het verzoek van een schuldeiser moet bij verzoekschrift worden ingediend bij de
griffie; dit verzoekschrift moet zijn ondertekend door een advocaat (art. 4 lid 1 en art. 5).
3.12 Behandeling van het vepzoek
3.12.1 In raadkamer
De aangifte of het verzoek tot faillietverklaring wordt met de meeste spoed door de rechtbank in
raadkamer behandeld (art. 4 lid 1).
3.12.2 Faillissementsaanvraag en schuldsaneringsverzoek
Als tegelijkertijd verzoeken tot faillietverklaring en tot toepassing van de schuldsaneringsregeling
aanhangig zijn, moet eerst worden beslist op het verzoek om toepassing van de
schuldsaneringsregeling. De procedure tot faillietverklaring wordt geschorst totdat de beslissing
over toepassing van de schuldsaneringsregeling kracht van gewijsde heeft gekregen. Indien de
definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, vervalt het verzoek tot
faillietverklaring van rechtswege (art. 3a lid 3).
3.12.3 Faillissementsaanvraag en surseanceverzoek
Indien een aanvraag tot faillietverklaring en een verzoek tot surseance van betaling gelijktijdig
aanhangig zijn, wordt het surseanceverzoek eerst behandeld (art. 218 lid 6).
3.12.4 Oproep
De rechtbank roept, voordat zij een beslissing neemt, de schuldenaar op om in persoon of bij
gemachtigde gehoord te worden (art. 6 lid 1). De schuldenaar kan zelf, desgewenst vergezeld
door een advocaat, of bij gemachtigde verschijnen. Indien de schuldenaar, die is opgeroepen
om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn
echtgenoot c.q. geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te
verschijnen (art. 6 lid 2).
Auteur: RamonavW 6
,3.12.5 Stukken en behandeling
Partijen moeten kunnen kennisnemen van alle stukken die de rechter aan zijn beslissing ten
grondslag wil leggen. Zij moeten ook voldoende gelegenheid hebben om op die stukken te
reageren.
3.13 Uitsepaak
De faillietverklaring geschiedt bij vonnis (art. 4 lid 5). Elk vonnis dient op straffe van nietigheid
gemotiveerd te zijn (art. 121 Gw, art. 230 lid 1 onder e Rv en art. 5 lid 1 Wet RO). De beslissing
behoort zodanig te worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de gedachtegang die
aan de beslissing ten grondslag ligt. Hoewel de behandeling van het faillissementsverzoek
plaatsvindt in raadkamer moet het vonnis van faillietverklaring op een openbare terechtzitting
worden uitgesproken, zulks op straffe van nietigheid (art. 4 lid 5 jo. art. 121 Gw en art. 5 lid 1
Wet RO).
3.14 Reohtsmiddelen
3.14.1 Spoed
De rechtsmiddelen tegen het vonnis van faillietverklaring en tegen de afwijzende beschikking
zijn vermeld in art. 8-12: hoger beroep, verzet en beroep in cassatie. De bepalingen voorzien in
een snelle procedure, omdat het uitgesproken faillissement grote consequenties heeft voor veel
rechtsbetrekkingen van de gefailleerde en langdurige onzekerheid moet worden voorkomen.
3.14.2 Verzet
De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard en op de aanvraag niet is gehoord,
kan verzet instellen. De verzettermijn gedraagt veertien dagen na de dag van de uitspraak.
3.14.3 Hoger beroep tegen faillietverklaring
De schuldenaar die in staat van faillissement is verklaard nadat hij op de aanvraag is gehoord,
kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak hoger beroep instellen (art. 8 lid 1).
3.14.4 Indiening, dagbepaling en oproep
Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoekschrift bij de griffie
van het rechtscollege dat van de zaak kennis moet nemen. Het verzet- of beroepschrift dient de
gronden te bevatten waarop het hoger beroep rust.
3.14.5 Behandeling
De behandeling van het verzet of hoger beroep geschiedt op de dezelfde wijze als de
behandeling van het verzoek tot faillietverklaring (art. 8 lid 6). Ook de behandeling van een
beroep in cassatie vindt op deze wijze plaats (art. 12 lid 2).
3.14.8 Derdenverzet en hoger beroep
Schuldeisers (met uitzondering van de schuldeiser die de faillietverklaring heeft verzocht) en
belanghebbenden kunnen zich gedurende acht dagen tegen de faillietverklaring verzetten (art.
10 lid 1) door indiening van een verzoekschrift bij het rechtscollege dat de faillietverklaring heeft
uitgesproken (art. 10 lid 2). De curator van een rechtspersoon kan soms ook in verzet gaan.
Indien een rechtspersoon op eigen aangifte failliet is verklaard, is de curator – uit eigen hoofde -
als belanghebbende in de zin van art. 10 lid 1 aan te merken en kan hij verzet instellen tegen de
faillietverklaring, indien hij dat verzet doet op grond van de stelling dat de boedel (nagenoeg)
geen baten bevat en baten ook niet te verkrijgen of anderszins te verwachten zijn.
Auteur: RamonavW 7
,3.14.9 Cassate
Iedereen die partij is geweest bij de procedure voor het hof kan gedurende acht dagen nadat het
hof arrest heeft gewezen in cassatie komen (art. 12 lid 1).
3.15 Het faillissementsvonnis
3.15.1 Werking
Het vonnis van faillietverklaring wordt uitgesproken ter openbare terechtzitting en is bij voorraad,
op de minuut, uitvoerbaar, ondanks een daartegen gerichte voorziening (art. 4 lid 5).
‘Uitvoerbaar bij voorraad’ betekent dat de rechtstoestand van faillissement terstond door en na
het uitspreken van het vonnis intreedt en ook blijft bestaan als daartegen een rechtsmiddel wordt
in gesteld.
3.15.3 Publicate
De curator zorgt onverwijld voor de publicatie van de faillietverklaring in de Staatscourant (art.
14 lid 3).
3.16 Oeheffing
3.16.1 Ophefng bij gebrek aan baten
Art. 16 bepaalt dat de rechtbank op voordracht van de rechter-commissaris de opheffing van het
faillissement kan bevelen, indien niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van
de faillissementskosten en de overige boedelschulden. Het faillissementstraject wordt dan
voortijdig beëindigd. De gefailleerde moet worden gehoord, althans behoorlijk opgeroepen,
voordat de rechtbank haar beschikking tot opheffing geeft, en die beschikking moet in het
openbaar worden uitgesproken (art. 16 lid 1 en art. 18). De beschikking wordt op dezelfde wijze
openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring (art. 18). Tegen de opheffingsbeschikking
kunnen de schuldenaar en de schuldeisers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen
opkomen als tegen de beschikking waarbij een faillietverklaring wordt geweigerd (art. 18 en art.
9).
3.16.3 Omzetng faillissement in schuldsanering
Art. 15b voorziet in de mogelijkheid van opheffing van een faillissement onder het gelijktijdig van
toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling. De gedachte hierachter is wederom de
toepassing van de schuldsaneringsregeling bij natuurlijke personen te bevorderen. De
gefailleerde kan een verzoek doen tot omzetting van zijn faillissement in schuldsanering indien:
1. Redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat hij wegens hem toe te rekenen
omstandigheden binnen de termijn van 14 dagen (art. 3 lid 1) geen verzoekschrift tot het van
toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend, of
2. Indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte,
3. In beide gevallen: totdat de verificatievergadering is gehouden, of totdat de rechter-
commissaris de beschikking tot vereenvoudigde afwikkeling (art. 137a lid 1) heeft gegeven
(art. 15b lid 1).
Art. 15b lid 3 beperkt de mogelijkheden tot omzetting nader. De omzetting kan niet worden
gevraagd indien het faillissement is uitgesproken:
a. Terwijl de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldeisers van toepassing was, of
b. Door beëindiging van de schuldsaneringsregeling, of
c. Bij het vonnis waarbij de ontbinding van een akkoord is uitgesproken.
Hoofdstuk 4 De gevolgen van de faillietvepklaping, deel 1
Auteur: RamonavW 8
,4.1 Het matepiële faillissementspeoht
Een volmacht eindigt door het faillissement van de volmachtgever (art. 3:72 lid 1 sub a BW) en
door het faillissement van de gevolmachtigde, tenzij anders is bepaald (art. 3:72 lid 1 sub b BW).
Lastgeving eindigt door het faillissement van de lastgever of het faillissement van de lasthebber
(art. 7:422 lid 1 sub a en lid 1 sub b BW).
4.2 Wat het faillissement omvat
4.2.1 Het vermogen
De hoofdregel staat in art. 20: het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar
ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft. Deze
hoofdregel sluit aan bij art. 3:276 BW, dat bepaalt dat elke schuldenaar met zijn gehele
vermogen instaat voor al zijn schulden. In het faillissement vallen dus alle goederen die te gelde
kunnen worden gemaakt. Dit zijn niet alleen de goederen die waarde hebben in het economisch
verkeer of waarop een individuele schuldeiser zich buiten faillissement kan verhalen, maar ook
andere goederen die door de curator kunnen worden verkocht. Gezien de strekking van art. 20
moet het vermogen in de meest ruime zin worden opgevat.
4.2.3 Echtgenoten en geregistreerde partners
Art. 22 bepaalt dat onder ‘gefailleerde’ in art. 21 mede begrepen wordt de echtgenoot of
geregistreerd partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk
als partner geregistreerde. Volgens art. 63 wordt het faillissement van een dergelijke echtgenoot
of partner behandeld als het faillissement van de gemeenschap.
4.2.5 Uitgezonderd vermogen
Op de hoofdregel dat het faillissement het gehele vermogen omvat en wat de gefailleerde
verwerft, zijn enkele wettelijke uitzonderingen. De belangrijkste staan in art. 21 en 22a:
1. Goederen waarop geen beslag kan worden gelegd.
De goederen waarop op grond van art. 447 onder 1-3 Rv en art. 448 lid 1 Rv geen beslag
kan worden gelegd. Dit zijn – kort gezegd – bed, beddengoed, kleren, gereedschappen,
voedselvoorraden, de boeken en werktuigen. Voorts het auteursrecht, voor zover niet
vatbaar voor beslag (art. 21 onder a).
2. Loon e.d.
Het vrij te laten bedrag (art. 21 onder 2).
3. Gelden onderhoudsplicht
De gelden die aan de gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke
onderhoudsplicht (art. 21 onder 3)
4. Opbrengst vruchtgenot
Een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in art. 1:253l
lid 1 en 2 BW bedoelde vruchtgenot ter bestrijding van de in art. 1:253l lid 3 MW vermelde
lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind (art. 21 onder 4).
5. Geconsigneerde gelden
Bedragen die krachtens art. 642c Rv in verband van beperkte scheepsaansprakelijkheid in
gerechtelijke consignatie zijn gestort (art. 21 onder 5). De gelden die op andere gronden in
consignatie zijn gestort behoren derhalve wel tot het vermogen.
6. Goederen onder bewind
De onder bewind staande goederen, waarvoor zich geen schuldeiser ter verificatie en
uitwinning heeft aangemeld op grond van art. 60a lid 3. De nettovruchten van deze goederen
vallen in het faillissement (art. 21 onder 6).
7. Lijfrente- en bankspaarrekeningen
Een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een
lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in art. 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet
inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het
Auteur: RamonavW 9
, belastbare inkomen uit werk en inkomen (art. 21 onder 7). Bankspaarrekeningen vallen op
grond van art. 21 onder 7 ook buiten de boedel.
8. Het Hof Arnhem-Leeuwarden overwoog in het arrest van 9 augustus 2016, dat een
schoolgebouw niettegenstaande art. 20 als gevolg van de eigendomsverkrijging door de
gemeente op grond van art. 110 lid 4 Wet op het primair onderwijs aan de boedel wordt
onttrokken.
9. Gereserveerde uitdelingen
Gereserveerde uitdelingen of baten uit een vroeger faillissement, waarvan de rechtbank op
grond van art. 194 vereffening en verdeling heeft bevolen.
10. Recht van gebruik en bewoning
De rechten van gebruik en bewoning (art. 3:226 lid 4 BW). Dat kan overigens anders zijn,
indien de zak tenietgaat.
11. Hoogstpersoonlijke rechten
Rechten, die zo persoonlijk zijn, dat deze niet te gelde kunnen worden gemaakt. Deze
hoogstpersoonlijke rechten zijn in de jurisprudentie ontwikkeld.
4.2.6 Levensverzekering en pensioen
Voor levensverzekeringen geldt een speciaal regime. Bij deze verzekeringen vallen buiten de
boedel:
a. Het recht op het doen afkopen van de verzekering voor zover de begunstigde of de
verzekeringsnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
b. Het recht op de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de
boedel en de begunstigde of de verzekeringsnemer daardoor niet onredelijk benadeeld
wordt;
c. Het recht om de verzekering te belenen (art. 22a).
De curator heeft toestemming nodig van de rechter-commissaris voor het afkopen of wijzigen
van de begunstiging. De rechter-commissaris bepaalt daartoe of er sprake is van onredelijke
benadeling, en zo ja, tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend (art. 22a lid 2).
4.3 Handelings(on)bevoegdheid van de gefailleepde
4.3.1 Verlies van beheer en beschikking met betrekking tot de boedel
Na de faillietverklaring blijft de gefailleerde handelingsbevoegd. Zijn handelingen kunnen echter
geen invloed meer hebben op het vermogen waarop het faillissementsbeslag rust. Art. 23 drukt
dit aldus uit, dat de schuldenaar door de faillietverklaring van rechtswege de beschikking en het
beheer verliest over zijn tot het faillissement behorende vermogen, zulks te rekenen van de dag
waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen. Kortom: op de
faillissementsdatum gaat om 0.00 uur de beschikkingsbevoegdheid met betrekking tot de boedel
over van de gefailleerde naar de curator.
4.3.2 Werking jegens derden
De wet hanteert als hoofdregel dat het faillissement met ingang van de dag waarop het wordt
uitgesproken tegenover derden werkt. Dat geldt ook voor derden te goeder trouw, die onbekend
met het faillissement met de gefailleerde hebben gehandeld, ook al geschiedde deze handeling
voor de publicatie van het faillissement op grond van art. 14 lid 3. Op deze hoofdregel bestaan
twee uitzonderingen:
a. De boedel is aansprakelijk voor verbintenissen van de schuldenaar, voor zover de boedel
daardoor is gebaat (art. 24);
b. Derden die onbekend met het faillissement na de faillissementsdatum een schuld ontstaan
voor de faillissementsdatum aan de gefailleerde voldoen worden beschermd (art. 52).
Auteur: RamonavW 10