100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Complete samenvatting hoorcolleges Economie van de Publieke Sector €5,99
In winkelwagen

College aantekeningen

Complete samenvatting hoorcolleges Economie van de Publieke Sector

 93 keer bekeken  6 keer verkocht

Dit is een volledige samenvatting van de 14 hoorcolleges van Economie van de Publieke Sector () aan Universiteit Leiden door Prof. dr. Caminada. Hierin is alle uitleg van de docent opgenomen. Echter, de docent kon (i.v.m. de tijd) niet bij alle slides toelichting geven. Waar zijn toelichting ontbra...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 79  pagina's

  • 2 januari 2019
  • 79
  • 2018/2019
  • College aantekeningen
  • Prof. dr. koen caminada
  • 1 t/m 14
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alles voor dit studieboek (3)
Alle documenten voor dit vak (10)
avatar-seller
lhh
Economie van de publieke sector

Week 1
College 1.1: public sector in an open economy and economic arguments for public intervention
Dit vak gaat over de invloed van publieke financiën op de economie en andersom (bijv. sociale uitkeringen
wanneer er een economische crisis is).

Economie = de wetenschap van schaarste. Onze behoeften zijn onbeperkt, maar onze middelen/mogelijkheden
zijn beperkt. We moeten kiezen.
De overheid kan ervoor kiezen om in (anders falende) economieën in te grijpen.  VB. bij het collegegeld.
Anders zouden heel weinig mensen uni kunnen volgen; bank zou niet lenen, want human capital als onderpand is
risicovol.

Hoofdstuk 1: introductie
Public finance: het veld van economie dat de overheidsbelastingen en bestedingsbeleid analyseert. Zo’n beetje
de helft van de economie loopt via publieke financiën. Overheidsuitgaven moeten gefinancierd worden door
middel van belastingen.
Public sector economics: hetzelfde
Public economics: hetzelfde
 Wat is geen deel van publieke financiën?

Publieke financiën & ideologie:
1. Organic view: de maatschappij is een natuurlijk organisme. Elk individu is deel van dit organisme & de
overheid kan gezien worden als zijn hart. Het individu is alleen significant als onderdeel van de
samenleving  de maatschappij staat boven het individu. De doelen van de maatschappij worden
gesteld door de staat. De staat probeert de maatschappij richting realisatie te sturen. Sommige doelen
zouden ‘natuurlijk’ zijn voor een maatschappij; maar dan is de vraag wat precies ‘natuurlijk’ is.
2. Mechanistic view: de staat is bedacht door individuen om hun individuele doelen beter te kunnen
bereiken. Het individu en niet de groep staat centraal. De overheid bestaat dus alleen ‘for the good’ van
de mensen, maar dan is de vraag wat ‘good’ is & hoe de overheid ‘the good’ moet begunstigen. Bestaan
grote verschillen in meningen hierover.

The legal framework (= het wettelijke kader):
- Federale overheid: de constitutie legt geen beperkingen op wat betreft de uitgaven van de overheid.
Deze kosten worden gefinancierd uit ‘federal taxing powers’ (= federale macht om belasting te heffen).
Aan deze taxing powers zitten wel beperkingen.
- Staatoverheden
 Federale constitutionele voorzieningen: de constitutie geeft de staatoverheden grote autonomie in
belasting heffen en spenderen. Haar economische activiteit wordt wel beperkt; hebben bijv. geen
autonomie wat betreft import en export.
 De Staatconstituties: staten kunnen zichzelf uitgave- en belastingbeperkingen opleggen in hun
eigen constituties.
- Lokale overheden
 Ontlenen macht om belasting te heffen en te spenderen van de Staten.
 Fiscale onafhankelijkheid van lokale overheden; lokale overheden hebben vrij veel politieke macht
en voeren niet alleen maar de wensen van de staat- en federale overheden uit.

Wat is de overheid? Dat zijn wij. Eens in de zoveel tijd bepalen wij wat wij overgeven aan de overheid. BSK is
geneigd om overheid als een actor te zien, die eigen doelen nastreeft. Maar hebben het onszelf in vele gevallen
zelf aangedaan & hebben bij de verkiezingen ook de mogelijkheid om het om te gooien.
Tweede deel deze vraag: op welk niveau kijk je? Amerikaans boek: de federatie & de staten. Hebben we
natuurlijk in NL ook, niveaus. Er is pas een overheid als er een power to tax is. Er moet een wettelijke basis zijn
om geld van mensen af te nemen.

,Hoe groot is de overheid? 40/50% v/d nationale economie. Maar hoe meet je dit? Meerdere methoden.
1. Hoeveel ambtenaren zijn er in een land/regio?
2. Gebruikelijker: wat zijn nu alle bruto uitgaven die via overheidsbeleid lopen t.o.v. de nationale economie
(in %). Dit is niet de totale invloed van de overheid, deze is groter. VB. overheid vindt dat CO2 naar
beneden moet. Dan hebben ze een aantal instrumenten. Sommige daarvan hebben een effect op de
collectieve uitgaven, anderen niet. Subsidies op schone auto’s bijvoorbeeld wel. Maar regulering niet; wij
verplichten op fabrikanten een katalysator te laten inbouwen  geen collectieve uitgaven, maar wel
overheidsuitgaven. In de manier van ingrijpen zitten tussen landen grote verschillen; een meer
regulering, ander meer financieel beleid.
 Hoe heeft de bemoeienis zich ontwikkelt over de tijd (schema slides) van 1970 – nu? Als je 1970 met
2011 vergelijkt, dan zie je factor 17. 17 x meer dollars uitgegeven. Maar er zijn natuurlijk ook
prijsstijgingen geweest, daar moet je voor corrigeren.  dan wordt het factor 4. Maar nog niet goed: de
bevolking in Amerika is toegenomen, meer mensen is bijv. ook meer mensen om voor te zorgen. Er
wordt gecorrigeerd per hoofd v/d bevolking.  factor 3. Maar die mensen kunnen door technologische
veranderingen & gestegen inkomens meer verdienen. Dan is de vraag hoeveel de overheidsuitgaven
zijn toegenomen in relatie tot de inkomens van mensen. Dan zie je dat de invloed van de overheid is
gaan dalen. Tussen 2000 & 2011 ziet men wel een stijging; crisis  stimuleringsbeleid.
 Landen verschillen in hun preferenties wat ze via overheidsbeleid laten lopen. Je ziet in de tijd ook
mutaties; dat heeft met electorale veranderingen te maken. Bijv. in Nederland gaan we nu de
belastingen verlagen. Door electorale veranderingen zijn onze preferenties veranderd. Maar! Als je
landen vergelijkt, krijg je te maken met institutionele factoren die vergelijking lastig maken. Alle landen
kennen iets als een AOW. Dan kun je ook berekenen hoeveel % v/d nationale eco hieraan opgaat. Maar
in Duitsland wordt deze uitkering netto gegeven, in Nederland in eerste geval bruto, daarna vindt
belastingheffing plaats.  het lijkt in Nederland dus in eerste instantie veel meer geld, maar moet nog
gecorrigeerd worden voor belasting. Daarnaast: in Nederland ook privaat aanvullend pensioen, loopt via
de bedrijven. Dat is in andere landen niet zo, loopt allemaal publiek.
VS komt er bijv. uit als grote publieke sector: hun hele health care is privaat gefinancierd. Dat maakt
voor de mensen natuurlijk niet uit, dus dat is hier gecorrigeerd. In NL moet je belasting betalen om de
zorg te laten draaien  collectief georganiseerd. USA: veel healthcare is privaat, maar voelt verplicht,
want als je ziek bent wil je geholpen worden  dus toch min of meer verplicht/collectief. Per saldo geeft
men misschien even veel uit aan healthcare.

Types overheidsuitgaven:
1. Aanschaf van goederen en diensten
2. Verplaatsen van inkomen: nemen geld van bepaalde individuen/organisaties en geven het aan anderen.
3. Rentebetalingen aan gelduitleners.

Budget documenten:
- Unified budget: het document dat al het inkomen en alle uitgaven van de federale overheid bevat.
- Regulatory budget: een jaarlijks statement van de kosten die de overheid aan de economie oplegt door
hun regulering. Dit is er nu niet in Amerika. Kan lastig te realiseren zijn. VB. het is lastig om in te
schatten wat de impact is van veiligheidsprocedures in de werkplaats (die door de overheid zijn
opgelegd) op de productiekosten.

Entitlement programs: programma’s waarbij haar uitgaven worden bepaald door het aantal mensen dat in
aanmerking komt – er is geen vast budget. Voor bijv. Social Security zijn er regels die bepalen wie er in
aanmerking komt voor de voordelen.

Tax expenditures = een verlies aan belastinginkomsten – omdat ze zijn verwijderd van de belastinggrondslag
(iets wordt niet meer belast) of omdat er een andere, geprefereerde manier is (minder belasting aan producent
i.p.v. aanschaf wapen). VB. De overheid wil een nieuw wapen dat 10 miljoen kost. 2 opties:
1. Ze kopen het wapen voor 10 miljoen
2. Ze verlagen de belasting voor de wapenproducent met 10 miljoen.
 Zelfde effect, maar anders in de boekhouding.

,We gebruiken een internationaal veel gebruikt boek, dat eens in de 3 jaar wordt vernieuwd. Maar ook
institutionele vertraging; veel cijfers komen met vertraging beschikbaar. In Leiden hebben we een database met
alle inkomensgegevens van Nederlanders. Grotendeels gebaseerd op gegevens Belastingdienst en DUO. Zijn ze
dus afhankelijk van. Bij de Belastingdienst vindt er al een vertraging van 1 à 2 jaar plaats.

Waar geeft een overheid (op het nationale niveau) geld aan uit?
- Er wordt over het algemeen meer uitgegeven dan dat er binnenkomt.  begrotingstekort.
- Defensie  in USA veel meer dan in Europa.
- Health care.
- Sociale zekerheid in ruime zin  geen eigen inkomen of een inkomen dat te laag is.
- Social security = pensioen.

Wat krijgt men binnen?
- Inkomstenbelasting
- Sociale insurance
- Belastingen voor bedrijven.

Op lokaal niveau zijn de grootste uitgaven op lokaal niveau onderwijs en public welfare (= de bijstand). Wordt in
Amerika lokaal geregeld, beter in staat om via maatwerk burgers te helpen. Dit gaat in Nederland ook zo; je krijgt
niet 100% v/h bijstandsgeld maar 90%, dus je moet aan het werk. Als het goed gaat, mag je wat je overhoudt
hebben  prikkel om mensen aan het werk te krijgen.
Lokale belastingen hebben in Nederland (bijna) geen belastingbevoegdheden, dat is in Amerika anders.

Over de tijd zijn de preferenties van de Amerikaanse overheid veranderd:
- In de jaren 60: de schatkist wordt gevuld via inkomstenbelasting. En onder de internationale competitie
kunnen staten steeds minder hun schatkist vullen via vennootschapsbelasting. Ze willen telkens onder
mekaar gaan zitten; telkens minder belasting heffen. In de loop der tijd vinden we het belangrijker
gevonden dat mensen met geen/weinig inkomen, worden aangevuld  inkomensherverdeling. Wat is
daar dan anders?
 Vergrijzing
 Andere visie met elkaar over inkomensbescherming. In jaren 60 = minimum, nu vinden we het
normaal dat als mensen een tijd gewerkt hebben, dat ze in eerste instantie 70% v/h laatste loon
krijgen. Luxewens is veranderd.

In Nederland:
- Binnen een land kunnen de preferenties veranderen.
- Wordt naar een saldo gegeven van inkomens en uitgaven. Dus tekort/overschot.
- Zien dat we bijna altijd meer uitgeven dan binnenkrijgen (2000 uitzondering).
- Lijkt erop dat we nu weer een klein overschot hebben.
- Wat is een tekort? Op het moment dat je van week op week iets tekort hebt, dan heb je een tekort. Dan
ga je lenen, dan loopt je schuld op. Dus alle tekorten van alle jaren samen bestaan samen uit een
schuld. Tenzij er wordt afgelost. Vooral in jaren 70 grote schuld (overshooting welfare state).
- Nederland kan dit niet meer helemaal zelf bepalen: EU!  We hebben afgesproken om
overheidsfinanciën op orde te houden. We mogen geen financieringstekort hebben onder de 3% (maar
moet in beginsel 0 zijn) & staatsschuld mag niet groter zijn dan 60% van de nationale economie. Doel is
dat andere landen er geen last van hebben. Idee hierachter is dat je bij economische tegenslagen ook
wat kunt hebben.
- Begrotingstekort = financiëringstekort = EMU-tekort.



Hoofdstuk 2: de rol van theorie

, Wanneer is overheidsbeleid goed/slecht? Zijn vaak verschillende criteria voor. Deze cursus tracht hier een
objectief framework voor te geven.
! In eco veel gebruik van modellen (= vereenvoudigde weergaven van de werkelijkheid).
Is flat taks in NL in 2025 een goed idee?  wat doet dat met de werkgelegenheid? Kun je nu op voorhand
zeggen dat een lastenverlichting/verzwaring of het goed of slecht is voor de economie? Nee.
Bijv. lastenverhoging:
1. Als ik dezelfde koopkracht wil behouden, moet ik meer gaan werken.
2. Als de overheid me zwaarder gaat belasten, dan wordt mijn alternatief (vrije tijd) aantrekkelijker. Want
werken wordt minder waard. In ga minder werken.
 Twee mogelijke reacties die verschillen per individu.
 Substitutie-effect: de neiging van een individu om meer van goed A te consumeren en minder van
goed B, omdat goed A relatief goedkoper is geworden ten opzichte van goed B.
 Inkomenseffect: door een prijsdaling ervaart de consument een reële inkomensverbetering, en dat
hierdoor de gevraagde hoeveelheid verandert (wordt meer). Wanneer er een prijsstijging
plaatsvindt, wordt het inkomen relatief minder. Hierdoor neemt de gevraagde hoeveelheid af.
o Dit is het geval bij normale goederen: goederen waarbij de vraag toeneemt als het
inkomen toeneemt & de vraag afneemt als het inkomen afneemt.

Je kunt achteraf empirisch toetsen wat er is uitgekomen. Dit kun je presenteren met een model.
 Oppassen bij empirisch toetsen: er is een berucht verschil tussen correlatie en een causaal/oorzakelijk
verband. VB. verlagen BSA. Van Engelshoven: heel veel stress, zal wel door BSA komen. Denkt hier
een correlatie gevonden te hebben. docent niet mee eens: pas als blijkt dat er een causaal verband is
tussen hoger BSA en stress, dan moet je er beleid op gaan voeren. Je kunt ontzettend veel correlaties
vinden, die in de beleidssfeer dramatisch kunnen uitpakken.
 Causaliteit:
o X moet voorafgaan aan Y
o X en Y moeten correleren (correlatie is dus een onderdeel van causatie)
o Andere mogelijke verklaringen moeten geëlimineerd zijn.
 Nog een probleem bij BSK: in tegenstelling tot bij geneeskunde is er heel moeilijk een controlegroep en
experimentgroep te verdelen.  bijv. iedereen die in Amsterdam woont, krijgt geen bijstand meer maar
een basisinkomen. In Rotterdam krijgt men niks meer, gaan dood van de honger. Niet mogelijk; je mag
niet discrimineren & er loopt vaak nog veel meer beleid dat effect heeft op je experiment. De
mogelijkheid van een controlegroep is er bijna niet.
 Nog een probleem bij BSK: stel dat je cijfermateriaal hebt gevonden. Je vindt iets tussen salarissen en
het aantal mensen dat werkt. Er lijkt een positieve correlatie te zijn, als de lonen stijgen dan zullen er
meer mensen zich aanbieden voor arbeid. Dan gaan we proberen er een lijn doorheen te trekken die het
beste fit. Dit meld je aan de minister. De vraag is: vinden we dit verband steeds opnieuw?
Het cijfermateriaal dat je vindt, zegt vaak net niet dat wat je wilt weten. In deze cijfers in bijvoorbeeld het
zelfstandigenloon niet meegenomen.
 Ethische issues bij het uitvoeren van experimenteel onderzoek. bijv. nu: waren zetten we jonge vrouwen
met kinderen in de bijstand, terwijl ze dat verliezen als ze een paar uurtjes werken. Dan geeft dat geen
prikkel om te werken, krijgen minder werk. Wil men verandering in brengen. In 4 steden in NL:
bijstandontvangers mogen naast hun bijstand een beetje bijverdienen. We gaan dan discrimineren
tussen twee groepen mensen in de bijstand. Je komt ook veel privacyinfo tegen; waar gaan de kids
heen als de moeder werkt?  aan het vangen van deze info zitten haken en ogen.

Experimentele studies:
- Biased estimates: een schatting die de ware causale impact vermengt met de impact van andere
factoren. VB. Ijsjes  Verdrinkingen. Derde, vergeten impact, is zwemweer.
- Counterfactual: wat er gebeurd zou zijn met de experimentgroep als zij niet behandeld waren.
- Experimentele/randomized study: subjecten worden random ingedeeld in de controle- of
experimentgroep. Het doel is om twee ongeveer dezelfde groepen te krijgen qua samenstelling. De
finalestap is het vergelijken van de controle- en experimentgroep.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lhh. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53022 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  6x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd