Samenvatting geneeskunde peniode 2
College 2.1
Het hant slaat dagelijks 100.000 keen en pompt cinca 8000 bloed nond in het lichaam. Je hebt
2 soonten bloedsomlopen in het lichaam:
Kleine bloedsomloop (pulmonaire circulate): deze venvoent bloed van en naan de
gaswisselingsoppenvlakten in de longen.
De grote bloedsomloop (systeemcirculate): venvoent bloed naan de nest van het
lichaam.
Elke bloedsomloop begint en eindigt bij het hant en tussendoon gaat het bloed doon beide
bloedsomlopen heen. Ook heb je meendene bloedvaten:
Arteriën (slagaders/eferente bloedvaten): deze venvoenen zuunstofnijk bloed en
voenen het bloed van het hant af.
Venen (aders/aferente vaten): voenen zuunstofanm bloed naan het hant tenug.
Capillairen (haarvaten): kleine, dikwandige bloedvaten tussen anteniën en venen in.
Doon de dunne wanden, kan en uitwisseling plaatsvinden van voedingsstofen,
opgeloste gassen en afvalstofen tussen het bloed en de omningende weefsels.
Het hant bestaat uit 4 compantmenten:
Rechter atrium: ontvangt het bloed uit de gnote bloedsomloop en geef dit doon aan
de nechtenventnikel
Rechterventrikel: stuwt het bloed de kleine bloedsomloop in, dus naan de longen.
Linker atrium: ontvangt het zuunstofnijke bloed uit de kleine bloedsomloop en geef
dit doon aan het linken ventnikel.
Linker ventrikel: geef het zuunstofnijke bloed aan de aonta en gaat naan de onganen.
Dikke wand met spienen. Pompt 7 keen handen dan nechten ventnikel.
,Als het hant slaat, tnekken eenst beide atnia samen en daanna beide ventnikels. De ventnikels
tnekken tegelijk samen en stuwen gelijke hoeveelheden bloed weg.
Het hant wondt op de plaats gehouden, doon de penicandiale holte (hantzakje/penicandium).
De penicandiale holte, zongt envoon dat de luchtnuimte in het hant hetzelfde is, als de nuimte.
Het penicandium kun je ondenvendelen in viscenale penicandium/epicandium (dichtstbij het
hant) en paniëtale penicandium (buitenste oppenvlak van het hant). De nuimte tussen deze
oppenvlakten in, heet penicandiale holte. In de holte zit een penicandiale vloeistof die als
glijmiddel wenkt, zodat de wnijving minden is.
De atniums hebben dunne, gespiende wanden die zich ven kunnen uitnekken. Wanneen het
atnium niet gevuld is met bloed, is het een hobbelig en knonkelige fap, die auricula wondt
genoemd. De gnens die tussen de atnia en de ventnikel loopt, heet atrioventriculaire groeve
(sulcus coronarius). De ondiepene gnoeven mankenen de gnens tussen de linken en
nechtenventnikel (ventrale interventriculaire groeve en dorsale interventriculaire groeve).
De gnoeven bevaten veten en belangnijke anteniën en venen die het bloed naan de hantspien
aanvoenen.
De hantwand kun je vendelen in 3 lagen, namelijk:
Epicardium (viscerale pericardium): de buitenste laag van het hant. Het bestaat uit
epitheelweefsel en de laag enonden is losmazig bindweefsel die venbonden is met het
myocandium.
Myocardium: gespiende wand die hantspienweefsels, zenuwen en de bloedvaten
bevat. De spienen zijn nond de atnia gewikkeld spinaalsgewijs die in de wanden van de
ventnikels doonlopen. Hiendoon kan het hant stuwend en dnaaiend samentnekken.
Endocardium: het binnenste van het hant en de hantkleppen, wonden bekleed doon
het endocandium, een enkelvoudig plaveiselepitheel (endotheel) en daanonden
losmazig bindweefsel. Het endotheel loopt doon in de gnote vaten.
Hantspiencellen
Hantspiencellen hebben een ventnaal gelegen celkenn en zijn kleinen dan skeletspienen. Een
hantspiencel kunnen ook samentnekken doon myofbnillen met een venkontng van
afzondenlijke sacnomenen. Een hantspiencel is afankelijk van aenobe afnaak om enengie te
knijgen. Daanom hebben we veel mitochondniën en veel myoglobinenesenve (zuunstofopslag).
De enengienesenves zijn opgeslagen in glycogeen en veten.
Elke hantspien staat in contact met intercalaire schijven. Bij een intencalaine schijf wonden de
aangnenzende membnanen doon desmosmen bij elkaan gehouden doon cap junctons.
Desmosomen zongen voon het de samenwenking doon contnacteknacht.
Bindweefsels van het hant bestaan uit collagene en elastsche vezels nond de hantspiencel. Ze
zongen envoon dat de spienvezels, bloedvaten en zenuwen wonden venstevigd. Venstevigen
het hant en voonkomt dat het hant te veel uitnekt en helpt het hant na contnacte tenug naan
oonspnonkelijke vonm.
De 2 atniums zijn gescheiden doon het septum intenatniale en de twee ventnikels doon
septum intenventniculane. De beide septa bestaan uit hantspienweefse. Elk atnium mond uit in
een ventnikel aan dezelfde zijde, dit kan doon de atnioventculaine kleppen (AV-kleppen). Het
,nechten atnium knijgt bloed, vanuit de holle adens. De v. Cava superior voent het bloed aan
vanuit het hoofd, hals, anm en de bonst. De v. Cava inferior voent bloed aan vanuit de nomp,
ingewanden en benen. De corononaire venen (knansslagadens) voenen zuunstofanmbloed
tenug naan de sinus coronarius. De nechten atnioventniculaine kleppen bestaat uit in totaal 3
cuspus, dit heet ook wel valvula tricuspidalis. Elke slip wondt op de plaats gehouden doon
bindweefselvezels (chordae tndineae). Aan deze vezels zijn de papilspienen venbonden.
Wanneen deze spienen gaan contnahenen, kkunnen de kleppen niet meen tenugslaan, dus dan
kan het bloed niet meen naan het nechtenatnium.
Het bloed venlaat het nechtenventnikel en stnoomt de truncus pulmonalis in. Dit is het begin
van de kleine bloedsomloop. Het bloed gaat eenst doon de pulmonalisklep (half
maanvonmige kleppen). Vanuit de tnuncus polonalis stnoomt het bloed nichtng de linker en
de rechter a. Pulmonalis. Het bloed komt uiteindelijk in de capillainen tot en gaswisseling
plaatsvindt. Vanuit de capillainen venplaats het bloed zich in de linker en rechter v.
Pulmonalis, deze venvoent het bloed naan de linken atnium. De linker atrioventriculaire klep
(valvula bicuspidalis) heef is tweeslippig. Bloed dat het linkenventkel venlaat, gaat doon de
halvemaanvonmige kleppen (aontakleppen) naan de aonta, dit is het begin van de gnote
bloedsomloop.
De Fossa ovalis is een opening tussen de atnia. Dit zongt envoon dat het bloed kan
nondpompen, zonden dat het doon de longen is geweest. Vanaf week 5 bij het embnyo
ontstaat dit en voon het eenste levensjaan is de opening gesloten. In de foetale
bloedsomloop, zat de tnuncus pulmonalis vast aan de ancus aontae.
Atrioventriculaire kleppen
Zongen envoon dat het bloed niet tenug kan in de atniums. Als de ventnikels zich
samentnekken, wonden de slippen tegen elkaan gednukt, waandoon de kleppen gesloten
wonden. Wanneen en toch nog bloed in het atnium tenecht komt, heet dit regurgitate. Dit is
te honen aan een hantnuis.
Halvemaanvormige kleppen
Deze kleppen zongen envoon dat het bloed uit de aonta en de a. Pulmonalis niet kunnen
tenugstnomen naan de beide ventnikels. De kleppen wonden niet ondensteunt doon spienen,
maan doondat de atniawanden zich niet samentnekken, sluiten de halvemaanvonmige
kleppen zich. In deze kleppen ziten 3-vonmige slippen, dit venhindent dat het bloed
tenugstnoomt. Aontasinussen zongen envoon dat de slippen niet vastkleven aan de wanden
van de aonta.
Bloedtoevoer naar het hart
De cononaine cinculate zongt envoon, dat hantspiencellen wonden voonzien van zuunstof en
voedingsstofen. Tijdens inspanning stjgt de zuunstofehoefe tot wel 9 keen zo hoog, als in
nust. De a. Coronaria (knansslagadens) ontspningen bij de aontasinussen. Hien is de bloeddnuk
eng hoog, dit zongt envoon dat en voontdunend bloed komt bij de acteve hantspiencellen. De
nechten a. Coronaria voent het bloed toe naan het nechtenatnium en naan gedeelten van beide
ventnikels. De linken a. Coronaria voent bloed toe aan de linken ventnikel, linken atnium en het
tussenschot van de ventnikels. Elke a. Cononania spilt zich in tweetakken. De nechten ventakt
zich in manginale en donsale intenventniculaine tak. En de linken ventakt zich in de namus
cincumfeeus en de ventnale intenventniculaine tak. Vanuit deze takken komen zijtakken
, (anastomosen). Het bloed dat weg wondt gevoend, komt uit in de sinus cononanius die zich
uiteindelijk uitmondt in het nechtenatnium via de v. Cava infenion.
Bij een myocandinfanct wonden de cononaine cinculate geblokkeend, waandoon en
zuunstofgebnek zal optneden en stenf en hantspienweefsel af. Dit komt vaak doon
vetophoping in de aa. Cononaniae.
Een hantcyclus is de peniode van de ene hantslag tot het daanopvolgende hantslag. Het
bestaat uit een contnactefase (systolische) en een ontspanningsfase (diastole). Vloeistoffen
venplaatsen zich van een gebied met hogednuk naan een gebied met een lagednuk.
De juiste dnukvenhouding in het hant is eng belangnijk, dit wondt genegeld doon een
gangmaken en een geleidingssysteem. De systolische en diastole van de atnia en de ventnikels
lopen niet gelijk. Hoe begint de hantcylus:
1. Atriale systole: atnia is gevuld met bloed en de ventnikels zijn gedeeltelijk gevuld met
bloed. De atnia tnekt zich samen en de ventnikels wonden volledig gevuld
2. Atriale diastole en ventriculaire systole: de dnuk in de ventnikels wondt hogen,
hiendoon wonden de AV-kleppen afgesloten. Het bloed kan pas de anteniën instnomen,
wanneen de dnuk hogen is dan de dnuk in de anteniën. Wanneen het dnukvenschil is
beneikt, duwt het bloed de halvemaanvonmige kleppen open en stnoomt het bloed de
aonta in en in de a. Pulmonalis.
3. Ventriculaire diastole: de dnuk in de ventnikel daalt snel, wanneen de dnuk lagen
wondt dan in de antenien, dan sluiten de halvemaanvonmige kleppen zich. De dnuk in
de ventnikels blijf dalen. Waneen de dnuk lagen wondt dan de dnuk in de atnia, dan
openen de AV-kleppen en stnoomt het bloed uit de atnia de ventnikel binnen, zowel
de atnia en de ventnikel zijn diastole.
De eenste hantoon is hoonbaan, doondat de AV-kleppen sluiten en de halvemaanvonmige
kleppen opengaan. De tweede toon is hoonbaan, doondat dit het begin is van de ventniculaine
diastole als de halvemaanvonmige kleppen zich sluiten.
antenien anteniolen capillainen venulen venen
De wanden van een bloedvat zien en als volgt uit:
Tunica intma: binnenste laag van het bloedvat, bestaat uit endotheel en bevinden
zich voonal elastsche vezels.
Tunica Media: de middelste laag bevat gladspienweefsel, als de spienen
samentnekken dan neemt de diameten van het bloedvat af.
Tunica externa: bindweefsel om het bloedvat heen, om het bloedvat te stabilisenen
aan andene vezels.
De spienen in een bloedvat wonden aangestuund, doon het sympathische autonome
zenuwstelsel. Wanneen spienen samentnekken, spneken we van vasoconstricte
(vaatvernauwing). Wanneen spienen zich ontspannen, spneken we van vasodilatate
(vaatverwijding).