Samenvatting week 1 Inleiding
Opleiden tot scientist practitioner:
Goed gebruik maken van wetenschappelijke kennis in praktijk en wetenschappelijke kennis genereren
door onderzoek te doen. Snijvlak theorie en praktijk.
E. klinisch wetenschapper: puur theoretische interesse en wens te
publiceren.
D. Evidence bases practicus: laat handelen leiden door wetenschappelijke
kennis naar gelang de situatie hier naar vraagt.
C. Practicus onderzoeker: volgen methodologie onderzoekscyclus. Expliciteren en
toetsen van praktijkkennis. Anders dan B en D wil hij nieuwe kennis genereren
middels praktijkgestuurd onderzoek.
B. Reflectief practicus: systematisch reflecteren op handelen, intuïtieve kennis ter discussie.
Ook wel kritische practicus.
A. Intuïtief practicus: praktisch handelen voorop, gebaseerd op ervaring, intervisie en casuïstiek.
Om de rol van practicus-onderzoeker goed te kunnen vervullen, zal je als professional over bepaalde
benodigheden moeten beschikken, de 5B’s: belang, bereidheid, bekwaamheid, benutting en
beschikbaarheid.
Kwaliteit kennis is goed als:
- Wetenschappelijke cyclus wordt doorlopen.
Inductie: bottom up: praktijk naar wetenschap: theorieën door losse waarnemingen uit de
praktijk (van specifiek naar algemeen)
Ik tref 1 gelukkige Nederlandse jongere (observatie 1)
Ik tref er nog 1 (observatie 2)
En nog 1 (observatie 3)
De Nederlandse jeugd is gelukkig (conclusie/wetmatigheid)
Deductie: top down: wetenschap naar praktijk: toetsen met behulp van theorie (van
algemeen naar specifiek)
De Nederlandse jeugd is gelukkig
Ik woon in Nederland
Ik ben jong.
Conclusie: dan moet ik gelukkig zijn
- Transparant gepresenteerd, gecontroleerd door derden.
- Data moet op ethische wijze en met het oog op privacy worden verzameld.
De wetenschappelijke cyclus is een model dat vertaald is naar praktische
Modellen:
- Onderzoekscyclus/empirische cyclus (onderzoek)
- Regulatieve cyclus (diagnostiek)
- Theoretische cyclus (literatuur)
, Meer gericht op cultuur
Meer gericht op structuur
Meer gericht op cultuur: wat moeten we
hiermee?
Het is goed om het volgende te beseffen:
- Onderzoek verloopt volgens een onderzoekscyclus.
- Onderzoek vereist een persoon met kennis en kunde om dit proces goed te doorlopen.
- Onderzoek vereist een context die het onderzoek moet kunnen schagen en dragen.
Aan bovengenoemde basis zijn vijf benodigdheden te onderscheiden die de kans van slagen
optimaliseren, de 5b’s:
- Belang: voordeel
Een probleemoplossing, een gewenst doel, een sterkere positie, promotie, getuigschrift.
- Bereidheid: willen, open staan
Je wilt je werk beter doen, er worden eisen gesteld.
- Benutting: verandering
Een probleemoplossing, meer kennis, effectievere en efficiëntere werkwijze.
- Beschikbaarheid: hebben
Tijd en middelen om onderzoek uit te voeren, financiering.
- Bekwaamheid: kunnen
(Methodologische) kennis en vaardigheden van persoon en context bij opzet en
uitvoering.
Bij persoon (kennis en kunde) en context (waar onderzoek haalbaar is om uit te voeren):
- Cultuur: informele kant van de organisatie.
Waarden en normen.
- Structuur: informele kant van de onderzoeksorganisatie
Functies, verdeling van verantwoordelijkheden en macht, salarisschalen.
De onderzoekscyclus
Observatie – inductie – theorie – deductie – toetsing ‐ evaluatie
Volgens de wetenschappelijke cyclus komt wetenschappelijke kennis het best tot stand als er op de
eerste plaats getracht wordt om op basis van observaties middels inductie te komen tot
theorievorming. De cirkel is echter pas rond als theorie getoetst wordt. Een onderzoeker zal op basis
,van theorie een hypothese op stellen (deductie) om deze empirisch te toetsen. Evaluatie van de
uikomsten maakt de cirkel rond.
De conceptualiseringfase
- Probleem vormt begin- en eindpunt. Het doel is om met empirische gegevens hier antwoord
op te krijgen.
Probleem kan zijn:
Fundamenteel (theoretisch)
Toegepast applied (praktisch)
Mix
- Opstellen van een theoretisch kader. Literatuur over probleem lezen, andere onderzoeken
naslaan en gesprekken voeren om inzicht te krijgen in het probleem:
Wat is er al gedaan?
Wat speelt er?
Hoe te definiëren?
- Probleemstelling, doelstelling, vraagstelling.
- Conceptueel model maken: onderzoekselementen, variabelen, hypothesen. Hypothesen over
hoe bepaalde verschijnselen met elkaar samenhangen worden beschreven, in de
uitvoeringsfase worden deze getoetst in de praktijk.
De inrichtingsfase
- Design:
Experimenteel, correlationeel, beschrijvend
Between subjects (tussen groepen), within subjects (in één groep)
- Wie: over wie gaat mijn onderzoek?
- Wat: vormen van dataverzameling, betrouwbaarheid en validiteit (interview, observatie,
vragenlijst, test). Dus op zoek naar instrumentarium om het onderzoek feitelijk uit te voeren.
Hier speelt ook het indiceren en operationaliseren van de variabelen een rol.
- Hoe en wanneer informatie verzamelen en analyseren?
De uitvoeringsfase
- Dataverzameling: informeren, inlichten, plannen, reizen etc.
- Dataverwerking: prepareren, analyseren, formuleren.
- Rapporteren: mondeling, schriftelijk (titel, inleiding, methode, resultaten, discussie).
Klopt de informatie met de hypothesen? Verwachtingen over empirie zijn bevestigd.
Klopt de informatie niet met de hypothesen? Stel vast waarom niet.
Het kan zijn dat de onderzoeker een minder adequaat theoretisch kader heeft.
Het kan zijn dat de onderzoeker fouten heeft gemaakt in de onderzoeksopzet of de
uitvoering hiervan.
Waarom onderzoekscyclus volgen?
- Controleerbaar
Kwaliteit van het onderzoek is duidelijk en daarmee ook de mate waarin we de informatie
kunnen vertrouwen: het onderzoek is dus intern valide omdat het controleerbaar is volgens de
regels.
- Herhaalbaar
Onderzoekers kunnen checken of zij hetzelfde vinden: het onderzoek is dus extern valide
omdat de resultaten ook meer in het algemeen gelden.
Praktijkgestuurd onderzoek:
Heeft als doel een bijdrage te leveren aan bereiken van doelen in de context van een onderwijs- of
zorgorganisatie.
- Kwalitatief
Exploratief, cyclisch en veelomvattend
Open vraag
Onbekende kennis wordt opgedaan
Werkelijkheid doorgronden
Ontdekken
Weinig theoriegestuurd
, Betekenis verlenend
Subjectief
Data in woorden
Kleinschalig
Representatief qua inhoud
Cyclish
- Kwantitatief
Gesloten vraag
Hypothese toetsen
Gestuurd door praktische of theoretische kennis
Voorspellen
Sterk theoriegestuurd
Objectief
Grootschalig
Representatief qua onderzoeksgroep
Lineair