Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw
Hoofdstuk 1: Bouwstenen van basisontwikkeling
3 B’s
Betekenis volle activiteiten: deze hebben leerlingen nodig om tot ontwikkeling te komen
Bemiddelen: dit kan tijdens de betekenisvolle activiteit om te zoeken naar aanbod voor interesse en
betekenis van kinderen.
Brede ontwikkeling: basiskenmerken, persoonsontwikkeling en kennis en vaardigheden in
samenhang. Ontwikkeling is een samenhangend geheel. Het gaat om hoofd hart en hand.
1.1.1 Betekenisvolle activiteiten voor jonge kinderen
Kijk om je heen om te zien wat betekenisvol is voor jonge kinderen. Ze spelen overal graag. Ze spelen
om de ruimte te verkennen en in contact te komen met anderen. Ze zijn erg nieuwsgierig naar nieuwe
materialen en proberen graag alles uit.
Sociaal- culturele praktijken opbouwen vanuit betekenisvolle activiteiten
Twee- en driejarigen zijn vooral gericht op voorwerpen en spullen die ze tegenkomen in de wereld om
hen heen. Daarnaast doen ze ook veel dingen die grote mensen ook doen, dit herhalen ze vaak
(kleuters doen dit ook). Het hangt er vanaf wat er in de omgeving afspeelt, dit zijn activiteiten die deel
zijn van hun cultuur. Door spelen krijgen activiteiten een eigen betekenis. Naar de dierenarts gaan, op
visite en logeren zijn allemaal sociaal-culturele activiteiten.
1.1.2 Van betekenisvolle activiteiten onderwijs maken
Een activiteit wordt betekenisvol als kinderen er graag aan deelnemen en er bijzonder intens mee
bezig zijn. De interesse zorgt ervoor dat ze betrokken zijn en er van willen leren. Door bijvoorbeeld het
rollenspel hond verzorgen neemt niet alleen de kennis over honden toe, maar ook hun woordenschat
en sociale vaardigheden. Bij het verzorgen kan ook diepgang gecreëerd worden door vragen te
stellen. Betekenisvolle activiteiten zijn vaak verbonden aan sociaal-culturele praktijken (dingen uit het
dagelijks leven).
Kiezen voor spel
Spel is erg belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen en wordt gezien als een natuurlijke neiging
van kinderen om de wereld te verkennen en te zien hoe de wereld in elkaar zit (vrij spel). Spel wordt
gezien als een specifieke manier van activiteiten uitvoeren (van Oers, 2013b). hierbij in een vrijwillige
deelname binnen bepaalde grenzen, waarbij spanning en plezier wordt ervaren.
Er zijn vier type spelregels:
1. Sociale regels die aangeven hoe we met elkaar omgaan.
2. Technische regels die aangeven hoe je culturele objecten, zoals een klopper, moet
hanteren.
3. Conceptuele regels die verbanden leggen tussen verschijnselen of stukjes informatie, zoals
een recept helpt bij het maken van een goed beslag.
4. Strategische regels die aangeven hoe we gaan handelen, zoals plannen maken en
problemen oplossen.
In dit spel leren kinderen omgaan met ‘regels’ van volwassenen. Kinderen proberen in hun spel mee
te doen met de wereld van volwassenen. Een ander kenmerk van spel is dat de deelnemers er
intensief bij betrokken zijn en er helemaal in opgaan. Wanneer je veel uitleg of instructies geeft heeft
dit invloed op de mate van betrokkenheid van kinderen. De begrippen spel en spelen hebben niet
alleen betrekking op bewegingsspel of rollenspel. Voor jonge kinderen hebben alle activiteiten een
spelkarakter. Kinderen maken hun eigen versies van handelingen, waardoor ze de vaardigheden en
de motivatie verwerven.
1.1.3 Spel is de leidende activiteit in ontwikkeling
Volgens Vygotskij moeten we aansluiting zoeken bij de vaardigheden en interesses van het kind als
we de ontwikkeling willen ondersteunen. Kinderen hebben verschillende maar ook soortgelijke
interesses en een bepaalde voorkeur voor vorm van spel. Het mooie is dat deze aansluit bij hun
actuele handelingsmogelijkheden en interesses en tegelijk een belangrijke rol speelt in het totale
ontwikkelingsproces. Volgens de navolgers van Vygotskij zien we in de leeftijd van drie tot zeven jaar
een overgang van de wereld van objecten (manipuleren/experimenten) naar die van sociale rollen en
relaties (rollenspel).
,Manipulerend spel (voelen met handen)
(2-3 jaar) Het hanteren van voorwerpen is een aantrekkelijke manier om de tastbare wereld letterlijk in
de greep te krijgen. Het is een voorspel van een nieuwe activiteit, ze geven een voorwerp een
(andere) betekenis of rol en richten zich vooral op de volwassenrol. Kinderen zetten ook steeds meer
taal in bij hun spel en sturen hun eigen handelen. Als de voorwerpen een rol hebben gekregen gaat
het kind zich ook makkelijker verplaatsen in de rol van bijvoorbeeld moeder of dokter. Zo werkt het
manipulerend spel het rollenspel op.
Rollenspel en constructiespel
(onderbouw) Eerst spelen kinderen rolhandeling en daarna ook de gebeurtenissen en relaties tussen
mensen. Ze bouwen in gedachten een voorstelling op en spelen deze na. Kinderen spelen zo de
werkelijkheid na in eigen fantasie. Het spel wordt rijker als anderen in het spel meegaan en
aanvullende rollen spelen. Als een spel een dergelijk gemeenschappelijk verhaal heeft noemen we dat
thematisch rollenspel.
Bij constructiespel maken, ontwerpen of creëren de kinderen iets. Het kan om voorwerpen gaan uit de
werkelijkheid (huizen, hutten, etc.) of met ander materiaal een brandweerauto, winkel, etc , maken. Dit
constructiespel vervult vaak een functie in het rollenspel.
Bewuste leeractiviteit
Wanneer kinderen ouder worden spelen regels een belangrijkere rol in het spel. Taal, sociale kennis
en vaardigheden, wereldkennis, begripsvorming en denkprocessen worden relevanter. Er volgt een
overgang van het ‘doen alsof motief’ naar het ‘echt willen weten motief’. Kinderen hebben behoeften
om meer te kunnen en vooral ‘echt’ te handelen. Ze weten al precies hoe het er in de volwassen
wereld aan toe gaat. Hierdoor zijn kinderen beter in staat om activiteiten steeds meer volgens ‘de
regels’ uit te voeren.
1.2.1 Bemiddelen: waar praten we over?
Kinderen hebben volwassenen nodig om dingen te doen die ze alleen nog niet kunnen, de zone van
naaste ontwikkeling. Kinderen worden steeds zelfstandiger omdat iemand helpt of voordoet, zodat ze
het later zelf ook kunnen. Zo leren kinderen ook spelen. Het begint met het verkennen van materiaal,
een volwassene reageert hierop door mee te doen en de handeling uit te breiden, maar ook door te
vertellen waar de spullen voor zijn.
Bemiddelen tussen kind en cultuur
De ontwikkeling is geen natuurlijk of spontaan proces dat bij alle kinderen gelijk verloopt, spel dus ook
niet. Dit komt omdat de ontwikkeling verbonden is aan de omgeving waarin een kind opgroeit. Als het
goed is laten opvoeders hun kinderen meedoen aan allerlei activiteiten (zingen, aankleden,
huishouden, etc.). Zo imiteren jonge kinderen in feite de handelingen en activiteiten van volwassenen.
Kinderen leren in hun eigen omgeving wat ze nodig hebben om erbij te horen en mee te kunnen doen:
de spreektaak, sociale vaardigheden en de ‘regels’ of gewoonten die in deze situatie gelden.
Bemiddelen bij de overgangen in spel
Wanneer volwassenen geen tijd hebben en hun kinderen niet betrekken bij alledaagse activiteiten of
meespelen, zie je dat kinderen niet tot rollenspel komen en blijven hangen in manipuleren. Volgens
Vygotskij leren kinderen spelen doordat de volwassene zelf speelt en meespeelt, hierdoor breidt het
spel zich uit.
Bemiddelen door kinderen in een ‘gemeenschap’ te zetten
Pw’ers en leerkrachten zijn van onschatbare waarde. Ze moeten invloed aanwenden om alle
mogelijkheden waarover jonge kinderen al beschikken verder uit te breiden en te versterken. Daarbij
zijn niet alleen volwassen maar ook andere kinderen nodig. Jonge kinderen leren samen in een
rollenspel te spelen. In het manipuleerspel proberen ze samen nieuwe handelingen uit. Jonge
kinderen kijken naar oudere kinderen en doen dit na. Zo bouwen ze als het waren een beeld op van
de spelhandelingen van anderen. Ook worden kinderen sociaal vaardiger en gevoeliger voor nuances.
1.2.2 Rol van de volwassene in het spel
Het is belangrijk dat kinderen de ruimte en tijd krijgen om te spelen. Een goede combinatie tussen
speelgoed, echte materialen en materialen die van alles kunnen worden is belangrijk. Naast
gezamenlijke activiteiten moet er ook tijd worden vrijgemaakt voor vrij spel. Speels contact met
, kinderen is de manier om met hen mee te doen en het spel te verrijken. De professional heeft met
haar spelbegeleiding twee opdrachten:
- Zorgen dat de waarde van het spel aan betekenis wint
- De handelingsmogelijkheden van kinderen uitbreiden en er leermomenten in te brengen
Een evenwichtige spelbegeleiding vraagt om interactie, zodat de leerkracht kan aansluiten bij intenties
en interesses.
1.2.3 Onderzoek naar het belang van spel
Het is bij spel belangrijk om de zone van naaste ontwikkeling te creëren. Spel levert motief op om te
leren en draagt bij aan zelfregulatie, voorstellingsvermogen en inlevingsvermogen. Daarnaast
bevorderd spel op alle gebieden. Het verlengt de concentratieboog, bevordert samenspel en
creativiteit, helpt emoties verwerken en brengt academische vaardigheden tot ontwikkeling. Veel
onderzoeken hebben aangetoond dat spelbegeleiding positief werkt. Zo kan samenspel met de
leerkracht het abstracte denken bevorderen. Ook kan een rollenspel het wiskundig denken helpen
ontwikkelen.
1.3.1 brede doelen van Basisontwikkeling
Wat een kind tussen de 3 en 7/8 jaar moet kunnen wordt sterk benadrukt op de kerndoelen van het
onderwijs. Deze blijken een eenzijdige richting te geven. Toekomstgericht onderwijs bevat de
volgende onderdelen:
• Een vaste basis van kennis en vaardigheden, om vakoverstijgend te leren denken en werken.
• Kennis en vaardigheden verdiepen en verbreden met hun eigen mogelijkheden en interesses
als leidraad.
• Zich als persoon vormen, de ontwikkeling van eigen identiteit, creativiteit en gezonde leefstijl.
Dit is te verdelen in 4 belangrijke gebieden
• Sociaal emotionele stabiliteit: gevoel van veiligheid en vertrouwen, de vrijheid nemen om te
spelen wat je wilt en kunt.
• Motoriek: beheersing van fijnere motoriek, completeren van je zelfbeeld en zelfvertrouwen.
• Communicatieve ontwikkeling: mondelinge taalvaardigheden en woordenschat, maar ook het
bedenken van nieuwe communicatiemiddelen (schrift, tekening, schema) en tegen jezelf
praten.
• Denkontwikkeling: door proberen en construeren leren hypotheses stellen en controleren of
wat je dacht ook uit kan komen. Daarnaast leren oplossingen te bedenken.
Deze ontwikkelingsgebieden zijn uitgewerkt in doelen in de doelencirkel. Deze geeft richting aan de
mogelijke leerprocessen. Als leerkracht of pw’er neem je een verantwoordelijkheid voor een deel van
deze ontwikkeling door de behoeften aan leren uit te lokken binnen spel. In de binnenste cirkel staan
de basiskenmerken, daar omheen de brede doelen en in de buitenste laag staan de specifieke kennis
en vaardigheden. Voor een brede persoonlijkheid is het belangrijk om steeds verbinding te zoeken
tussen de doelen uit de verschillende cirkels.
Basiskenmerken
Basiskenmerken zijn tegelijkertijd voorwaarden en doelen voor ontwikkeling en leren. Emotioneel vrij
zijn heeft te maken de gemoedsrust, welbevinden (goed voelen, emotioneel kunnen ontwikkelen), en
betrokkenheid (hoe interessant is de situatie voor het kind, goede betekenisvolle en uitdagende
opdrachten). Bij zelfvertrouwen gaat het om de verwachtingen die een kind van zijn eigen kunnen
heeft. Nieuwgierigheid komt voort uit de behoefte om groot te worden, de wereld te begrijpen en als
het ware onder controle te hebben.
Doelen op het gebied van de brede ontwikkeling
Dit gaat om doelen op de langere termijn, deze zijn niet in een bepaalde periode te bereiken. Je hebt
deze doelen nodig om op een zinvolle manier aan de samenleving deel te kunnen nemen en om aan
de toekomst daarvan bij te dragen. Veel van deze doelen zijn terug te vinden in de 21e-eeuwse
vaardigheden. De kwaliteiten die hier bij horen zijn:
actief zijn en initiatieven tonen, deelnemen aan gezamenlijke activiteiten, zelf initiatief nemen en
vooraf over activiteiten nadenken.
Communiceren en taal, verschillende vormen gebruiken, niet alleen gesproken of geschreven maar
ook verbaal en non-verbaal, mimiek, etc.
Samen spelen en samen werken, samen doen en delen, overleggen en van elkaar leren.
Wereld verkennen, oriëntatie op de wereld, nieuwsgierig zijn, vragen stellen, informatiebronnen
raadplegen.