Een uitgebreide samenvatting van het boek 'Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs'. Bestaande uit hoofdstuk 1 tot en met 10. Het bevat diverse voorbeelden en afbeeldingen vanuit het boek.
Hoofdstuk 1. Inleiding
NT2-verwervende leerlingen:
Leerlingen die van huis uit een andere taal spreken dan Nederlands of die tweetaling opgroeien, met
Nederlands en een andere taal als moedertaal.
Tweedetaalverwerving:
Kinderen die een andere taal spraken dan Nederlands pikken de taal op in allerlei situaties waarin
Nederlands wordt gesproken. Het is grotendeels te vergelijken met de verwerving van de moedertaal.
Bijv. Nederlandstalige tv-programma’s of spelen met Nederlandse kinderen
Hoe ouder tweedetaalverwervers zijn, des te meer invloed ondervinden ze van hun eerste taal.
Tweedetaalleren:
Situaties op school waarin een kind Nederlands leert.
Bijv. De juf legt de betekenis van moeilijke woorden uit.
Onderinstromers:
Kinderen die vrijwel vanaf de kleuterklas op een Nederlandse school zitten.
Neven- of zijinstromers:
Kinderen die sinds kort in Nederland zijn en naar een Nederlandse school gaan.
Voorbeeld ‘Knip en lijmles’
Deze oefening doet beroep op hogere vaardigheden, waar NT2-leerlingen vaak nog niet aan toe
zijn. Ze moeten eerst de Nederlandse taal zelf goed beheersen.
Deze oefening is niet gericht op het leren van de taal.
Veel oefeningen zijn schriftelijk zoals het traditioneel onderwijs beschrijft. NT2-leerlingen hebben
vaak baat bij mondelinge ondersteuning.
Voorbeeld Wereldoriëntatie
In deze teksten komen veel moeilijke woorden tegen.
De teksten zijn te abstract voor deze kinderen.
Vaak kunnen NT-2 leerlingen goed technisch lezen. Zij zijn goed in het leren verklanken van woorden,
waardoor ze vaak oppervlakkig gezien een goede leesvaardigheid hebben. Begrijpend lezen is voor
hun lastiger.
Bij het onderwijs van NT-2 leerlingen gaat het vooral om de 3 D’s:
Ø Doelen: Wat zijn de leerdoelen die de leerlingen moeten behalen?
Ø Didactiek: Hoe kan de leerkracht het doel het beste bereiken?
Ø Differentiatie: De leerkracht moet goed differentiëren. NT-2 lln. verschillen vaak onderling
veel wat hun Nederlands betreft.
1
, Nederlands als tweede taal
Hoofdstuk 2. Ontwikkeling van
mondelinge vaardigheden
2.1
Tweetalig:
Naast Nederlands wordt ook de taal gesproken waar hun ouders/ grootouders mee opgegroeid zijn.
Beide talen worden afgewisseld en ook door elkaar gesproken, afhankelijk van het onderwerp, de
gesprekspartner of de plaats waar het gesprek plaatsvindt.
Ø Het is het beste als het van jongs af aan tweetalig wordt opgevoed en niet pas een taal leert
en later pas de ander.
o Beide talen moeten dan evenveel aan bod komen.
Taaldominantie:
Het kind spreekt één taal beter dan de andere. Het is dan dominant in één van de twee talen. Dit kan
met de jaren nog verschuiven.
Receptieve taalvaardigheid:
Passieve taalvaardigheid (De woorden en zinnen die het kind kan begrijpen)
Productieve taalvaardigheid:
Actieve taalvaardigheid (De woorden en zinnen die het kind kan gebruiken)
Stille periode:
Een periode waarin ze niks zeggen, maar goed luisteren en daarbij actief bezig zijn de taal te leren.
Ø Kinderen die pas na een lange stille periode iets gaan zeggen, zijn dan vaak even ver in hun
taalontwikkeling als kinderen die maar een korte stille periode hebben.
o Soms gebruiken zij dan meteen meerwoordzinnen.
Een ‘gemiddelde’ NT2-verwerver bestaat niet, omdat er zo veel verschillende factoren zijn die het
proces beïnvloeden.
De factoren die het tweedetaalverwervingsproces beïnvloeden:
Ø Heeft het oudere broertjes of zusjes waarmee het Nederlands spreekt?
Ø Heeft het alleen maar Nederlandse vriendjes/ vriendinnetjes en komt het daar vaak over de
vloer?
Ø Leest het veel Nederlandse boeken?
Ø Tonen de ouders interesse in wat het doet op school?
Ø Is het slim en leergierig?
2.2 Hoe verwerven kinderen een tweede taal?
Imitatie en transfer
Tot in de jaren ’70 werd taalleren gezien als een proces van gewoontevorming (behaviorisme van Skinner),
waarin imitatie en reinforcement (bekrachtiging) een belangrijke rol spelen.
Imitatie:
Taalleerders verworven door imitatie een groot aantal bouwstenen.
Reinforcement (bekrachtiging):
Door oefening en bekrachtiging uit hun omgeving leren ze snel en weten ze die bouwstenen
met elkaar te combineren.
2
, Nederlands als tweede taal
Transfer:
De theorie voorspelt dat transfer (overdracht) zal optreden van T1-gewoontes naar de nieuw te leren
T2-gewoontes.
Vrij algemeen werd aangenomen dat de invloed van de eerste taal op de tweede taal
(transfer) zeer groot was.
Interferentie:
Het maken van fouten onder invloed van de eerste taal (negatieve transfer).
Interferentiehypothese:
Verschillen tussen de eerste en tweede taal werden als leerproblemen beschouwd en
moesten onderwezen worden.
Deze theorie hield niet lang stand. Kinderen verwerven een taal niet door domweg hun omgeving te
imiteren. Bovendien bleek de invloed van de tweede taal veel minder groot dan werd aangenomen.
De interferentiehypothese werd dus verworpen, maar niet helemaal:
In de eerste fasen van tweedetaalverwerving is bij de kinderen de invloed van de eerste taal op de
klankvaardigheid van de tweede taal merkbaar.
Na de pubertijd is de invloed van de eerste taal veel meer van invloed op de tweede taal dan
daarvoor. Je blijft ze bijna altijd herkennen aan hun ‘vreemde’ uitspraak.
Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde
Door de bezwaren tegen de interferentiehypothese stonden de creatieve vermogens en de
overeenkomsten tussen de eerste- en tweedetaalverwerving van de tweedetaalleerder in de
belangstelling.
De aandacht verschoof dus van de eerste taal, de moedertaal, naar de tweede taal, de te
leren taal.
NT2-verwerves maken andere constructies dan moedertaalsprekers die de taal goed beheersen.
Deze ‘fouten’ werden voortaal ‘afwijkingen van de norm van de doeltaal’ genoemd en werd
beschouwd als noodzakelijke stappen in het taalverwervingsproces.
Soms komen afwijkingen als ‘viel à vielde’ en ‘keek à keekte’ voort uit hun pogingen om de
regels van het Nederlands te ontdekken. Ze proberen soms de consequentere
woordvormingsregel uit.
Tussentaal:
Noodzakelijke tussenstappen om goed Nederlands te leren. Deze bleken in hoge mate systematisch
en voorspelbaar.
Overgeneralisatie:
Als een leerling een regel toepast op alle woorden.
Bijv. Als er van iets twee of meer dingen zijn, moet ik er –en achter het woord voor dat
ding plakken. Dus: boeken, pennen, maar ook sleutelen (sleutels) en dakken (daken).
Creatieve constructie:
De taalverwerver is geen imitator, maar een creatieve bouwer aan de nieuwe taal.
Universalistische taalverwervingshypothese:
Processen van eerste- en tweedetaalverwerving verschillen niet van elkaar het zijn universele
processen. Taalontwikkelingsfouten worden veroorzaakt door specifieke problemen die het
Nederlands kent.
Het maakt het moeilijk om voor het tweedetaalonderwijs uit te gaan van een bepaalde volgorde van
taalonderdelen. Er zijn ontwikkelingsvolgordes gevonden, deze hebben betrekking op de regels van
woordvorming en zinsopbouw, maar niet op alle aspecten van het taalverwervingsproces (woordvolgorde
en klanken).
3
, Nederlands als tweede taal
Interactie en taalaanbod
De rol van de omgeving is voor tweedtaalverweving, met name de aard en mate van het taalaanbod
(input).
Eenzelfde vraag op verschillende manieren:
Ø Wie zou me kunnen vertellen wat de vos in zijn schild voert? NT1
Ø Wat gaat de vos doen? NT2
Ø Daar loopt de vos hè (aanwijzen)? Wat gaat hij doen? NT2 beginnend
Interactionele benadering:
Het taalaanbod van en interactie met moedertaalsprekers spelen een grote rol in het
tweedetaalverwervingsproces.
Niet alleen de input is belangrijk, maar ook de output speel een grote rol. Door de tweede taal te
moeten spreken, ontdekken ze vanzelf wat er ontbreekt in hun kennis en vaardigheden in de tweede
taal.
Outputhypothese (Swain):
Volgens de outputhypothese gaan taalverwervers die gedwongen worden de tweede taal te spreken,
vervolgens bewuster om met de vormelijke kenmerken in het aanbod dat ze krijgen.
Ze proberen te ontdekken hoe morfologische en syntactische regels in elkaar zitten, of
reproduceren grotere taaleenheden en zetten die in verschillende combinaties in.
Belangrijk is dat ze altijd van feedback worden voorzien van hun gesprekspartners en leerkrachten.
Dit kan je doen door subtiel de fout te verbeteren door het juiste voor te doen.
Een hoge aanbodfrequentie en herhaling hebben een positieve invloed op taalverwerving.
Woorden en woordvormen die vaak voorkomen, worden het eerst verworven.
Hoe verwerven kinderen een tweede taal?
Kinderen verwerven een tweede taal door actief te luisteren naar wat mensen in hun omgeving tegen
hen en tegen elkaar zeggen. Op basis daarvan stellen ze hypotheses op wat woorden in de tweede
taal betekenen en hoe regels van de tweede taal in elkaar zitten.
2.3 Hoe snel verwerven kinderen een tweede taal?
De (taal)onderwijsdoelen moeten voor een- en tweetaligen gelijk zijn. De manier waarop die doelen
bereikt moeten worden, kunnen verschillend zijn.
De klanken moeten zij goed kunnen onderscheiden, anders kunnen ze niet leren lezen in
groep 3.
Taalbegrip betekent nog niet automatisch taalproductie; klanken herkennen is niet hetzelfde als ze zelf
uitspreken.
Deeltaalvaardigheden verwerven tweede taal:
Ø Klankvaardigheid
Ø Woordenschat
Ø Vaardigheid in woord- en zinsbouw
Ø Gespreksvaardigheid
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anniquevanson. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.