Klinische neuropsychologie
COLLEGE 1
Functie domeinen
- Geheugen
- Waarneming
- Motoriek en lichaamsrepresentatie
- Intelligentie
- Taal
- Aandacht en executieve functies
- Emoties en sociale cognitie
Hippocrates: hersenen spelen belangrijkste rol
Artisoteles: hart is zetel van de ziel
Celtheorie= nieuwe cellen worden gevormd uit reeds bestaande cellen
Decartes (1596-1650): ziel in pijnappelklier/epifyse
Gall (1758-1828): buitenzijde van hersenen (cortex)
Phineas Gage (1848)
Broca (1824-1880): patiënt “Tan”
Wernicke (1848-1905): zag tegenovergesteld beeld
Neiging naar meer holistische visie
Vooral gericht op voorspellen schoolsucces of geschiktheid voor militaire dienst
Binet (1857-1911): ontwikkeling intelligentietest Uitgangspunt voor ontwikkeling
neuropsychologische tests
Luria: integratie van zowel holistische als lokalisatietherorieen
Hersenen zijn als geheel verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel
gelokaliseerde deelfuncties te onderscheiden
Ontwikkeling eerste neuropsychologische tests o.a. door Benton en Warrington
Vanaf 1980; locatie van hersenbeschadiging kan worden vastgesteld
Neuropsychologisch onderzoek belangrijk om de gevolgen van de
hersenbeschadiging in kaart te brengen
, Indivuele patient is een n=1 studie
Dissociatie= een verstoring en/of onderbreking van het normale psychisch functioneren
treedt op wanneer een patiënt een stoornis vertoont in taak A, maar normaal presteert in
taak B. Dit suggereert dat de twee taken door verschillende hersengebieden worden
uitgevoerd.
Dubbele dissociatie= gaat het om het aantonen van twee (min of meer) onafhankelijke
cognitieve processen waarvan men aanvankelijk dacht dat het om een samenhangend
proces gingtreedt op wanneer twee patiënten verschillende stoornissen vertonen. Patiënt
1 heeft een stoornis in taak A, maar presteert normaal in taak B, terwijl patiënt 2 een
stoornis heeft in taak B, maar normaal presteert in taak A. Dit biedt sterker bewijs dat de
twee taken door verschillende hersengebieden worden uitgevoerd.
Amnamnese= is wat een patiënt met betrekking tot de voorgeschiedenis en relevante
omstandigheden van zijn ziekte of aandoening aan een zorgverlener kan vertellen.
Heteroanamnese= Als er informatie over de medische voorgeschiedenis en achtergrond van
een patiënt ingewonnen wordt bij een andere persoon dan de patiënt zelf
COLLEGE 2
Methoden (Experimenteel, Neuroanatomie)
Gesprekken/ gedrag begrijpen, is enorm complex
methoden staan in dienst van de neuropsycholoog
(verantwoordelijkheid om deze (deels) te begrijpen)
Dit maakt een psycholoog anders dan een luisterende
buurvrouw
Hypothesen! Empirische cyclus
Inductief redeneren: bij
explorerend onderzoek,
nog geen theorie/
kennis over iets.
Deductief redeneren:
als je wel deze kennis
bezit
Statistiek/wetenschap/methoden: doen we allemaal om de toeval kans te beperken, je
moet je ervan bewust zijn dat deze kans nooit 0 is.
,Type 1: 0 hypothese die waar is ten onrechte verworpen false positive
Type 2: 0 hypothese niet verworpen, terwijl deze niet waar is false negative
Power: 1- beta (correct positief) afhankelijk van de groepsgrootte
Significatie: 1-alfa (terecht negatief)
Operationaliseren: Omzetten van theorie naar experiment
Ethiek
- IC (informed consent): patiënten moet je vragen of je van hen mag leren
- METC (medische ethische toetsingscommissie): afweging tussen type 1 en type 2
fout in lijn met de risico’s die mensen lopen
- AVG (algemene verordening gegevensbescherming)
- WMO (wet medisch-wetenschappelijk onderzoek bij mensen):
- GCP (good clinical practice): je bent je bewust van wat je doet
Statistiek
Je wil weten of iets puur toeval is en wanneer niet. Statistiek helpt je om te beslissen wat bij
toeval hoort en wat niet stellen van de juiste vraag is het meest belangrijk
Vraagstelling dicteert de statistiek
Test-paralleltest: vaak hertest effecten mensen herkennen
(parallel)testen
Reliable change index (RCI): Wil je echt kunnen zeggen dat er
verandering is opgetreden tussen meetmoment 1 en
meetmoment 2 (meer dan toeval en meer dan toeval in beide
metingen) moet je de reliable change index gebruiken
Enkele dissociatie: je kan wel taak A goed, maar niet taak B (het zijn verschillende taken)
Dubbele dissociatie: je kan wel taak B goed, maar niet taak A (de relatie tussen de taken is
onafhankelijk)
Je moet wel altijd kijken of het verschil tussen taak 1 en 2 significant is, niet alleen naar
de absolute relatie kijken
Diversiteit en generaliseerbaarheid
FAIR data: Findable, Accessible, interoperable, Reusable
PICO methode (voor klinisch onderzoek):
- Patiënt (welke groep)
- Interventie (wat ga je doen)
- Comparison (waarmee vergelijk je mee, placebo bvb)
- Outcome (uitkomstmaat, effectgrootte)
P-waarde: 0,05 belangrijk in de context, Is niet noodzakelijk
heilig Bvb hoe anders is 0.049 t.o.v. 0.051. Een kans is nooit 0
Typen onderzoek: Beschrijven/ experiment/ correlationeel
, Anatomie van de hersenen
Frontaal, temporaal, parietaal, occipitaal kwab
Dorsaal= naar boven
Ventraal= naar beneden
Anterior/rostraal= naar buik kant
Posterior/caudaal=naar rug kant
Mediaal= in het midden
Lateraal= naar buiten (links of rechts)
Bilateraal= beide zijden van het lichaam
Horizontaal= horizontale doorsnee
Sagittaal= doorsnee van neus tot achterhoofd
Coronaal= doorsnee van oor tot oor
Diencefalon= centraal midden in het brein.
Thalamus en hypothalamus.
Limbisch systeem= betrokken zijn bij
emotie, emotieregulering, emotioneel
geheugen, genot en motivatie.
Basale ganglia= het evenwicht, de houding.
planning van bewegingen
Hersenstam= medulla oblangate, pons,
midbrain. Basic needs circulation
breathing. Important in filtering and
sending the sensory and motor information
to the right place.
Cerebellum= coordination, motor/motion memory