Elementaire sociale vaardigheden
Adriaansen, M., &Caris, J. (2020). Elementaire sociale vaardigheden (4e druk). Bohn Stafleu
van Loghum.
H1 Waarnemen en interpreteren
Bewustwording van noodzaak om interpretaties als voorlopig te beschouwen totdat de
situatie voldoende is verkend.
1.1 Communicatieschema p.6
Zender stuurt boodschap via kanaal aan ontvanger.
Kanaal = mondeling gesprek, tekst, radio, internet, smartphone.
Vindt plaats context van een situatie.
Waarnemen: het door middel van zintuigen kennis nemen van bepaalde personen,
voorwerpen, onderwerpen, gebeurtenissen of situatie.
Interpreteren: Betekenis toekennen aan de waarneming.
1.2 Contextuele factoren:
1 Plaats waar gecommuniceerd wordt: omgevingslawaai.
2 Aanwezigheid van derden: je niet vrij voelen.
3 Tijdsdruk: geen hoofd- en bijzaken onderscheiden, vermoeidheid.
Pregnantie: Aspecten vd situatie die zo sterk de aandacht vragen dat zij een betekenis
geven aan afzonderlijke elementen vd situatie.
1 Verandering/beweging.
2 Afwijking.
3 Herhaling.
4 Intensiteit.
Factoren bij zender:
1 Zender wil informatie achterhouden.
2 Zender weet niet precies wat hij wil/moet zeggen.
3 Zender is met zichzelf bezig.
4 Zender spreekt andere taal (referentiekader) dan ontvanger.
5 Pregnantie door zender (bewust of onbewust sturen).
6 Non-verbale gedrag klopt niet met hetgeen gezegd wordt.
Factoren bij ontvanger:
1 Kennis, ervaring, overtuigingen.
2 Gevoelens.
3 Aandacht: info die niet bij het doel past, verdwijnt naar de achtergrond.
4 Opvattingen, normen, waarden, cultuur.
5 Motivatie.
6 Humeur.
7 Lichamelijke gesteldheid.
8 Afweermechanismen: niet willen horen.
1.3 Interpretatiefouten:
1 Acceptatie van selectieve informatie en daar niets mee doen.
2 Te snel begrijpen en reageren voordat je voldoende verkend hebt.
3 Generaliseren: dat is altijd zo.
, 4 Vooroordelen.
5 Stereotyperingen.
6 Halo-effect: uitstralingseffect van één of enkele eigenschappen. (Dik=gezellig).
7 Identificatie: positief of negatief kan iemand bijna geen slecht/goed meer doen.
8 Projectie: eigen onbewuste gevoelens in de ander waarnemen.
9 Persoonlijke norm: gedrag afmeten aan hoe je het zelf zou doen.
1.4 Voorkomen van waarnemings- en interpretatiefouten:
1 Bewustwording van deze factoren en hun werking.
2 Goed kijken, luisteren, gegevens verzamelen. ‘
3 Oefening.
4 Feedback vragen en er iets mee doen.
1.5 In de hulpverleningssituatie:
Cliënt gaat ervanuit dat de hulpverlener niet gehinderd wordt door waarnemings- en
interpretatieproblemen.
1.6 Opdracht:
1 Recente foutieve interpretatie: Siem niet gekomen.
2 Cultuurverschillen: Niet in de ogen kijken uit respect.