Fundamenten van de Psychologie
Toets 1 – Individueel tentamen
H1,3,4,5,6,7,9 en 10 – Fundamenten van de Psychologie
Toets 2 – Take home tentamen – deel in je leerteam/deel individueel
- Zie Teams
Beoordeling aanvragen via Gradework
Les 1: Geschiedenis van de Psychologie (H1)
Definitie Psychologie:
Psychologie is een wetenschap, waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij
gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan het gedrag
ten grondslag liggen.
Gedragsevidentie: Identificatie van wat iemand op een bepaald moment doet (het gedrag)
De eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de mens kwamen van de
Griekse filosofen, in het bijzonder Plato & Aristoteles. Voor hen was de menselijke rede
belangrijker dan de observatie.
Moderne psychologie
Het biopsychosociale model: Volgens dit model is alle functioneren van de mens het gevolg
van biologische, psychische (of cognitieve) en sociale invloeden.
Men kan alleen een goed beeld van een fenomeen krijgen als men aan alle drie de invloeden
aandacht besteedt.
Medisch denken: Er wordt alleen naar het medische gekeken (wat is er mis in het
brein/lichaam)
Sociaal denken: Er wordt ook gekeken naar de omstandigheden (gescheiden ouders,
drugsgebruik)
Geschiedenis
Kerk bepaalde wat ‘goed’ en ‘slecht’ was.
Wetenschappelijke revolutie: andere vorm van kennisvergaring, die uniek was in de wereld,
namelijk de overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische observatie en actief
ingrijpen in de wereld.
Copernicus (1473 – 1543): Hij stelde dat de aarde rond de zon draaide. In 1514 deelde hij
deze tekst uit aan zijn vrienden, maar pas na zijn dood werd de tekst effectief gepubliceerd
omdat hij de Rooms-Katholieke kerk niet in de weg wilde zitten.
Galilei (1564 – 1642) onderbouwde dit met een reeks van nieuwe observaties (1632). Deze
nieuwe observaties werden mogelijk gemaakt door de uitvinding van de telescoop. Dit ging
tegen de katholieke visie in.
,Newton (1643 – 1727) werkte de inzichten van Galilei verder uit. Hij beschreef de
bewegingen van de planeten rond de zon aan de hand van een aantal relatief eenvoudige
wiskundige formules – beginpunt van de fysica, de eerste natuurwetenschap.
Copernicaanse revolutie: Inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal.
Veranderingen in de filosofische overtuigingen over de mens effenden ook de weg voor de
psychologie.
Eeuwenlang deelde men de mening, dat de menselijke geest (de ziel) een vrij wil had en niet
ontworpen was aan de natuurwetten. Daarom kon ze niet bestudeerd worden.
De groeiende invloed van de wetenschappen leiden tot het ontstaan van twee aparte
culturen, de klassieke cultuur gericht op kunsten en letteren (alfa) en de nieuwe
natuurwetenschappelijke cultuur (bèta), die met elkaar botsten.
Mentale chronometrie: Techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de reactietijd die mensen
nodig hebben om bepaalde taken uit te voeren.
“De mens bestaat uit een lichaam en een geest die onafhankelijk zijn van elkaar” – Dualisme
René Descartes (1596-1650)
Rationalisme: De waarheid kan achterhaald worden door gebruik te maken van de rede. Om
de mens te begrijpen moest men over hem nadenken.
Stelt dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen van logica nieuwe
informatie afleidt uit de bestaande.
Nativisme: Verwijst naar de overtuiging dat de mens aangeboren kennis heeft, die het
uitgangspunt vormt van alle andere, afgeleide kennis.
Dualisme: De geest als ‘zetel van bewustzijn en denken’, los van het lichaam en fysieke
processen. Verwijst naar de overtuiging dat mensen uit twee onafhankelijke elementen
bestaan: een lichaam en een geest. Geest heeft een vrije wil, en het lichaam is slechts een
omhulsel van de geest.
Het Empirisme
Een beweging tegen het rationalisme/nativisme
“De inhoud van de geest komt tot stand via zintuigelijke ervaringen”. En zou dus niet
aangeboren zijn.
Volgens het Empirisme wordt de inhoud van de geest niet gevormd door aangeboren ideeën
en afgeleide inzichten, maar via zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
John Locke (1632-1704) onderzocht de werking van de menselijke geest: Waar komen de
ideeën vandaan en waar liggen de grenzen van de menselijke kennis?
De nadruk kwam meer te liggen op hoe de menselijke geest iets weet dan op wat ze weet.
, Darwin: “The Origin of the Species” (1859) – (1809-1882)
De evolutieleer: alle huidige leven, inclusief dat van de mens is ontstaan vanuit vroegere
levensvormen. Darwin documenteerde zorgvuldig het proces van natuurlijke selectie:
“Survival of the fittest”.
De mens past zich zo aan dat hij het best kan overleven.
Volgens de theorie van Darwin waren levende wezens het resultaat van een
aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden.
Genetische variatie: binnen elk soort bestaan individuele verschillen, waardoor niet elke
eigenschap in even grote mate aanwezig is bij elk lid van de soort.
Omdat mensen geëvolueerd waren uit dieren:
1. Kon hun gedrag bestudeerd worden, zoals men diergedrag bestudeerde
2. Was het zinvol om de gelijkenissen en verschillen te onderzoeken tussen diergedrag
en menselijk gedrag
Wilhelm Wundt (1832-1920) richtte als eerste een psychologisch laboratorium op (1879). Hij
probeerde op basis van introspectie de structuur van bewustzijn te ontdekken:
structuralisme. Hij geloofde dat de geest kon worden opgesplitst in fundamentele eenheden
van bewustzijn, zoals sensaties en gevoelens.
Structuralisme: Een stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van
het bewustzijn probeerde te ontdekken.
Introspectie: kijk naar het eigen bewustzijn van binnenuit, nadenken over eigen psychisch
functioneren.
Het functionalisme – William James (1842 – 1910)
Gericht op functionele, praktische oplossingen (Amerika)
Volgens het functionalisme diende psychologie in de eerste plaats om praktische problemen
op te lossen zoals het onderwijs optimaliseren, gevaarlijke psychische afwijkingen opsporen
en behandelen, en industriële productie bevorderen.
James wilde menselijk lijden verminderen en wilde problemen oplossen. Hij wilde
begrijpen hoe mensen denken, voelen en handelen en hoe dit van invloed is op
maatschappelijke kwesties
Sigmund Freud (1856 – 1939) met de psychoanalyse
Volgens deze theorie waren het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige
fenomenen en lag de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en
mentale stoornissen bij onbewuste krachten.
- “De ware oorsprong van het ontstaan van gedrag, persoonlijkheidsverschillen en
mentale stoornissen ligt bij onbewuste krachten”
- Mensen konden geholpen worden door onbewuste verdrongen conflicten in het
bewustzijn te brengen door middel van droomanalyse en vrije associatie.
- Zijn ideeën waren vooral gebaseerd op introspectie.
- Veel wetenschappers vonden dit niet wetenschappelijk en wilden meer empirische
onderbouwing van zijn theorie.
Es – ich – uberich
‘Uberich’ leert jou dat je ‘Es’ onder controle moet houden. ‘Ich’ is het uiteindelijke gedrag.