INDELING VAN HET ZENUWSTELSEL
GLOBAAL WERKINGSPRINCIPE VAN
HET ZENUWSTELSEL
In de buitenwereld zijn veel prikkels,
deze moeten verwerkt worden. Je
noemt dit de sensorische input.
Wanneer je een beweging moet maken
noem je dit de motorische output
(zweten hoort hier ook bij, laat je dus
niet afleiden door de term motorisch).
Fysiologische indeling van het
zenuwstelsel. --------------------------->
INDELING VAN HET ZENUWSTELSEL
Centrale zenuwstelsel
Je centrale zenuwstelsel bestaat uit je hersenen en je ruggenmerg. Beide worden goed
beschermd door botten, namelijk de schedel en de ruggenwervels. De buitenste laag van
de hersenen heet hersenschors. Daarin liggen vooral cellichamen van neuronen met
gliacellen ertussen. Dit zorgt voor de grijze kleur (bij een dood lichaam, normaal roze) en
de naam het grijze stof. De binnenzijde bevat grotendeels uitlopers van neuronen. De
myeline om de axonen zien deze vezels wit: witte stof. Meerdere zenuwvezels (een
bundel): Tractus of fasciculus.
Perifere zenuwstelsel
Je perifere zenuwstelsel bestaat uit 12 paar (12 aan elke kant) hersenzenuwen en 31
paar (31 aan elke kant) spinale-/ruggenmerg zenuwen die zelf weer vertakken. Deze
zenuwen verbinden het perifere (spieren en sensoren) met het centrale. De
hersenzenuwen besturen vooral het hoofd- en halsgebied, maar nummer 10 bedient ook
een groot deel van de inwendige organen. De ruggenmerg zenuwen besturen vooral de
romp en de ledenmaten. Alle structuren die door één ruggenmerg zenuw bediend worden
vormen samen een segment. Meerdere zenuwvezels (een bundel): Zenuw of perifere
zenuw. Meerdere perifere zenuwen: plexus.
AFFERENTE EN EFFERENTE PERIFERE ZENUWVEZELS
Afferente (sensorische) vezels: Zenuwvezels die sensorische informatie naar het
centrale zenuwstelsel. Het zijn sensorische zenuwvezels.
Efferente (motorische) vezels: Zenuwvezels die prikkels van het centrale
zenuwstelsel naar het periferie sturen. Het zijn motorische zenuwvezels.
ASCENDEREND EN DESCENDERENDE CENTRALE ZENUWVEZELS
Ascenderende (sensorische) vezels: Zenuwvels die sensorische informatie binnen het
centrale zenuwstelsel craniaal (naar boven toe) versturen. Een voorbeeld hiervan is een
pijnbaan.
Descenderende (motorische) vezels: Zenuwvels die sensorische informatie binnen het
centrale zenuwstelsel caudaal (naar beneden toe) versturen.
SENSORIEK EN SENSIBILITEIT
Sensoriek: sensoriek omvat de verwerking van alle soorten prikkels waarvoor wij gevoelig
zijn. Denk hierbij aan geluid, licht, druk. Dit gebeurt zowel op bewust en onbewust niveau.
Sensibiliteit: Onder sensibiliteit wordt alleen de tast verstaan. Denk hierbij aan het
bewust waarnemen van aanraking, kou, warmte, pijn. Ook de houdings- en bewegingszin
behoort hiertoe.
, GLOBAAL WERKINGSPRINCIPE VAN HET ZENUWSTELSEL
Visceraal/Vegetatief: Heeft met de inwendige omstandigheden van het lichaam te
maken. Interne regulatie, oftewel homeostase. Het is ook wel het autonome
zenuwstelsel, wordt vanzelf geregeld (automatisch). Zo heb je viscerosensorisch en
visceromotorisch.
→ Gladde spieren.
Somatisch/Animaal: Heeft met de uitwendige omstandigheden te maken. Met de wil te
maken, maar het gebeurt niet altijd bewust. Zo heb je somasensorisch en
somamotorisch. (Propriocepsis behoort hier ook bij)
→ Dwarsgestreepte skeletspieren.
Parasympatisch: heeft met de rust en herstel te maken. Er gaat op dit moment meer
bloed naar de ingewanden.
Orthosympatisch (ergotrope): heeft met actie te maken. Er gaat meer bloed naar de
spieren, de luchtpijp zet uit en de zweetklieren gaan meer zweet aanmaken om af te
koelen. Bloeddruk en hartfrequentie nemen toe, spijsvertering neemt af.
Zenuwstelsel
Centraal (CS) binnen Perifeer (PS)
vliezen buiten vliezen
Grote hersenen Hersenzenuwen
Kleine hersenen Spinale zenuwen
Hersenstam Vertakkingen
Ruggenmerg
Somatisch (animaal) Autonoom (vegetatief)
Efferent Afferent Afferent Efferent
skeletspieren huid ingewanden
(ventilatie) spier (intero-
gewricht sensoren)
(extero-, proprio- viscero-
sensoren) afferenten
pariëtaal/
splanchisch
(Ortho)sympatisch Parasympatisch
actie rust
hart hart
bloedvat blaas
zweetklier speekselklier
HERSENVLIEZEN
Er liggen drie vliezen om de hersen en het ruggenmerg heen: hersenvliezen of
meningen. Het zijn dunne bindweefsellagen. Van buiten naar binnen:
• Het harde hersenvlies
• Het spinnenwebvlies
• Het zachte hersenvlies
Hard hersenvlies
De dura mater, zit stevig vast aan het schedel en de binnenkant van het wervelkanaal
(hard op hard). Het heeft een beschermende functie.
Spinnenwebvlies
De arachnoïdea. De afdeklaag van de subarachnoïdale ruimte, een ruimte bestaande uit
spinnenwebdraden en liquor (hersenvloeistof, is een schokdemper).
Zacht hersenvlies
De pia mater, volgt het oppervlak van de hersenen en het ruggenmerg (zacht op zacht).
,ANATOMIE VAN HET RUGGENMERG
Het ruggenmerg zorgt via banen van witte stof een binding tussen de hersenen en de
periferie. Een dwarsdoorsnede van het ruggenmerg is ovaal. Binnenin ligt het grijze stof
en aan de buitenkant ligt het witte stof.
Grijze stof
De delen die bij het grijze stof horen in het ruggenmerg zijn de achterhoorn
(schakelneuronen) en de voorhoorn (somatomotrische neuronen), op sommige plaatsen
is er ook een zijhoorn (visceromotorische neuronen). In de achterhoorn komt sensorische
informatie binnen. Er liggen hier ook de schakelneuronen die de sensorische informatie
doorgeven. In de voorhoorn liggen de motorische neuronen, waarvan de vezels naar
skeletspieren lopen. Deze neuronen heten ookwel alfamotoneuronen.
Witte stof
Zenuwvezels die in de lengterichting van het ruggenmerg lopen: opstijgende of afdalende
banen. Er zijn drie soorten strengen te onderscheiden. Dit zijn de achterstreng, de
voorstreng en de zijstreng.
ANATOMIE VAN DE HERSENEN
Paars Medulla spinalis Ruggenmerg
Turquoise Myelencephalon Verlengde merg
Medulla oblongata
Oranje en Roze Metencephalon Achterhersenen
(pons + cerebellum)
Roze Cerebellum Kleine hersenen
Groen Mesencephalon Middenhersenen
Rood Diencephalon Tussenhersenen
Blauw Telencephalon Grote hersenen
De hersenstam
De hersenstam is de voortzetting van het ruggenmerg naar de
grote hersenen. Dit gebeurt heel geleidelijk. Het meest
caudale deel van de hersenstam is het verlengde merg
(Medula oblongata). Andere delen van de hersenstam zijn de
pons en het mesencefalon. De hersenstam heeft grotendeels
dezelfde functie als het ruggenmerg. Zo vindt er
sensomotorische integratie plaats (in het grijze stof) en is het
de verbinding tussen het centrale en het perifere zenuwstelsel.
Daarnaast is het ook het regelcentrum voor een aantal
somatische en vegetatieve processen. Voorbeelden wat de
functie van de hersenstam zowel is:
• Zendt opdrachten vanuit hersenen naar alle lichaamsdelen
• Spijsvertering, ademhaling, hartslag, bloeddruk
• Kruising zenuwbanen, tast & Aansturing spieren
Uit het grijze stof van de hersenstam komen 12 paar hersenzenuwen. Deze worden
genummerd door middel van de romeinse cijfers (I t/m XII). Niet alle hersenzenuwen zijn
zowel sensorische als motorische zenuwen, in tegenstelling tot de spinale zenuwen.
, Pons
• Waarnemingsinfo hersenschors naar grote hersenen
• Ademhaling, smaak, slaap/waakritme
• Prikkels evenwicht naar cerebellum
Mesencefalon
• Zintuigelijk & motorische functies
• Visuele / auditieve reflexen
• Gehoor
• pupilverwijding
Cerebellum
Het cerebellum betekent de kleine hersenen. Het ligt dorsaal van de hersenstam, onder de
grote hersenen. Het zorgt voor de coördinatie en fijne afstemming van de motoriek die
vanuit andere hersendelen wordt ingezet. Het heeft ook een rol bij het bijsturen van
bewegingen. Om dit te kunnen uitvoeren moet het informatie ontvangen van bijna alle
somatosensorische en somatomotorische impulsen van het animale zenuwstelsel. Dit
bijsturen kan door middel van terugkoppeling of vooruit koppeling. Het cerebellum is onder
te verdelen in verschillende onderdelen:
• Archi: het integreren van visuele informatie en informatie uit het
evenwichtsorgaan.
• Paleo: het controleren van axiale en proximale spieren met behulp van de
propriocepsis.
• Neo: de coördinatie van de fijne motoriek.
Het aanleren van nieuwe vaardigheden en het aanpassen van motoriek horen ook bij de
functie van het cerebellum.
Diencephalon
Het diencephalon wordt ook wel de tussenhersenen genoemd. Er ligt een hersenventrikel
(holte) in het midden. Om deze ventrikel liggen kerngebieden zoals de epithalamus,
thalamus, subthalamus en de hypothalamus.
Epithalamus → epifyse.
Heeft met de slaperigheid te maken. Zorgt voor de aanmaak van het stofje dat je
slaperig maakt. Het zorgt ook voor de ontwikkeling van het geslachtshormoon.
Thalamus
Een van de belangrijkste schakelstations voor sensorische informatie. Het geleidt de
sensorische informatie door naar de hersenschors. De thalamus is namelijk voor bijna
alle sensorische banen het eindpunt, op de reukzenuw na (dit gaat rechtstreeks naar het
cerebellum). Het zorgt ervoor dat niet alle prikkels zomaar de hersenen in kunnen komen
en dit dus gefilterd wordt. Veder onderhoudt het ook ons bewustzijn.
Subthalamus
De subthalamus bestaat uit twee kernen: de nucleus subthalamicus en de globus
pallidus. Ze vormen samen het motorische regelcentrum.
Hypothalamus
De hypothalamus regelt de activiteiten van het vegetatieve zenuwstelsel en de
activiteiten van een groot deel van het hormoonstelsel. Veder zorgt het ook voor de
homeostase van het lichaam, denk hierbij aan: dorst, honger, temperatuur en libido.
• Hypofyse: alles wat met de hormonen te maken hebben.