SAMENVATTING LITERATUUR
OVERDRACHTS- EN OMZETBELASTING
J.C. van Straaten e.a., Wegwijs in de Overdrachtsbelasting, Den Haag: Sdu 2023.
DEEL II
, Literatuuroverzicht per college
College 1 Overdrachtsbelasting: belastbaar Van Straaten e.a. 2023, hoofdstuk 1
Deel I
feit/verkrijging t/m 3 (m.u.v. par. 3.4.19).
College 2 Overdrachtsbelasting: tarief, Van Straaten e.a. 2023, par. 6.6, 7.1
woning en startersvrijstelling en 7.19.
College 3 Overdrachtsbelasting: voorwerp Van Straaten e.a. 2023, hoofdstuk 4
verkrijging/wijze van heffing en 8.
College 4 Overdrachtsbelasting: vastgoed- Van Straaten e.a. 2023, par. 3.4.19,
lichamen 5.1, 5.2 t/m 5.2.2, 5.4 t/m 5.5.3 en
6.7.
College 5 Overdrachtsbelasting: vastgoed- Van Straaten e.a. 2023, par. 5.3 t/m
lichamen/vrijstellingen 5.3.3, 5.6 t/m 5.13 en 7.2 t/m 7.2.4.
algemeen
College 6 Overdrachtsbelasting: Van Straaten e.a. 2023, par. 7.5 t/m
Deel II
vrijstellingen ondernemings- 7.11.8.
faciliteiten
College 7 Overdrachtsbelasting: overige Van Straaten e.a. 2023, par. 7.2.3,
vrijstellingen 7.12, 7.13, 7.20, 7.21, 7.22, 7.26,
7.27 en 9.1.
College 8 Omzetbelasting: systeem Van Straaten e.a. 2023, par. 11.1 t/m
omzetbelasting en levering 11.2.
goederen
College 9 Omzetbelasting: levering van Van Straaten e.a. 2023, par. 11.3 t/m
onroerende zaken 11.4.
College 10 Overdrachtsbelasting: maatstaf Van Straaten e.a. 2023, hoofdstuk 6
van heffing (m.u.v. par. 6.6, 6.7 en 6.10).
College 11 Omzetbelasting: samenloop- Van Straaten e.a. 2023, par. 11.5 t/m
vrijstelling 11.6, 3.3.3 en 7.4.
College 12 Omzetbelasting: samenloop- Van Straaten e.a. 2023, par. 7.3 t/m
vrijstelling (vervolg) 7.4.
Overdrachts- en omzetbelasting 2
, College 6 Overdrachtsbelasting: Van Straaten e.a. 2023, par. 7.5 t/m 7.11.8.
vrijstellingen
ondernemingsfaciliteiten
7.5 Bedrijfsopvolging in de familiesfeer (art. 15 lid 1 onder b WBR)1
Algemeen
Art. 15 lid 1 onder b WBR stelt vrij de verkrijging:
- door:
- (de echtgenoten of geregistreerde partners van) één of meer kinderen, kleinkinderen, boers of
zusters van een ondernemer,
- van:
- goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan de onderneming van de overdragende ondernemer.
Als voorwaarde wordt gesteld dat de verkrijger(s) de onderneming van de ondernemer, wat de
bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) voortzet of voortzetten.
Met een kind van de ondernemer wordt gelijkgesteld een pleegkind en met een broer of zuster wordt
gelijkgesteld een halfbroer, halfzuster, pleegbroer of pleegzuster van de ondernemer.
In beginsel is de vrijstelling niet van toepassing op een verkrijging van aandelen die als fictieve
onroerende zaken kwalificeren (art. 4 lid 1 onder a WBR), indien het desbetreffende lichaam een
onderneming drijft. Inmiddels heeft de HR echter geoordeeld onder verwijzing naar de
doorkijkarresten dat de vrijstelling ook kan worden toegepast op een dergelijke verkrijging van
fictieve onroerende zaken.
Bij de toepassing van de doorkijkgedachte is nog van belang dat sprake moet zijn van een
kwalificerende overdrager en een kwalificerende verkrijger. Indien de overdrager en/of de verkrijger
een rechtspersoon is kan geen beroep worden gedaan op de vrijstelling van art. 15 lid 1 onder b WBR.
Doel
Doel van de vrijstelling is het bevorderen dat overdracht van de onderneming plaatsvindt op het
tijdstip dat een ondernemer zich in feite uit de bedrijfsuitoefening terugtrekt, teneinde versnippering
van de onderneming na het overlijden van de eigenaar te voorkomen.
(Klein)kinderen
Onder de term ‘kinderen’ moet ingevolge art. 2 lid 1 onder i AWR worden verstaan: ‘eerstegraads
bloedverwanten en aanverwanten in de rechte lijn.’ Mede gelet op wat art. 1:3 lid 2 BW over
aanverwantschap bepaalt omvat het fiscale eindbegrip derhalve:
1 Van Straaten e.a. 2023, p. 442-453.
Overdrachts- en omzetbelasting 3
, - het eigen kind (krachtens afstammingsrecht of adoptie);
- het kind van de echtgenoot (stiefkind); en
- het kind van de geregistreerde partner.
Volgens de gangbare opvattingen wordt als kleinkind aangemerkt: het kind van een kind. Waar voor
de fiscale wetgeving het begrip ‘kind’ ruim is gedefinieerd, zal naar de mening van de schrijvers voor
toepasselijkheid van art. 15 lid 1 onder b WBR niet alleen het ‘eigen kleinkind’ in aanmerking komen,
maar ook het kleinkind van de echtgenoot en het kleinkind van de geregistreerde partner. Ook een
kind van een pleegkind zal naar de mening van de schrijvers als kleinkind aangemerkt mogen worden.
Halfbroer/-zus, pleegbroer/-zus
Een halfbroer of halfzuster is hij of zij die tot de overdragende ondernemer in een familierechtelijke
betrekking staat doordat zij samen één gemeenschappelijke ouder hebben.
Een pleegbroer of pleegzuster is een persoon die door de ouder(s) van de ondernemer als een eigen
kind is onderhouden en opgevoed.
Onderneming
Het begrip ‘onderneming’ moet ruim worden opgevat. Het omvat niet alleen de objectieve
onderneming (bijv. de eenmanszaak), maar ook de subjectieve onderneming (zoals een
deelgerechtigdheid in een personenvennootschap), een en ander in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001.
Voorts omvat het begrip zowel het beroep als het bedrijf (resolutie van 5 april 1994, PW 19 177). Voor
zover de verkrijging mede niet-ondernemingsvermogen omvat is de vrijstelling niet van toepassing.
Buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen en overneming na overlijden
Het ondernemingsbegrip van art. 15 lid 1 onder b WBR omvat mede het buitenvennootschappelijke
ondernemingsvermogen. Wordt na het overlijden van Vader een (juridisch) niet in een
personenvennootschap met Zoon ingebrachte onroerende zaak (buitenvennootschappelijk
ondernemingsvermogen van Vader) ter uitvoering van een bij de akte van vennootschap
overeengekomen overnemingsbeding aan de voortzettende Zoon overgedragen door de erfgenamen,
c.q. langstlevende echtgenoot (art. 4:13 BW), dan is op de verkrijging de vrijstelling van toepassing.
Is wel een voortzettingsregeling in het vennootschapscontract opgenomen, maar ontbreekt met
betrekking tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen een overnemingsrecht, dan is
de vrijstelling niet van toepassing indien het buitenvennootschappelijke vermogen aan de Zoon als
voortzetter van de onderneming wordt overgedragen. Voor die situaties is evenwel een
tegemoetkoming verleend in besluit 25 mei 2018.2
2 Nr. 2018-50125, Stcrt. 2018, 30213, NTFR 2018/1340.
Overdrachts- en omzetbelasting 4