Samenvatting bijzondere overeenkomsten
Hoofdstuk 1 bijzondere overeenkomsten: algemeen
1.1. Inleiding
Bijzondere overeenkomsten zijn overeenkomsten waarvoor de wetgever in het burgerlijk
wetboek speciale regels heeft opgesteld, in aanvulling op de gewone verbintenisrechtelijke
regels van boek 6. De overeenkomsten die daar worden behandeld zijn dus bijzondere
overeenkomsten bijv. koopovereenkomst en arbeidsovereenkomst.
1.1.1. Benoemd of bijzonder
Bijzondere overeenkomsten worden ook wel benoemde overeenkomsten genoemd omdat de
wetgever ze tot bijv. arbeidsovereenkomst heeft benoemd.
1.1.2. Goed verloop rechtsverkeer
Er kunnen zich probleemsituaties voordoen waar partijen geen rekening mee hebben
gehouden en waarbij ze er ook niet samen alsnog uitkomen. De overeenkomst zelf kan deze
niet oplossen, want die bood hierover geen duidelijkheid. Aanvullende wettelijke bepalingen
die speciaal voor bijv. een koopovereenkomst zijn geschreven, kunnen in dit geval de gaten
in een overeenkomst opvullen en mogelijke conflicten oplossen. Wettelijke regels voor
bepaalde typen overeenkomsten bevorderen zo een ‘goed verloop van het rechtsverkeer’.
1.1.3. Bescherming zwakkere partij
Een andere belangrijke reden voor opname in de wet is dat de wetgever bij verschillende
overeenkomsten zwakkere partijen wenst te beschermen tegen sterkere partijen bijv.
werkgever-werknemer, professionele verkoper-consument en verhuurder-huurder.
1.1.4. Bijzonder gaat voor algemeen
Wanneer bijzondere wettelijke regels zijn vastgesteld, gaan deze altijd voor de algemene
wettelijke regels (lex specialis derogat lex generali).
1.3. Plaats in het BW
De bijzondere overeenkomsten worden in het BW behandeld in boek 7, 7A en 8. De regeling
van de bijzondere overeenkomsten vormt daarmee het sluitstuk van de gelaagde structuur
van het BW (de wettelijke regels worden gedetailleerder naarmate je verder in het wetboek
komt).
1.5.
Deze paragraaf is te vinden in de wettenbundel.
1.6. Aspecten van de wettelijke regelingen van bijzondere overeenkomsten
De regels kunnen betrekking hebben op:
1. Precontractuele verbintenissen
Soms bevat de wettelijke regeling van een bijzondere overeenkomst bepalingen over
verplichtingen die al kunnen ontstaan voordat er sprake is van een overeenkomst. De
verbintenis vloeit dan niet voort uit een overeenkomst, maar uit de wet bijv. art. 7:754 BW:
een aannemer is verplicht om, voordat van een overeenkomst sprake is, zijn opdrachtgever
te waarschuwen wanneer deze bijv. een onverstandige bouwtechnische ingreep wil laten
verrichten (waarschuwingsverplichting).
2. Totstandkoming van de overeenkomst
Boek 6 BW bevat, in samenhang met verschillende regels uit Boek 3 BW, de algemene
regels over de totstandkoming van een overeenkomst bijv. een overeenkomst kan vormvrij
tot stand komen, tenzij de wet extra eisen stelt. Dit gebeurt soms in Boek 7 e.v. BW.
1
,3. Inhoud van de overeenkomst
Veel regels uit Boek 7 e.v. BW hebben betrekking op de inhoud van de overeenkomst. Soms
geeft de wet dwingende of aanvullende regels. Je kunt in Boek 7 BW regelmatig bepalingen
tegenkomen die voor je gevoel dubbel zijn. Het gaat dan vaak om verduidelijkende regels die
zijn opgenomen om duidelijkheid te scheppen en mogelijke misverstanden tegen te gaan
bijv. art. 7:401 BW: de opdrachtnemer is verplicht de zorg van een goed opdrachtnemer in
acht te nemen. Dit kun je zien als uitwerking van de redelijkheid en billijkheid
4. Einde
De regeling van een bijzondere overeenkomst kan specifieke regels bevatten rond het einde
of beëindiging van de overeenkomst bijv. art. 7:763 BW bevat een speciale regeling rond het
beëindigen van een overeenkomst tot aanneming van werk wanneer er sprake is van
arbeidsongeschiktheid of overlijden van de aannemer.
5. Speciale regels rond nakoming, schadevergoeding of ontbinding
Verschillende bijzondere overeenkomsten kennen speciale regels rond nakoming,
schadevergoeding of ontbinding bijv. art. 7:22 lid 2 BW: bij consumentkoop bestaat er in
beginsel pas recht op ontbinding van de overeenkomst wanneer herstel of vervanging van de
afgeleverde zaak niet mogelijk is.
6. Postcontractuele verbintenissen
Dit zijn die na tenietgaan van de overeenkomst nog kunnen ontstaan. Zo kan een verkoper
van een zaak, onder omstandigheden, na afloop van de overeenkomst gehouden zijn om,
tegen een vergoeding aanvullende service te bieden.
1.7. Gemengde overeenkomsten
Een overeenkomst kan trekken vertonen van meerdere bijzondere overeenkomsten bijv. een
installatiebedrijf koopt van een machinefabriek een speciale machine die nog gebouwd moet
worden en zal worden aangepast aan de wensen van het installatiebedrijf. Deze
overeenkomst vertoont trekken van een koopovereenkomst en van aanneming van werk. De
vraag is nu welke regels van toepassing zijn. Art. 6:215 BW bepaalt dit. Uit dit artikel volgt
dat, als een overeenkomst trekken van twee overeenkomsten vertoont, in beginsel alle
regels gezamenlijk van toepassing zijn. Als er op een bepaald punt sprake zou zijn van
tegenstrijdige regels, moet worden bezien aan welke regel de voorrang moet worden
gegeven. Heeft de ene bepaling een aanvullend karakter en de andere een dwingend
karakter, dan gaat het dwingende voorschrift voor.
1.7.1. Gemengde overeenkomsten bij consumentenkoop
Voor een consumentenkoop gelden aanvullende regels. Indien een consument een zaak
koopt die nog tot stand gebracht moet worden, geeft de wetgever meer duidelijkheid. Art. 7:5
lid 4 BW bepaald in dit geval expliciet dat, bij strijd tussen de regels rond aanneming van
werken de regels rond consumentenkoop, de regels rond consumentenkoop voorgaan.
1.7.3. Gemengd of samengesteld?
Als partijen meerdere afspraken maken die op zichzelf goed van elkaar te scheiden zijn,
hoeft er geen gemengde overeenkomst te worden aangenomen. Er kan dan spraken zijn van
een samengestelde overeenkomst. Dit is een overeenkomst die in meerdere, afzonderlijke
bijzondere overeenkomsten uiteenvalt bijv. een bedrijf komt overeen dat het een perceel
grond A van een aannemer zal kopen, terwijl de aannemer tegelijkertijd op een perceel
grond B, reeds in eigendom van het bedrijf, een bouwwerk zal oprichten. De
hoofdverplichtingen uit de overeenkomst (koop en aanneming van werk) kunnen hier goed
van elkaar gescheiden worden omdat het verschillende percelen betreft.
2
,1.8. Overeenkomsten zonder wettelijke regeling
De wetgever heeft niet geprobeerd om alle bijzondere overeenkomsten die met enig
regelmaat voorkomen in Boek 7 BW te regelen. Voor deze overeenkomsten geldt dan het
algemene overeenkomstenrecht van het BW. Zo’n overeenkomst noemen we een
overeenkomst sui generis, bijvoorbeeld:
- Geheimhoudingsovereenkomst
- Franchiseovereenkomst
- Stage, vrijwilligerswerk en sponsoring
1.8.4. Feitelijke situatie is bepalend
De naam die in het handelsverkeer voor een overeenkomst wordt gebruikt, is niet bepalend
voor de vraag wat voor overeenkomst het is. Als een overeenkomst voldoet aan de
wettelijke omschrijving, zijn de betreffende regels van toepassing. De inhoud van de
overeenkomst is bepalend voor de vraag welke wettelijke regels al dan niet van toepassing
zijn.
1.9. Geschillen
Geschillen over bijzondere overeenkomsten kunnen aan de gewone civiele rechter worden
voorgelegd. De sector kanton is bevoegd tot de behandeling van geschillen met een waarde
van maximaal €25.000. Geschillen boven de kantongrens kunnen worden voorgelegd aan de
sector civiel. Veel geschillen waar consumenten bij betrokken zijn, kunnen worden
voorgelegd aan de geschillencommissie als de ondernemer zich zelf via het lidmaatschap
van zijn brancheorganisatie bereid heeft verklaard om de behandeling van geschillen door
een commissie mogelijk te maken.
Hoofdstuk 2 Algemeen overeenkomstenrecht
2.2. Aanvullend en dwingend recht
2.2.1. Aanvullend recht
Aanvullend recht wordt ook wel regelend recht genoemd. Aanvullende regels gelden als
partijen over een bepaald aspect van de overeenkomst niets hebben afgesproken. Het
bevordert een goed verloop van het rechtsverkeer. Partijen mogen deze onderwerpen wel
zelf regelen. Ze zijn rij om af te wijken.
2.2.2. Dwingend recht
Van dwingendrechtelijke regels mag niet worden afgeweken. Wanneer een bepaling een
beschermend karakter heeft, is deze van dwingend recht. Het is wel toegestaan om
afspraken te maken die ten voordele zijn van de partij die wordt beschermd bijv. bedenktijd
van 3 dagen (art. 7:2 lid 2 BW) wordt een bedenktijd van 5 dagen.
2.2.3. Wanneer dwingend, wanneer aanvullend?
Of een bepaling een dwingend karakter heeft, wordt soms in de wet aangegeven bijv. art. 7:6
BW dat bepaalt dat van de bepalingen in afdeling 1 t/m 7 niet ten nadele van de koper kan
worden afgeweken. Deze afdelingen bevatten belangrijke bepalingen rond de
consumentenkoop. Soms is uit de tekst zelf duidelijk op te maken dat het dwingend recht
bevat bijv. als er iemand beschermd wordt. Als het niet duidelijk is, is het de rechter die
bepaalt of een artikel dwingend is.
2.2.4. Semidwingend recht
Er zijn ook wettelijke bepalingen die tussen dwingend en aanvullend recht in liggen. Zo zijn
er veel bepalingen waarvan wel mag worden afgeweken, als dit bij schriftelijke overeenkomst
gebeurt.
2.2.5. Driekwartdwingend recht
Dit zijn bepalingen waarvan alleen bij collectieve arbeidsovereenkomst (cao) mag worden
afgeweken.
3
,2.3. Uitleg van overeenkomsten
2.3.1. Pacta sunt servanda
Een verbintenis uit (bijzondere) overeenkomsten moet worden nagekomen.
2.3.2. Uitleg van overeenkomsten
Om vast te stellen of een verbintenis uit overeenkomst niet goed is nagekomen, moet eerst
worden vastgesteld wat de verbintenis precies inhoudt. Art. 6:248 lid 1 BW bepaalt dat een
overeenkomst niet alleen de rechtsgevolgen heeft die partijen zijn overeengekomen maar
ook die uit de aard van de overeenkomst, de wet, de gewoonte of de eisen van redelijk en
billijkheid voortvloeien.
2.3.4. Internationaal
Bij de uitleg van termen in een contract wordt in de rechtswetenschap wel onderscheid
gemaakt tussen een objectieve en subjectieve uitleg.
Objectieve uitleg: de taalkundige uitleg staat voorop bij de uitleg van een contractbepaling.
Subjectieve uitleg: de bedoeling van de partijen staan centraal.
2.3.5. Overige uitlegregels: geen innerlijke tegenspraak
Een contract dient altijd in zijn geheel beschouwd te worden en niet innerlijk tegenstrijdig
mag zijn. Als een bepaling in een contract toch een andere bepaling tegenspreekt, moet het
contract zo worden uitgelegd dat er geen tegenstrijdigheid is.
2.3.6.Overige uitlegregels: eerdere contracten
Eerdere contracten die partijen hebben gesloten, kunnen ook van belang zijn bij de uitleg
van een onduidelijke bepaling. Indien bij eerdere contracten een verkopende partij de
goederen altijd gratis bezorgde en er geen afwijkende afspraken zijn gemaakt, kan dat een
aanwijzing zijn dat dit bij volgende contracten ook bedoeld werd.
2.3.7. Overige uitlegregels: positie van partijen
Uit het Haviltex-criterium volgt dat mag worden gekeken naar de maatschappelijke positie en
rechtskennis van partijen. Hieruit volgt dat, als er bij een contract een duidelijk zwakkere
partij is, er bij onduidelijkheid over een begrip in beginsel de voor de zwakste partij meest
gunstige uitleg kan worden gehanteerd. In art. 6:238 lid 2 BW staat dat dit ook geldt rond
algemene voorwaarden.
2.3.8. Hulpmiddel bij uitleg: resultaats- of inspanningsverbintenis?
Bij de uitleg van overeenkomsten en het vaststellen van de inhoud van de verbintenissen
kan, tot slot, ook nog het onderscheid tussen inspanningsverbintenissen en
resultaatsverbintenissen verhelderend zijn. Bij een inspanningsverbintenis staat de
inspanning die de schuldenaar moet leveren voorop, het resultaat wordt niet gegarandeerd
bijv. een docent die lesgeeft of een arts die een operatie verricht.
Bij de resultaatsverbintenis staat het resultaat voorop bijv. de bakker dient de taart te
bakken. Het is doorgaans makkelijker om te beoordelen of een resultaat de vereiste kwaliteit
heeft dan een inspanning.
2.4. Algemene voorwaarden
2.4.1. Inleiding
Bij professionele overeenkomsten worden in de praktijk vaak algemene voorwaarden
gehanteerd art. 6:231 sub a BW.
2.4.2. Kernbeding en essentialia
Er bestaat een verschil tussen het begrip kernbedingen en het begrip essentialia. Essentialia
zijn de noodzakelijke elementen van een overeenkomst, zonder welke we niet van een
overeenkomst kunnen spreken bijv. dat de koper en verkoper het eens zijn over de te
verkopen zaak. De prijs behoort niet tot de essentialia (art. 7:4 BW)!!
4
,De prijs behoort wel tot de kernbeding, omdat het wel de kern van de prestatie betreft.
Dus:
Essentialia: onmisbaar om vast te stellen of en waarover er een overeenkomst is.
Kernbedingen: bedingen die de kern van de overeengekomen prestaties aangeven. Alle
essentialia zijn ook kernbedingen. Kernbedingen zijn nooit algemene voorwaarden.
Aanvullende contractbepalingen: maken volledig onderdeel uit van de overeenkomst, maar
gaan niet over de kern van de prestaties. Vallen onder de beschermende algemene
voorwaarden-regeling indien zij zijn opgesteld om in meerdere overeenkomsten te worden
opgenomen.
2.4.3. Bescherming algemene voorwaarden
De eerste vraag die altijd beantwoord moet worden bij een geschil waarbij algemene
voorwaarden een rol spelen is of ze wel onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Dit is het
geval als er in een aanbod duidelijk naar wordt verwezen en dit wordt aanvaard. Bij
professionele partijen komt het nog wel eens voor dat de aanvaardende partij in een
aanvaarding weer verwijst naar de eigen algemene voorwaarden. Art. 6:225 lid 3 BW: de
partij die de overeenkomst wil aanvaarden moet dus de algemene voorwaarden van de
aanbieder nadrukkelijk van de hand wijzen als hij wilt dat deze niet gelden. Daarmee doet hij
de aanbieder een tegenbod: hij wil de overeenkomst wel aanvaarden maar alleen onder zijn
eigen algemene voorwaarden. Dit is een nieuw aanbod.
Voor algemene voorwaarden geldt een beschermend wettelijk systeem. Art. 6:235 lid 1 BW
bepaalt dat dit niet geldt voor grote bedrijven en andere organisaties (jaaromzet van 12
miljoen of meer dan 50 werknemers). Het geldt wel voor consumenten en voor bedrijven en
organisaties die niet aan de voorwaarden van lid 1 voldoen.
Art. 6:238 lid 2 BW: de bedingen in algemene voorwaarden moeten helden en duidelijk
geformuleerd zijn. Als dat niet het geval is, gaat de voor de consument-wederpartij meest
gunstige uitleg voor.
Art. 6:233 BW: algemene voorwaarden zijn vernietigbaar wanneer zij niet voor of bij het
sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld of wanneer zij onredelijk bezwarend zijn.
Art. 6:234 BW: bij een digitale overeenkomst mogen de algemene voorwaarden ook digitaal
ter hand worden gesteld.
Deze hoofdregels gelden voor zowel consumenten als de hiervoor genoemde kleine partijen.
Alleen voor consumenten geldt hiernaast ook nog een extra regeling van art. 6:236 en 237
BW, waarin een lijst van (mogelijke) onredelijk bezwarende bedingen is opgenomen. Kleine
partijen dienen zelf aan te tonen dat een voorwaarde onredelijke bezwarend is. Wel
reflexwerking: de regeling geldt strikt genomen niet maar er gaat wel een beschermende
werking van uit.
2.4.4. Zwarte en grijze lijst
Art. 6:236 BW: lijst met algemene voorwaarden die altijd als onredelijk bezwarend worden
aangemerkt = zwarte lijst.
Art. 6:237 BW: lijst met algemene voorwaarden waarvan wordt vermoed dat zij onredelijk
bezwarend zijn = grijze lijst. De consument hoeft hierbij niet te bewijzen dat de voorwaarde
onredelijk bezwarend is. Het is aan de gebruiker (ondernemer) van de algemene
voorwaarden om in dat geval aan te tonen dat het niet onredelijk bezwarend is.
2.4.5. Toetsing op initiatief belangenorganisatie
Wanneer een partij wordt geconfronteerd met een ongunstige algemene voorwaarde, kan zij
deze door middel van een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Dit kan ook in een
gerechtelijke procedure.
5
,2.5. Uitzonderingen op pacta sunt servanda
Als het om wat voor reden dan ook, niet meer mogelijk is om de overeenkomst na te komen,
is de schuldenaar in ieder geval aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser hierdoor
lijdt. Ook op het pacta-sunt-beginsel bestaan uitzonderingen. Er zijn situaties waarin een
schuldenaar een overeenkomst straffeloos niet kan nakomen.
2.5.1. Uitzonderingen: vernietiging
De wet kent verschillende vernietigingsgronden: bedrog, bedreiging, misbruik van
omstandigheden en dwaling (art. 3:44 BW en art. 6:228 BW). Deze vernietigingsgronden zijn
wilsgebreken.
2.5.2. Uitzondering: overmacht
Een verbintenis kan straffeloos niet worden nagekomen als er sprake is van overmacht, art
6:75 BW. Theoretisch bezien zorgt overmacht ervoor dat een tekortkoming in de nakoming
niet kan worden toegerekend. Bij overmacht moet er altijd een situatie zijn waarin het voor
een schuldenaar redelijkerwijs, onmogelijk is om na te komen. Deze onmogelijkheid van
nakoming moet bovendien niet de schuld zijn van de schuldenaar en ook niet voor zijn
rekening of risico komen bijv. een artiest die een vlucht mist en daardoor niet kan optreden
had op een andere manier de plaats kunnen bereiken. Er is geen sprake van overmacht. Als
hij een hartaanval krijgt geldt dit wel als overmacht.
Van overmacht is niet snel sprake. Als een partij een zaak moet leveren maar deze wordt
gestolen, is er niet automatisch sprake van overmacht. Alleen als de schuldenaar kan
aantonen dat hij al het redelijke (beveiliging) heeft gedaan om de diefstal te voorkomen, zou
een beroep op overmacht kunnen slagen.
Als er sprake is van overmacht, hoef je als schuldenaar niet na te komen en, omdat
toerekening een van de voorwaarden is voor schadevergoeding van art. 6:74 BW, ook geen
schadevergoeding te betalen. Als de overmachtsituatie ophoudt te bestaan, herleeft de
verplichting tot nakoming weer.
2.5.3. Uitzondering: art. 6:248 lid 2 BW
In bepaalde omstandigheden kan toepassing van een bepaling uit een gesloten
overeenkomst straffeloos achterwege blijven, omdat dit in onaanvaardbare mate in strijd zou
komen met de redelijkheid en billijkheid bijv. als een partij een andere partij opzettelijk of
door grove schuld schade berokkent en vervolgens een beroep wil doen op een algemene
voorwaarden die aansprakelijkheid voor deze schade uitsluit.
2.5.4. Uitzondering: onvoorziene omstandigheden
Er is een mogelijkheid van gehele of gedeeltelijke ontbinding van een overeenkomst op
grond van onvoorziene omstandigheden art. 6:258 BW.
2.6. Remedies: algemeen
2.6.1. Het uitgangspunt dat overeenkomsten moeten worden nagekomen zorgt voor
rechtszekerheid en bevordert het handelsverkeer. Het wettelijk systeem moet mogelijkheden
bieden voor de schuldeiser die zijn verbintenis niet goed ziet nagekomen.
2.6.2. Opschorten
Als een schuldenaar zijn verbintenis uit een (al dan niet) wederkerige overeenkomst niet
goed nakomt, heeft de schuldeiser verschillende mogelijkheden. In de eerste plaats kan hij -
zijn eigen prestatie opschorten.
- Algemene opschortingsbevoegdheid, art. 6:52 BW
- Voor wederkerige overeenkomsten, art. 6:262 BW
6
,- Art. 6:263 BW geeft als aanvulling dat de schuldeiser die als eerste moet presteren het
recht om op te schorten als hij goede grond heeft om te vrezen dat zijn schuldenaar niet zal
presteren (onzekerheidsexceptie).
Opschorten is altijd maar een tijdelijke oplossing. Het geeft de schuldeiser tijd om te bepalen
wat hij wil doen, maar biedt geen definitieve oplossing voor het geschil.
2.6.3. Mogelijkheden voor de schuldeiser
Wanneer de schuldenaar niet nakomt, kan de schuldeiser in eerste plaats alsnog nakoming
vorderen. Hij wordt hierbij desnoods gesteund door de rechter, art. 3:296 BW. De
schuldeiser kan verder (vervangende of aanvullende) schadevergoeding eisen op grond van
art. 6:74 BW. Hij kan ook de overeenkomst ontbinden op grond van art. 6:265 BW.
Combinaties zijn ook mogelijk. Art. 6:89 BW geeft aan dat de schuldeiser wel binnen
bekwame tijd nadat hij een gebrek in de prestatie heeft ontdekt, moet protesteren bij de
schuldenaar.
2.6.4. Remedies
Nakoming, schadevergoeding en ontbinding worden ook wel remedies genoemd.
Primaire remedie: nakoming vorderen
Subsidaire remedie: schadevergoeding eisen en ontbinden.
Ook de vernietigingsgronden kunnen in de praktijk als remedie fungeren.
2.6.5. Vrije keuze schuldeiser
Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, mag de schuldeiser zelf bepalen welke remedie hij
inzet. De vrije keuze van de schuldeiser kan wel worden beperkt.
Arrest Multi Vastgoed-Nethou:
In het arrest ging het om een door Multi Vastgoed aan Nethou opgeleverd bedrijfsgebouw
waarvan de gevel roestplekken vertoonde. Multi erkende de tekortkoming in de nakoming en
wilde een deel van de gevel vervangen en verder op haar kosten het onderhoud uitvoeren
waardoor de roestplekken niet meer zichtbaar zouden zijn. Nethou eiste complete
vervanging. De kosten hiervan lagen veel hoger. Multi vorderde dat Nethou gedwongen zou
worden met schadevergoeding genoegen te nemen. HR gaf Multi geen gelijk maar gaf wel
de vorenstaande overweging waardoor het voor toekomstige gevallen de deur op een kier
zette. Uit het arrest blijkt dat in uitzonderingsgevallen de vrije keuze van de schuldeiser soms
beperkt zou kunnen worden.
2.6.6. Beperkingen door de wet
De vrije keuze van de schuldeiser kan wel door de wet worden ingeperkt bijv. bij
consumentenkoop kan de consument pas kiezen voor ontbinding wanneer herstel of
vervanging van de gekochte zaak niet mogelijk is. Het eisen van herstel of vervanging zijn
vormen van vorderingen tot correcte nakoming.
2.6.7. Hoogstpersoonlijke prestatie
Een andere beperking op de vrije keuze van de schuldeiser is wanneer de inhoud van de
verbintenis een hoogstpersoonlijke prestatie betreft bijv. het optreden van een musicus.
Wanneer de schuldenaar in deze gevallen bijv. verstoorde relatie met opdrachtgever, niet
meer wil presteren, kan de schuldenaar soms kiezen tussen alsnog nakomen of
schadevergoeding betalen anders lijkt het op dwangarbeid.
2.7. Remedies: begrippenkader
2.7.1. Tekortkoming in de nakoming
Voor het toepassen van ontbinding en schadevergoeding moet er, naast andere
voorwaarden, een tekortkoming in de nakoming zijn. De schuldenaar kan op verschillende
manieren tekortschieten in de nakomen:
- Niet nakoming
7
,- Niet tijdig nakomen
- Gebrekkig nakomen
2.7.3. Begrippenkader: wanprestatie
Wanprestatie: een tekortkoming in de nakoming die toegerekend kan worden.
Toerekening kan plaatsvinden:
- Op grond van schuld
- Of omdat zij op grond van de wet, de verkeersopvattingen of krachtens een
rechtshandeling aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
Schuld dient ruim te worden opgevat. Het omvat niet alleen de situaties waarin een
schuldenaar opzettelijk niet of niet goed nakomt maar alle situaties waarin gezegd kan
worden dat hij niet als zorgvuldige schuldenaar heeft gehandeld.
Toerekening kan hiernaast op grond van de wet (aansprakelijkheid voor hulppersonen en
gebruikte zaken) of de verkeersopvattingen plaatsvinden.
2.7.3. Begrippenkader: verzuim
Voor toepassing van remedies kan ook verzuim vereist zijn. De verzuimregeling art. 6:81 e.v.
BW houdt in dat er voor een recht op schadevergoeding of ontbinding in veel gevallen nog
een ingebrekestelling verstuurd moet worden. Er zijn een paar gevallen waarin er verzuim
ontstaat zonder dat er een ingebrekestelling verstuurd hoeft te worden bijv. fatale termijn art.
6:83 BW.
2.7.4. Begrippenkader: blijvend onmogelijke nakoming
Verzuim is niet vereist wanneer nakoming blijvend onmogelijk is art. 6:74 lid 2 en art. 6:265
lid 2 BW. Blijvend onmogelijke nakoming doet zich voor bijv. als een dj op een bepaalde dag
niet komt opdagen voor een trouwfeest of als een schilderij verbrand.
2.7.5. Begrippenkader: tijdelijk onmogelijke nakoming
Bijvoorbeeld wanneer er door uitbraak van vogelgriep een vervoersverbod geldt. Na de
opheffing van dit verbod is nakoming weer mogelijk.
2.8. Belangrijkste remedies op een rij
2.8.1. Remedie: nakoming
Een schuldenaar heeft recht op nakoming vanaf het moment dat de prestatie opeisbaar is.
Als er een termijn is afgesproken, is het niet opeisbaar wanneer deze termijn nog niet
verstreken is. Als er geen termijn is afgesproken dan is de verbintenis in beginsel direct
opeisbaar. Het komt regelmatig voor dat er geen termijn is afgesproken maar dat duidelijk is
dat niet bedoeld is dat de verbintenis direct opeisbaar is.
2.8.2. Remedie: ontbinding
Ontbinding art. 6:265 BW, is alleen mogelijk bij wederkerige overeenkomsten. Als
voorwaarde geldt hiernaast dat er een tekortkoming in de nakoming van voldoende ernstige
aard aanwezig moet zijn (mag niet te klein zijn). De schuldeiser moet dan genoegen nemen
met alsnog correcte nakoming of schadevergoeding. Als aanvullende voorwaarde voor
ontbinding geldt dat er sprake moet zijn van tijdelijke of blijvend onmogelijke nakoming of van
verzuim. Toerekening is niet vereist voor ontbinding, schuldeiser kan dus ook ontbinden bij
overmacht.
Het belangrijkste rechtsgevolg van ontbinding is art. 6:271 BW. Door ontbinding houden de
verbintenissen op te bestaan en ontstaan er ongedaanmakingsverbintenissen. De
schuldenaar kan op grond van art. 6:74 BW ook nog aansprakelijk zijn voor eventuele
schade die is ontstaan.
8
,2.8.3. Remedie: schadevergoeding
Vijf voorwaarden art. 6:74 BW:
1. Tekortkoming in de nakoming van een verbintenis
2. Schade
3. Causaal verband
4. Toerekenbaarheid aan de schuldenaar
5. a. Blijvende onmogelijkheid van nakoming, of
b. Verzuim
Art. 6:98 BW: dit artikel bepaalt dat alleen de schade voor vergoeding in aanmerking komt
die, mede gelet op de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade, in zodanig
verband met de gebeurtenis staat dat deze de schuldenaar toegerekend kan worden. Bij
schade die in een verder verwijderd verband staat, kan nader onderzoek noodzakelijk zijn.
Verschillende vormen schade:
Persoonsschade: bij lichamelijk letsel of overlijden.
Zaakschade: bij schade aan zaken.
Vervangende schadevergoeding: schadevergoeding treedt in de plaats van nakoming.
Aanvullende schadevergoeding: aanvullend
Bestaat uit:
- Vertragingsschade: bijv. de rente die een schuldeiser misloopt omdat de schuldenaar een
geldbedrag te laat betaalt.
- Gevolgschade: vergoeding van schade die de schuldenaar veroorzaakt bij het uitvoeren
van de verbintenis bijv. brandschade.
2.8.4. Remedie: dwaling
Ook vernietigingsgronden kunnen als remedie fungeren, omdat ze de schuldeiser kunnen
bevrijden van een overeenkomst waar hij vanaf wil. Dwaling is bij bijzondere
overeenkomsten de belangrijkste vernietigingsgrond. Art. 6:228 lid 1 BW hieruit volgt dat
vernietiging alleen mogelijk is als de dwaling niet aan de partij zelf te wijten is. De onjuiste
veronderstelling moet ontstaan:
1. Door een mededeling van de wederpartij (sub a);
2. Door iets wat de wederpartij had moeten meedelen (sub b);
3. Wanneer beide partijen in een onjuiste veronderstelling verkeerden (sub c);
Alles wat op grond van de overeenkomst is betaald, moet worden terugbetaald op grond van
onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW). Als een partij in de tussentijd heeft geprofiteerd
van de overeenkomst, kan er eventueel nog plaats zijn voor een vordering uit
ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW).
Verschil dwaling en ontbinding:
Door een geslaagd beroep op dwaling worden de verbintenissen vernietigd en hebben ze
nooit bestaan. Wat er is geleverd, moet op grond van onverschuldigde betaling worden
teruggeleverd. Er kan geen schadevergoeding op grond van art. 6:74 BW worden gevorderd
omdat er met terugwerkende kracht geen verbintenis meer is. Er is nog wel een mogelijkheid
om via onrechtmatige daad de schade vergoed te krijgen.
Bij ontbinding gaan de verbintenissen pas teniet vanaf het moment van de ontbinding. Er
ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen voor de geleverde prestaties. De schade die is
geleden, kan gevorderd worden op grond van art. 6:74 BW. Als vuistregel kan worden
aangehouden dat in situaties waarin een schuldeiser schade heeft geleden en zou kunnen
kiezen tussen dwaling en ontbinding, het vaak eenvoudiger is om te ontbinden.
9
, 2.8.5. Opzegging
Opzeggen is geen remedie omdat er geen tekortkoming hoeft te zijn. Opzeggen betekent dat
een van de partijen aangeeft dat hij wil dat de overeenkomst eindigt. Uitgangspunt is dat de
overeenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel kunnen worden opgezegd. Opzeggen kent
geen algemene regeling in het BW maar de algemenevoorwaardenregeling kent wel
verschillende bepalingen waarin opzegging voorkomt.
Hoofdstuk 3 Koop en consumentenkoop
3.2. Definities en vormen van koop
3.2.1. Koop en ruil
Art. 7:1 BW: koop is volgens dit artikel het uitwisselen van een zaak tegen geld. Een zaak
(art. 3:2 BW) is een voor menselijk beheersing stoffelijk voorwerp.
Art. 7:47 BW is een belangrijke uitbreiding van het begrip koop. Dit artikel bepaalt dat je niet
alleen zaken kunt kopen maar ook vermogensrechten zoals aandelen, geldvorderingen,
auteursrechten, rechten van erfpacht en appartementsrechten. De regels rond koop zijn dan
zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bij consumentenkoop worden de regels
rond koop nog breder van toepassing bepaald.
Art. 7:49 BW: ruil is niet anders dan een koopovereenkomst waarbij in plaats van met geld er
met een zaak wordt betaald. De regels rond koop worden in art. 7:50 BW dan ook van
overeenkomstige toepassing verklaard op ruil.
3.2.2. Consumentenkoop
Consumenten worden door de wetgever extra beschermd door aparte regels rond
consumentenkoop. Art. 7:5 lid 1 BW: we spreken van een consumentenkoop wanneer een
natuurlijke persoon, niet handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf, een roerende
zaak koopt van een professionele verkoper.
De regels rond consumentenkoop gaan verder dan het kopen van zaken en
vermogensrechten. Lid 5 bepaalt dat de regels ook van toepassing zijn op levering van
elektriciteit, warmte, koude, gas, stadsverwarming, usb-stick, cd, dvd en downloads van
software bijv. apps en programma’s. Streamingsdiensten zoals Spotify en Netflix vallen hier
niet onder. Bij problemen met streamingsdiensten kan de consument terugvallen op de
algemene regels rond niet-nakoming van overeenkomsten uit boek 6.
3.2.3. Handelskoop
Wanneer een consument iets aan een andere consument verkoopt, is er geen sprake van
consumentenkoop. Wanneer twee professionele partijen een koopovereenkomst sluiten,
spreken we van handelskoop. Hier zijn geen aparte regels voor dus de regels rondom koop
zijn van toepassing.
3.2.4. Varianten van koop: koop op proef
Art. 7:45 BW koop op proef bepaalt dat dit de koop is die wordt gesloten onder de
opschortende voorwaarde dat de zaak de koper voldoet (dus naar tevredenheid van de
koper is). Pas als dat het geval is, komt de overeenkomst tot stand.
3.2.5. Varianten van koop: koop op afbetaling en huurkoop
Art. 7:84 lid 3 sub a BW: van koop op afbetaling is sprake als bij een koopovereenkomst de
koopprijs in termijnen wordt betaald. De koper wordt na levering van de zaak wel direct
eigenaar.
Art. 7:84 lid 3 sub b BW: huurkoop is een vorm van koop op afbetaling waarbij de koper de
zaak wel direct mag gebruiken maar hij pas eigenaar wordt als hij alle termijnen heeft
betaald (koop onder eigendomsvoorbehoud). Voldoet aan de omschrijving van art. 3:92 BW
10