Jeugd en omgeving
Als opvoeden niet vanzelf gaat
Hoofdstukken voor het tentamen:
1, 3, 5, 7, 8, 9.1-9.6, 10.1-10.3, 10.7, 11.1-11.5, 12.1-12.4, 12.8
Week 1: hoofdstuk 1,2 en 3
Week 2: hoofdstuk 5,7 en 8
Week 3: hoofdstuk 9 en 10 (9.5, 9.6 en 10.7)
Week 4: hoofdstuk 11 en 12 (11.5 en 12.8)
40 MC-vragen
,Hoofdstuk 1 – Wat is orthopedagogiek?
1.1Als opvoeden niet vanzelf gaat
Opvoedingsimpasse: als het opvoeden niet vanzelf gaat, of als de ontwikkeling van een kind
stagneert, leidt dat nogal eens tot spanningen binnen het gezin, maar vaak ook daarbuiten.
- Degenen die het signaleren zijn vaak ouders, verzorgers en buitenstaanders
Het proces naar een opvoedingsimpasse:
1. De opvoeder constateert voor tjdstp 1 dat de ontwikkeling van het kind niet in de door hem
gewenste richtng verloopt
2. De opvoeder heef tot op dat moment naar beste kunnen geprobeerd om de ontwikkeling
van het kind in de gewenste richtng te beïnvloeden
3. Op tjdstp 1 is de opvoeder van mening dat hij daar niet in geslaagd is
4. De opvoeder ziet dan ook geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van het
kind in die richtng te beïnvloeden
5. De opvoeder mist op dat moment tevens de verwachtng dat hij zelfstandig, of in overleg met
medeopvoeders, binnen een acceptabele termijn bevredigende middelen zal vinden
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emotes bij de opvoeder
1.2Opvoeden
Verschillende defnites van opvoeden:
- Kok: een wezenlijk aspect van menselijk bestaan, waarmee mensen hun humane bestaan
mogelijk maken
o Dynamisch proces, waarin het kind zich ontwikkelt en de opvoeder opvoedt
o Functonele karakter van de opvoeding: de invloed van de dagelijkse omgang met
elkaar, de sfeer of de wijze waarop de opvoeder ‘voorleeft wat hij belangrijk vindt.
- Van Dale: ‘lichamelijk en geestelijk vormen; grootbrengen
o (Te) Eenzijdig: het proces bestaat hoofdzakelijk uit gerichte handelingen die van de
opvoeder uitgaan naar het kind
- De Winter: het gaat over complexere zaken, zoals de ‘vorming van persoonlijkheid, om het
ontdekken van identteit en de zin van je bestaan, om je plaats in cultuur en samenlevingt.
Daarbij zijn wijsheid en gezag, geduld, moed en ervaring belangrijker dan simpele
conditoneringsprincipes.
o Volwaardig lid worden van een gemeenschap en hierin je verantwoordelijkheid
nemen. Pedagogic civl society.
Wat is opvoeden? (Kok)
Volgens Kok is opvoeden ‘het in relate staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de
opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituates zo hanteert dat deze optmale kansen bieden voor
zelfontplooiing.
- Opvoeding speelt zich af in nauwe samenhang met uiteenlopende culturele en ecologische
factoren
- Concreet eindpunt van opvoeding is niet te bepalen van tevoren
- Kok ziet opvoeden als ‘een samen op weg zijn, zonder het waarheen te kennent
In plaats van te spreken over het doel van opvoeden, heef hij het over een perspectef
o Opvoedersperspectef: hoop en verwachtng op een toekomst, waar vervuld gaat
worden wat er nog niet is, ook nog niet gekend is, maar wat gewenst en gehoopt
wordt
o Kindperspectef: datgene wat sluimerend in het jonge kind aanwezig is, en in de loop
van de ontwikkeling steeds meer gaat ontwaken.
, - Doel van de opvoeding: heef betrekking op het optmaliseren van het proces van opvoeden:
van opvoedingsrelate, van het opvoedingsklimaat en van de opvoedingssituates waaraan
het kind zich ontwikkelt.
- De relate is volgens Kok de basis van het opvoedingsproces; zonder relate is opvoeden niet
mogelijk.
Functoneel en intentoneel proces
Met het ‘functonele karaktert van de opvoeding verwijst Kok vooral naar de contnue onderlinge
betrokkenheid van de deelnemers aan het opvoedingsproces.
- Van Sprang beschrijf geborgenheid, veiligheid en een uitnodigende (leer)omgeving als basis
voor zelfontplooiing van het kind.
o (Kok): vanuit die geborgenheid wordt het kind uitgenodigd en gestmuleerd om de
hem omringende wereld te ontdekken, te ervaren en zich eigen te maken. Op deze
manier schept het opvoedingsproces voor kinderen kansen op ontwikkeling.
Opvoeden is echter niet alleen een functoneel proces. De opvoeder oefent binnen dat proces
namelijk ook doelgericht invloed uit. Hij wil het kind iets leren, hem iets duidelijk maken of iets laten
ervaren. Kok noemt dit het intentonele ofwel doelgerichte karakter van de opvoeding.
Het kind ontwikkelt zich dus via de interacte en in relate met de opvoeder, in een proces dat primair
functoneel is, maar dat daarbinnen ook intentonele momenten kent.
- Kok spreekt van een groeiend kindperspectef bij een afnemend opvoedingsperspectef. Er
vindt een verschuiving plaats naar meer eigen verantwoordelijkheid voor het kind en
daarmee gaat opvoeden naarmate het kind ouder wordt, langzaamaan over in begeleiding.
1.3Pedagogiek
De wetenschap die het opvoeden als object heef, is de pedagogiek: de leer van de opvoeding ofwel
opvoedkunde.
- De term pedagogiek is afomstg van het Griekse pais (kind) en agoogè.
- Van IJzendoorn & De Frankrijker geven als omschrijving van pedagogiek of opvoedkunde: de
bestudering van ‘de opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening aan kinderen en
jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktjkt.
Drie niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding die elkaar onderling beïnvloeden (Van
Strien):
1. Niveau 1: het niveau waarop ouders, leerkrachten en andere opvoeders nadenken op
opvoeding en gedrag. Ze proberen recepten uit voor alledaagse kwestes waarmee ze
worstelen. De meest geslaagde pogingen krijgen het karakter van ‘succesverhalent.
o (Niveau van alledaagse problemen en ervaringskennis resulterend in handelen naar
standaardvoorbeelden).
2. Niveau 2: als niveau 1 niet werkt en er een opvoedingsimpasse dreigt, kan er behoefe
ontstaan aan een deskundige op dit gebied.
o (Niveau van de praktjkgerichte theorie ontwikkeld door de professionele opvoeder,
via systematsch handelen en refecte daarop praktjkkennis te ontwikkelen en te
toetsen)
3. Niveau 3: het niveau waarop onderzoek wordt verricht dat bijdraagt aan algemene
theorievorming.
o (Het niveau van de wetenschap, systematsch proces van denken en handelen,
gebruik maken van wetenschappelijk ontwikkelde instrumenten en procedures)
, 1.4Orthopedagogiek
Bij een opvoedingsimpasse zijn vaak meerdere complexe factoren die de ontwikkeling en opvoeding
beïnvloeden en die om nadere bestudering vragen. Op dit terrein levert de orthopedagogiek een
bijdrage.
Orthopedagogiek is de wetenschap dit zich bezighoudt met bijzondere of specifeke opvoeding en
het in zijn ontwikkeling belemmerde kind.
- Ortho is afomsitg van het Griekse ortho: recht(op)
Overeenkomst tussen orthopedagogiek en pedagogiek ligt daarin dat ze zich beide primair richten op
de opvoeding en de invloed daarvan op de ontwikkeling van het kind. De orthopedagogiek
onderscheidt zich van de pedagogiek in het gegeven dat de eerste zich richt op de opvoeding speciaal
moet worden aangepast aan de behoefen van het kind, terwijl de laatste zich juist richt op de
gewone opvoeding.
- De orthopedagogiek bestudeert een specifeke groep van verschijnselen daarbinnen, zoals
ernstge opvoedingsproblemen.
Rispens geef de volgende defnite van orthopedagogiek:
“De wetenschap die zich in onderzoek en theorievorming richt op de beschrijving van de aard en de
achtergronden van het ontstaan van opvoedings-, ontwikkelings- en schoolproblemen bij kinderen
en jeugdigen, met het oog op onderkenning, behandeling en preventee.
- Orthopedagogiek is echter niet alleen een wetenschap die verschijnselen bestudeert, het is
ook een interventewetenschap die zich richt op het voorkomen of terugdringen van
problemen bij het opvoeden.
o Met andere woorden de orthopedagogiek richt zich niet alleen op het beschrijven en
verklaren, maar ook op veranderen. En niet alleen op het kind, maar vooral op
problemen bij het opvoeden.
Over het algemeen wordt de nadruk gelegd op de orthopedagogiek als (be)handelingswetenschap.
Daarin is de orthopedagogiek te vergelijken met de medische wetenschap. In feite waren artsen de
eersten die zich bezighielden met wetenschappelijk onderzoek naar kinderen bij wie de ontwikkeling
ernstg werd bedreigd. Zij deden dat op een manier die later werd overgenomen door
orthopedagogen, namelijk door middel van uitgebreide observates en analyse van de gegevens die
daaruit naar voren kwamen.
Vier gezichtspunten op de problemen die de orthopedagogiek bestudeert (Bleidick)
1. Individueel theoretsch paradigma: de nadruk ligt op de beperking als een medische
categorie. De opvoedingsproblemen worden toegeschreven aan bepaalde kenmerken van
het kind. (Medisch model: stoornissen, defecten, biologische tekorten).
2. Interactoneel theoretsch paradigma: een handicap wordt opgevat als een etket. De
gehandicapte voldoet niet aan de verwachtngen van de maatschappij. Degene met dit label,
krijgt daarmee een identteit toegeschreven en wordt vervolgens bejegend volgens dit
verwachtngspatroon. Het oordeel van de omgeving staat centraal.
3. Het systeemtheoretsch paradigma: de handicap wordt gezien als consequente van de eisen
van een (pedagogisch) systeem. Het speciaal onderwijs ontleent zijn bestaansrecht
bijvoorbeeld aan het feit dat het Nederlandse onderwijssysteem niet voldoende kan
afstemmen op wat het individu nodig heef en dit leidt dus tot uitval
4. Maatschappijtheoretsch paradigma: de handicap is in deze opvatng het product van de
samenleving. De maatschappij veroorzaakt als het ware de handicap. De gehandicapte raakt
geïsoleerd.