Samenvatting verborgen talenten, deel 1 en 2
Hoofdstuk 1, rode draden (hoofdstuk ter inleiding)
Slaap,- spring,- en huppelliedjes en prentenboeken vormen het begin van de
literaire ontwikkeling van kinderen.
Rode draden
Het ontwikkelingsperspectief is één van de rode draden van het boek, de andere
twee zijn verbreding naar andere vakken en diversiteit van kinderen.
Ontwikkelingsperspectief -> Wordt weergegeven hoe kinderrijmen en prentenboeken
in functie kunnen worden gebruikt. Voor oudere kinderen word ingezoomd op
boeken die het leren lezen en het leesonderwijs kunnen verrijken. Als het kind de
kunst van het lezen onder de knie begint te krijgen, moet het worden begeleid in het
proces waarin het leert dat het met lezen zelf toegang krijgt tot nieuwe kennis.
Verbreding -> verbreding van aandacht voor het kinderboek als zodanig naar
gebruik bij alle vakken van het onderwijs. Specifiek gaat het over de functies van
jeugdboeken.
Diversiteit -> aandacht voor diversiteit aan ervaringen, interesses en aanleg bij
leerlingen. Als kinderen thuis niet veel lezen is het belangrijk dat de school deze
kinderen in aanraking brengt met het lezen. Je kunt in het onderwijs grofweg van
uit twee invalshoeken kijken naar de kunst van het lezen: met het oog op de
leeskunst zelf die ontwikkeld moet worden, of met het oog op de lesstof die je via
lezen kunt overbrengen of verdiepen.
Om een geschikt boek te vinden voor individuele kinderen, moet een leerkracht op
een aantal dingen letten. Het boek moet aansluiten bij de interesse van de leerling,
het moet niet te moeilijk of te makkelijk zijn, het moet spannend of humoristisch
zijn en de leerling moet er wat van kunnen leren.
Hoofdstuk 2, het beslissende boek
Smaken verschillen -> Het onderwijs speelt een rol in de verdeling van sociale en
culturele ongelijkheid: de kinderen van de gegoede klasse gaan naar het gymnasium
waar de literatuur met een hoofdletter wordt geserveerd; kinderen uit andere sociale
groepen gaan naar scholen waar veel minder oog en waardering is voor wat
leerlingen aan culturele bagage en voorkeuren meebrengen. De scheiding is niet
altijd zo; er gaan ook kinderen uit arbeidersgezinnen naar het gymnasium – waar
hun dan wel een cultuurschok wacht. Bourdieu vindt in ieder geval dat het
onderwijs bij alle leerlingen een zo breed mogelijke deelname aan literatuur en
kunst moet stimuleren. Daarmee wordt de basisschool, in casu de schoolmeester en
de schooljuf, een belangrijke factor voor jonge kinderen die van huis uit geen
cultuur met een grote C meekrijgen.
Verbogen talenten: Cultuurspreiding en onderwijsstimulering -> het idee dat
kinderen uit alle sociale milieus dankzij onderwijs in de maatschappij vooruit
kunnen komen, bestaat nog niet zo lang. Honderd jaar geleden was het nog tamelijk
vanzelfsprekend dat je als zoon van een fabrieksarbeider zelf ook in de fabriek ging
werken en dat je ging studeren als je vader dokter was. Zo kregen arbeiders
kinderen eeuwenlang niet meer dan baal onderwijs in lezen, schrijven, rekenen, een
beetje aardrijkskunde en geschiedenis, en een flinke portie godsdienstige vorming,
terwijl rijke kinderen ook onderwijs kregen in vreemde talen, letteren en exacte
vakken.
,Founding fathers van cultuur spreiding en kansengelijkheid -> Emanuel Boekman
en Frederik van Heek. Emauel Boekman heeft pionierswerk verricht voor de
cultuurspreiding in Nederland. Naar hem is de Boemanstichting genoemd, die zich
inzet voor de positie van de kunst in de samenleving. Boekman vond dat kunst
toegankelijk moest worden voor allen, vanuit de sociale politiek.
Frederik van Heeg was voorbestemd voor een leidende positie in het familiebedrijf,
maar hij ging economie studeren aan de Universiteit van Amsterdam.
Hij constateerde dat nog geen twee procent van de studenten aan de Nederlandse
universiteiten zonen (en nog veel minder dochters) van arbeiders waren, terwijl deze
groep bijna de helft van de Nederlandse bevolking uitmaakte. Hij vroeg zich daarom
af wat het onderwijs doet met de talenten van kinderen. Van Heek ontdekte ook dat
er bij de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs nog altijd heel wat
talent verloren gin van kinderen die qua aanleg en intelligentie best ‘hogerop’
hadden kunnen komen, maar geconstateerd werd dat ook die flessenhals al aan het
begin van het basisonderwijs zat: na zes maanden in wat nu groep drie wordt
genoemd bleken kinderen uit weinig geschoolde milieus bij een gelijke intelligentie
toch veel slechter te lezen dan hun leeftijdsgenoten uit de milieus van hoger
geschoolden. De oorzaak lag niet bij de individu, maar bij de school en de leerstof
die niet aansloten bij de cultuur van laag geschoolde arbeidersgezinnen. De school
zou kinderen die achterblijven voorrang moeten geven. Dit inzicht leidde vervolgens
tot het onderwijsvoorrangsbeleid in het basisonderwijs en later ook in de
peuterspeelzalen.
Verschillende talenten: meervoudige intelligentie -> Naast getalenteerde
talenten krijg je in het onderwijs ook te maken met verschillende talenten.
Tegenwoordig is er meer aandacht voor een brede identiteitsontwikkeling van
kinderen waarin zij zich sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch en creatief kunnen
ontwikkelen. Deze aandacht voor veelzijdige ontwikkeling sluit goed aan bij de
theorie van Gardner. Volgens Gardner (1983) heeft ieder mens een unieke
samenstel van intelligenties. Gardner onderscheid acht verschillende intelligenties.
Elk mens beschikt in enige mate over alle acht intelligenties, maar de verhoudingen
kunnen sterk verschillen. Gardners boodschap aan het onderwijs is dat het
basisonderwijs traditioneel op inspeelt maar twee van die intelligenties (taal en
rekenen). Volgens Gardner zou het onderwijs meer rekening mogen houden met die
andere intelligenties van kinderen teneinde hun, zoals dat nu genoemd wordt,
passend onderwijs te geven en te werken aan brede ontwikkeling.
De linguïstische intelligentie -> Mensen met deze intelligentie zijn gevoelig voor taal,
leren makkelijk een nieuwe taal en weten taal ook goed te gebruiken om hun doelen
te bereiken. Advocaten, schrijvers en dichters hebben volgens Gardner vaak een
hoge talige intelligentie. Met dit profiel houd je van lezen, taalspelletjes, puzzelen
gedichten maken of verbale grappen.
De logisch-wiskundige intelligentie -> mensen met deze intelligentie zijn goed in het
logisch analyseren van problemen en het maken van wiskundige opgaven. Ze
kunnen goed reken en spelen graag met cijfers en getallen.
De visueel-ruimtelijke intelligentie -> mensen met deze intelligentie zijn goed in het
waarnemen van ruimte en patronen, zowel op grote schaal (zeevaart) als op kleine
schaal (schakers, chirurgen). Ze verdwalen bijvoorbeeld niet gauw, weten na één
keer lopen moeiteloos de weg terug te vinden. Ze zijn vaak ook goed in het
waarnemen van figuren en kleurnuances, en soms ook in teken en ontwerpen. Het
zijn de schilders, beeldhouwers, architecten, modeontwerpers of designers.
, Muzikale intelligentie -> mensen met deze intelligentie hebben gevoel voor melodie,
ritme en timbre. Ze kunnen bijvoorbeeld zo maar een melodietje zingen als ze dat
één keer gehoord hebben en ze horen meteen of iets vals klinkt. Veel kinderen met
deze interesse spelen graag op een muziekinstrument.
Lichamelijke-kinesthetische intelligentie -> mensen met deze intelligentie zijn
motorisch heel goed; ze hebben een heel goed gevoel voor wat hun lichaam wel en
iet kan. Ze zijn heel goed in imiteren of naspelen, echte doeners, die makkelijker
leren door dingen te doen dan door passief te luisteren en te lezen. Het zijn de latere
dansers, sporters en acteurs, maar bijvoorbeeld ook technici en andere
handwerkslieden.
De naturalistische intelligentie -> mensen met deze intelligentie kunnen goed
talrijke soorten planten en dieren herkennen en classificeren. Kinderen met deze
aanleg zijn gefascineerd door de natuur en door alles wat daar gebeurt. Ze
herkennen planten en dieren aan hun specifieke kenmerken en houden van
sorteren.
De interpersoonlijke intelligentie -> interpersoonlijke mensen hebben het vermogen
om de bedoelingen, motieven en verlangens van andere mensen te begrijpen. Ze
kunnen goed met anderen samen dingen doen. In de meest basale vorm gaat het
om kinderen met veel gevoel voor de verschillende stemmingen van de andere
kinderen om hen heen. Grote politici of religieuze leiders, maar ook therapeuten,
zijn vaak interpersoonlijk intelligente mensen. (Nelson Mandela)
De intrapersoonlijke intelligentie -> mensen met intrapersoonlijke intelligentie
hebben een fijnzinnig inzicht in hun eigen gevoelens, angsten en herinneringen en
kunnen goed alleen zijn. De meester of juf zouden misschien dromers noemen.
Vaak houden ze zich wat op de achtergrond, maar intussen hebben ze we heel goed
in de gaten wat er allemaal gebeurt. Deze kinderen houden vaak een dagboek bij.
Mensen met een intrapersoonlijke intelligentie weten hun eigen gevoelens en
gedachten goed te ontrafelen en tot in details te beschrijven.
Intelligenties liggen niet vast, ze zijn dynamisch: zwakke intelligenties kunnen
versterkt worden en problemen kunnen op meerder manieren worden opgelost.
Het beslissende boek -> Veel schrijvers hebben een boek waardoor ze op het spoor
kwamen van hun eigen talenten en interesses. Voor Maarten ’t Hart was dit het
boek Karakter van Bordewijk. Voor Kader Abdolah was dit het boek Jip en Janneke.
Het beslissende boek voor Gerard Brands was een boek over de natuur, voor Wim
Hofman boeken die de topografische verbeelding stimuleren.
Talenten, lezen en leesbevordering -> Psychologe Marilyn Adams constateerde dat
kinderen van laagopgeleide ouders, vergeleken met kinderen van hoogopgeleide
ouders, op het moment dat ze in groep 3 komen al zo’n duizend voorleesuren
hebben moeten missen. Zo’n verschil vraagt al om extra aandacht voor
leesbevordering, maar het is vooral nodig om te voorkomen dat deze achterstand de
kinderen ook nog eens belemmert in hun ontwikkeling. Het Mattheus-effect:
goede lezers worden steeds beter, zwakke lezers raken steeds meer achterop.
“Als de ontwikkeling van woordenschat een positieve invloed heeft op begrijpend
lezen en lezen zelf heel erg bevorderlijk is voor de groei van de woordenschat dan
hebben we de cruciale factor te pakken die leidt tot beter lezen en tot persoonlijke
ontwikkeling. Voor de leesbevordering is interessant dat kinderen met meer plezier
lezen over onderwerpen waar ze echt in geïnteresseerd zijn, en dat de verschillende