Handboek SRH – H8: kwetsbaarheid en kracht
8.2 Kwetsbaarheid
Mensen gaan verschillend met kwetsbaarheid om. Voor sommige mensen levert het ongemakken op,
voor anderen is het een bron van kracht en anderen zien het als onderdeel van hun identiteit.
Het kan meer of minder zichtbaar zijn en verschilt in intensiteit en duur.
De omstandigheden en je omgeving kunnen een buffer vormen voor kwetsbaarheid, maar
kunnen het ook verergeren.
Kwetsbaarheid kan op veel verschillende manieren ontstaan, zowel door interne- als externe
factoren. Deze factoren kunnen leiden tot beperkingen. Het kan effect hebben op je psychische en
lichamelijke functies, het uitoefenen van activiteiten en het participeren in de samenleving.
Door beperkingen kunnen mensen gevoelig zijn voor bepaalde stressfactoren. Dit kunnen zowel
interne stressfactoren zijn, als externe stressfactoren. Beide typen stress kunnen op elkaar
inwerken en elkaar versterken.
Bij externe stressfactoren gaat het vaak om sociale stressfactoren, zoals te veel druk. Wat
iemand aankan qua stress kunnen we zien aan de hand van de balans tussen draagkracht en
draaglast.
Mensen met een bepaalde psychosociale kwetsbaarheid blijken bijzonder gevoelig te zijn
voor allerlei indrukken. Deze mensen kunnen hooggevoelig zijn: de informatieverwerking
verloopt uitgebreider en nauwkeuriger. De zintuigelijke indrukken worden veel complexer
verwerkt.
Het kwetsbaarheid-stress-coping-model geeft de wisselwerking weer tussen de kwetsbaarheid, de
daarmee samenhangende gevoeligheid voor stressfactoren, en de factoren die bescherming bieden
tegen overbelasting.
Draagkracht Draaglast
Preventieve factoren
Psychische draagkracht Copingvaardigheden Gevoeligheid voor stressfactoren
die samenhangen met
psychiatrische symptomen.
Lichamelijke draagkracht Medicatie Gevoeligheid voor
psychologische stressfactoren.
Materiele draagkracht Stressarme omgeving Gevoeligheid voor lichamelijke
stressfactoren.
Sociale draagkracht Sociale steun en bescherming Gevoeligheid voor sociale
stressfactoren.
Ritme en structuur Gevoeligheid voor dagelijkse
ongemakken.
Werk, inkomen en huisvesting Gevoeligheid voor prestatiedruk.
Armoede, werkeloosheid en
thuisloosheid.
8.3 Bronnen van stress
Te veel stress kan tot verstoring van de balans leiden. Er zijn veel factoren die stress kunnen
veroorzaken. Iedereen heeft zijn eigen gevoelens waarvoor hij/zij gevoelig is.
Mogelijke factoren die stress veroorzaken: emoties, sociale druk, complexe handelingen, plotselinge
gebeurtenissen, trauma’s, stigmatisering en discriminatie, armoede, werkeloosheid en thuisloosheid.
8.4 Persoonlijke niche
Iemand die erg stressgevoelig is vormt een zogenoemde persoonlijke niche. Dit is een ruimte waarin
je je veilig voelt. Dit kan zowel een fysieke als een psychologische ruimte zijn. Dit is iets strikts
persoonlijk, anderen kunnen het beheer van deze ruimte nooit overnemen.
, De grenzen van je niche worden gevormd door wat je aankunt. Als je dicht bij je grenzen komt
wordt dit aangegeven met waarschuwingssignalen. Hierop kan gereageerd worden door coping
strategieën in te zetten.
Sociale niche: een fysieke omgeving waarvan ook andere mensen deel uitmaken en die goed
passen binnen de persoonlijke niche.
8.5 Omgaan met stressgevoeligheid
De manier waarop mensen trachten zichzelf in balans te houden, noemen we coping (omgaan met).
Iedereen ontwikkelt in de loop van zijn herstelproces bepaalde vaardigheden en strategieën om zich
te weren tegen stressgevoeligheid en het risico van overbelasting, met als doel een evenwicht te
bewaren tussen draagkracht en draaglast.
Of een persoon terugvalt is mede afhankelijk van of iemand coping strategieën geleerd heeft en
of die op het juiste moment kunnen worden ingezet.
Ook de omgeving speelt een belangrijke rol: stressverhogend of stressverminderend.
Er zijn twee typen coping:
1. Type 1: gericht op het creëren van een basisbescherming.
2. Type 2: gericht op het adequaat reageren op stressfactoren die zich op een bepaald moment en
meestal vrij plotseling voordoen.
Een belangrijk onderdeel van een herstelproces is dat iemand zijn eigen beperkingen leert kennen,
kan accepteren en manieren kan vinden om er zo goed mogelijk mee om te gaan.
Hulpverleners kunnen hierbij een ondersteunende rol vervullen.
Kernbehandeling ‘versterken’: ervoor zorgen dat de client eigen mogelijkheden benut,
veerkracht onderzoeken, vroegere ervaringen benutten en zoeken naar talenten.
Kernbehandeling ‘verzekeren’: externe hulpbronnen die worden ingezet om de ander
bescherming en ondersteuning te bieden.
8.6 Vijf soorten krachtbronnen
Er zijn vijf soorten krachtbronnen:
1. Wensen en aspiraties – wat ik wil: dit zijn belangrijke motivatiebronnen.
Een wens is iets wat je graag wilt, maar verschillende betekenissen voor je kan hebben.
Aspiratie: het streven om iets te bereiken.
2. Persoonseigenschappen – wie ik ben:
Kernkwaliteiten (positieve eigenschappen): specifieke sterktes of eigenschappen die iemand
maken tot wie hij is.
Een kernkwaliteit kan ook een valkuil worden: het teveel inzetten van hetgeen waar je goed
in bent, waardoor het geen positief aspect achterlaat.
3. Talenten en vaardigheden – wat ik kan: kan leiden tot nieuwe ontdekkingen over zichzelf.
4. Kennis en ervaring – wat ik weet: levenservaringen zijn krachtbronnen.
Kan ervoor zorgen dat problemen worden omgezet in oplossingen.
Doordat de eigen ervaringen als uitgangspunt worden genomen, kan iemand ondervinden
dat diens ervaringen belangrijk zijn.
5. Krachten in de omgeving – wat heb ik: de omgeving is een oase van hulpbronnen.
Gebruikmaken van de mogelijkheden die je tegenkomt of die zich voordoet.
Specifieke vormen van omgevingsbronnen: culturele, religieuze en spirituele bronnen.
Soms is de kwetsbaarheid erg groot en het herstelvermogen beperkt of afwezig, bijvoorbeeld bij
mensen met een ernstige beperking. Om de kwaliteit van leven zo groot mogelijk te laten zijn, speelt
de omgeving een belangrijke rol. Mensen en voorzieningen zijn dan gericht op het ‘verzekeren’ van
veiligheid, goede zorg en een fijne invulling van de dag.
, Handboek SRH – H37: werken in een F-ACT-team
37.1 Inleiding
F-ACT: Flexibele Assertive Community Treatment.
Behandeling en begeleiding van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. Vaak is
hierbij sprake van problemen op meerdere levensgebieden.
37.2 Geschiedenis
ACT is in de jaren 70 ontwikkeld als reactie op de de-institutionaliseringsbeweging, waarbij
psychiatrische ziekenhuizen gesloten werden. Het was het eerste casemanagement-model waarmee
ambulante geestelijke gezondheidszorg voor mensen met ernstige psychische aandoeningen werd
vormgegeven.
Sinds het begin van deze eeuw is er een Nederlandse variant ontwikkeld, F-ACT genaamd. Deze
teams kunnen opschalen als het nodig is, maar bieden ook zorg aan cliënten met een
zorgbehoefte waarbij minder frequent contact nodig is.
37.3 Kenmerken
ACT is geïndiceerd voor een relatief kleine groep: cliënten die zijn gediagnostiseerd met ernstige
psychiatrische stoornissen, die langdurig last hebben van ernstige symptomen en grote moeite
hebben zich zelfstandig staande te houden in de maatschappij.
Meest intensieve en multidisciplinaire vorm van ambulante hulpverlening.
Werken met een gedeelde caseload: alle hulpverleners kennen alle cliënten en werken samen in
de behandeling.
Actieve benadering van de client in diens eigen omgeving.
Drie tot vier contactmomenten per week.
24-uurs-verantwoordelijkheid voor crisisdiensten.
Continuïteit in de zorg.
Nauwe samenwerking met het steunsysteem.
Een multidisciplinair team helpt cliënten op meerdere levensgebieden tegelijk.
Het biedt psychiatrische diagnostiek en behandeling aan, met ook de focus op herstel van
maatschappelijke rollen.
Herstel is het centrale doel, waarbij de eigen kracht van de cliënten zoveel mogelijk wordt
gestimuleerd met steun van hun netwerk.
F-ACT werkt vanuit dezelfde principes, alleen is het aantal cliënten groter, omdat niet alle
cliënten intensieve zorg nodig hebben.
37.4 Inbedding in de praktijk
Hoe F-ACT in de praktijk werkt:
Ondersteuning van het eigen netwerk: zorgpersoneel ziet de cliënten veelal in de thuissituatie,
samen met mensen van hun eigen netwerk. Actief cliënten opzoeken in hun eigen omgeving
biedt mogelijkheden om het netwerk te betrekken. Goed contact met het netwerk heeft een
positief effect op het herstel.
Goede netwerkondersteuning betekent behoud van de positie van de client. Het is belangrijk
de naasten gastvrij te betrekken, ruimte te geven voor hun eigen verhaal en proces.
Ondersteuning door een professioneel netwerk: via de ggz kunnen belangrijke behoeften van
cliënten worden gerealiseerd. Er zijn vaste contactpersonen. Het is belangrijk dat de client
gebruik kan maken van het ontwikkelde netwerk van professionals en maatschappelijke
instanties. Hierdoor werkt het F-ACT-team als brug tussen de ggz en het sociale domein.
Samenwerking binnen de GGZ: er is sprake van een nauwe samenwerking met klinische
voorzieningen. Ook tijdens verblijf in een kliniek levert het F-ACT-team continue durende zorg.
Verbindingen met een gespecialiseerd team: kunnen de noden van de client vertalen naar de
mogelijkheden van het zorgprogramma.
, 37.5 Fasen van hulpverlening
De volgende vijf fasen van hulpverlening worden gehanteerd:
1. Aanmelding: een client kan via verschillende routes worden aangemeld, bijvoorbeeld via de
huisarts, een crisisdienst, opnameafdeling, andere hulpverleningssetting of vanuit een
bemoeizorgsituatie.
2. Kennismaking: een analyse van wensen en mogelijkheden met eerlijkheid over de insteek. Het is
belangrijk dat alle levensterreinen aan bod komen met wensen en behoeften, prioriteiten, de
huidige situatie en mogelijkheden en krachten uit het verleden (hulpmiddel: persoonlijk profiel).
3. Opstellen van een persoonlijk plan: aan de hand van een persoonlijk profiel wordt een persoonlijk
plan opgesteld. Hierbij worden de eerste prioriteiten gesteld en acties uitgezet. Eventuele
diagnostiek wordt goed getimed en passen ingevlochten in het proces.
Shared decision making: er wordt op gelijkwaardige basis gezocht naar de beste oplossingen.
Beslissingen worden genomen op basis van ieders expertise en de beschikbare
mogelijkheden.
4. Uitvoering van het plan: de belangrijkste doelen van de client staan voorop, er wordt aangesloten
bij de prioriteiten van de client. Er wordt gewerkt met de focus op de krachten.
De expertise uit het team wordt ingezet die past bij de doelen en prioriteiten.
Er wordt gelet op de fasen van herstel, in hoeverre iemand aansluiting heeft bij zichzelf en bij
anderen, welke levensgebieden goed gaan en in ontwikkeling zijn, welke hulpverleners op dit
moment het beste kunnen aansluiten en hoe het netwerk betrokken kan worden.
5. Afsluiting: als de hersteldoelen behaald zijn of de ondersteuning niet langer nodig is, wordt het
traject afgesloten.
Er kan sprake zijn van symptomatisch herstel: de client lijdt niet meer aan de symptomen of
de client en het netwerk hebben geleerd hiermee om te gaan. Er is sprake van een
terugvalpreventieplan.
Er is maatschappelijk herstel: de client heeft voldoende sociale rollen opgepakt.
Er is persoonlijk herstel: de client staat aan het stuur en er is voldoende aandacht voor zin- en
betekenisgeving. Het netwerk is voldoende ondersteunend.
37.6 Herstelondersteunend werken in het F-ACT-team
Met behulp van SRH lukt het teams om op methodische wijze herstelondersteunend te werken.
Contact en opbouw van een relatie zijn basisvoorwaarden om samen aan doelen te kunnen werken
(kernhandeling: verbinden).
Het is belangrijk dat iemand zich persoonlijk ondersteund voelt. Het ervaren van actieve steun is
belangrijk. Het vragen naar persoonlijke doelen en dromen met focus op kracht en
mogelijkheden.
De herstelondersteunende relatie wordt getypeerd als persoonlijk-professionele relatie.
Professionele nabijheid komt in de plaats van professionele distantie. Dit betekent dat je, passend
in het herstelproces van de ander, ook persoonlijke zaken deelt. Wat je deelt is bedoeld om de
ander te helpen in het proces van acceptatie en herstel.
De taak van F-ACT-teamleden: helpen om woorden te geven aan waar het om gaat, reflectie, terzijde
staan in groei en ontwikkeling, helpen schrijven van de biografie, actief helpen in zaken die men
alleen niet voor elkaar krijgt, actieve steun bieden en belangenbehartiging naar de maatschappij en
belangrijke anderen (kernbehandeling: verstaan, verzekeren en versterken).
Verschillende disciplines in het team vullen elkaar aan. Er wordt aangesloten bij wat nu belangrijk
is voor de client, maar werken ook aan een toekomstperspectief.
In alle fasen kan door middel van het multidisciplinaire team zowel symptomatisch, als
maatschappelijk, als persoonlijk, als functioneel herstel centraal staan.
Continuïteit van de zorg, zowel tijdens opname als in de ambulante situatie, is heel waardevol.