Woordenlijst (samenvatting) taalwetenschap
DEEL I TAAL EN TAALVERMOGEN
Hoofdstuk 1: Van taal naar taalwetenschap
1.2. Talen
Universalia Kenmerken of eigenschappen die in elke menselijke taal voorkomen.
Voorbeelden § Boodschappen bestaan uit verschillende onderdelen, namelijk grotere eenheden
universalia en kleinere elementen. Zinnen bestaan uit woorden en woorden bestaan weer uit
klanken.
§ Talen hebben klinken en medeklinkers.
§ In elke taal kan je de volgende dingen doen: mededelingen geven, ontkenningen
doen, vragen stellen en een bevel geven.
§ Elke taal heeft termen voor zwart/wit of donker/licht. Andere kleurtermen
verschillen.
Compositionaliteit Het idee dat het geheel bestaat uit losse onderdelen en de structuur waarin die
onderdelen staan.
Alle zinnen bestaan uit woorden met elk hun eigen betekenis die in een volgorde
gezamenlijk de betekenis van een zin vormen.
De betekenis van een zin kan veranderen wanneer de onderdelen in een andere
volgorde worden geplaatst.
1. Man bijt hond
2. Hond bijt man
De betekenis van woorden veranderen ook wanneer je letters in een andere volgorde
plaatst.
1. Laat
2. Taal
Ook op woordniveau kan de betekenis veranderen wanneer de verbanden
veranderen: kraanwater en waterkraan.
Recursie Het idee van recursie is dat je een eenheid hebt dat zelf weer
deel uitmaakt van een grotere eenheid van dezelfde soort.
Het principe is hierbij: oneindige herhaalbaarheid.
Bijvoorbeeld: een vrouw met een droste-blik staat afgebeeld
op een droste-blik, waarop een vrouw met een droste-blik
staat. Enzovoorts.
Een talig voorbeeld: neem de zin ‘u glimlacht’. Deze zin kun je
inbedden in een andere zin, bijv.: ‘Ik zie dat u glimlacht’. Die zin kun je ook weer
inbedden: ‘Ik denk dat ik zie dat u glimlacht’. Enzovoorts.
, 1.3. Andere talen
Verschillen mens vs 1. Dieren hebben weinig creativiteit in hun communicatiesysteem in tegenstelling
dier tot de mensentaal.
2. Mensen stemmen hun taalgebruik af op de gesprekspartner. Er is sprake van
interactie. Dieren wachten daarentegen niet op elkaar.
3. Mensentaal is spontaan. Er hoeft geen directe aanleiding of stimulus te zijn. Bij
dieren wel. (Bijen dansen pas als ze een bloem gevonden hebben)
Onomatopeeën Klanknabootsende woorden, zoals kukeleku, niezen en tsjilpen. Bij onomatopeeën is er
geen sprake van willekeurigheid, waarvan over het algemeen sprake is in de
menselijke taal.
Bijv. Koekoek >> dit woord laat ook het geluid van het dier horen.
Verschillen Kunsttalen zijn talen die door mensen bewust geconstrueerd of ontworpen zijn.
kunsttalen vs.
gewone taal Verschillen:
1. Kunsttalen veranderen over het algemeen niet, maar natuurlijke talen wel door
hun levendigheid.
2. Kinderen verwerven natuurlijke talen van jongs af aan in de directe interactie
met de omgeving. Kunsttalen verwerven zij alleen als hun omgeving die talen
ook spreken.
Verschillen formele Verschillen formele talen/ computertalen:
talen vs. gewone 1. Bij computertalen is er een vaste een-op-een relatie tussen vorm en betekenis.
taal In het Nederlands kunnen woorden en zinnen probleemloos meerdere
betekenissen hebben.
2. In formele talen is het onmogelijk iets weg te laten uit een zin, want computers
missen de kennis van de werkelijkheid om uit zichzelf het nodige te kunnen
aanvullen.
Non-verbale vs. 1) Non-verbale taal is beperkter dan verbale taal. Er is dan geen sprake van
Verbale compositionaliteit. Veel gebaren hebben maar een betekenis, terwijl veel
communicatie woorden meerdere betekenissen hebben.
2) Non-verbale talen hebben geen vaste grammatica of structuur zoals verbale
talen.
1.4. Verschillen
Gesproken taal vs. Een gesproken taal wordt geuit door gebruik van tong, lippen en stembanden en
gebarentaal wordt gehoord door het oor. Gebarentaal maakt gebruik van een visuele modaliteit.
Het aantal gebaren met een duidelijke relatie tussen vorm en betekenis is relatief
klein.
Gesproken taal vs. Door het schrijven wordt een taal visueel, maar ook duurzamer. Zo kan taal bewaard
geschreven taal zonder het geheugen te belasten.
Het maakt het mogelijk voor een samenleving om haar cultuur en geschiedenis vast te
leggen.
, 1.6. Verschillende grammatica’s
Descriptieve Beschrijvende grammatica: een grammatica waarbij wordt genoteerd wat
grammatica moedertaalsprekers letterlijk hebben gezegd. Deze grammatica beschrijft de regels
van alle varianten van de taal, dus zowel de standaardtaal als van de dialecten. Geen
enkele variant wordt beoordeeld als slechter of beter dan de andere.
Prescriptieve Grammatica waarbij taalregels worden voorgeschreven, er wordt dus uitgelegd hoe je
grammatica moet schrijven en spreken. In zulke grammatica’s worden alle veranderingen over het
algemeen beschouwd als een bedreiging van de ‘pure’ vorm van de taal.
Diachrone Talen veranderen. Wie een taal beschrijft vanuit dit perspectief, geeft daarvan een
beschrijving diachrone beschrijving. De veranderingen in de taal in de tijd worden beschreven.
Synchrone Het tegenovergestelde van een diachrone beschrijving. Een synchrone beschrijving
beschrijving geeft een beeld van hoe een taal er op een bepaald moment in de tijd uitziet.
Pedagogische Grammatica die je in het taalonderwijs gebruikt om de Nederlandse taal over te
grammatica brengen. Op deze manier wordt dus aan de prescriptieve grammatica in de les
vormgegeven.
1.7. Deelterreinen taalwetenschap
Pragmatiek Onderzoek naar de manier waarop taaluitingen in de praktijk gebruikt worden: wat
bedoelt iemand eigenlijk met wat hij zegt. Er wordt gekeken naar hoe taal gebruikt
wordt en wat de figuurlijke betekenis van taal is.
Semantiek Studie naar de leer van de betekenis. De wetenschap die zich bezighoudt met de
betekenis van taalkundige constructies zoals woorden (woordsemantiek) en zinnen
(zinssemantiek). Het is dus de studie naar wat dingen letterlijk betekenen.
Syntaxis Regels van een taal voor het maken van groepen van woorden en van zinnen. Wat
maakt een zin in het Nederlands voor ons grammaticaal acceptabel?
Morfologie De wetenschap die het vormgeven van woorden bestudeerd. Morfologie houdt zich
bezig met morfemen, de kleinste betekenis dragende eenheden in een woord.
Fonetiek De klankeer van de taal. Wetenschap die zich bezighoudt met het voortbrengen en
verstaan van spraakgeluid
Fonologie Wetenschap die zich bezighoudt met de klanken in taal vanuit het perspectief van hun
betekenisonderscheidende functie. In de fonologie gaat het om die eigenschappen
van de geluiden die wij produceren die vorm en betekenis van woorden bepalen, en
om de manier waarop opeenvolgende klanken elkaar beïnvloeden.
, Hoofdstuk 2: De taalgebruiker
2.2. Kennen en kunnen: het cognitief systeem
Kennis van moedertaal Iedereen die een moedertaal spreekt, beschikt over een enorme kennis over die
moedertaal:
• welke klanken er wel en niet bij zijn taal horen
• hoe woorden in elkaar zitten
• waar de klemtoon ligt in woorden
• hoe zinnen in elkaar zitten
• welke zinnen hetzelfde betekenen en welke niet
Dat een moedertaalspreker die kennis in huis heeft, blijkt uit zijn oordelen, zijn
intuïties over taaluitingen.
Cognitief systeem Benodigdheden optimale communicatie:
Ø linguïstische competence
Ø communicatieve competence
Ø kennis van de wereld
Linguïstische Kennis van het taalsysteem. Gebruikmaking van het mentale lexicon
competence
Communicatieve Kennis van regels voor taalgebruik in allerlei situaties.
competence
Mentale lexicon De persoonsgebonden en in de hersenen opgeslagen kennis van de betekenis, klank
en vorm van woorden.
Activatiespreiding Als taalgebruikers een woord horen wordt een woord met de bijbehorend betekenis
geactiveerd. De activatie straalt dan uit naar verwante woorden en kennis.
2.3. Taal en hersenen
Afasie Taalstoornissen die het gevolg zijn van een hersenbeschadiging in de
linkerhersenhelft.
2.4. Taalbegrip
Benodigdheden om • spraakverstaan (herkennen van klanken)
gesproken taal te • woordherkenning
kunnen begrijpen • zinsbegrip
• interpretatie
Continu signaal Spraakgeluid is een continu signaal. Klanken lopen in elkaar over.
‘kweeniewaktegenemoezegge’
Co-articulatie De uitspraak van klanken worden beïnvloed door andere klanken. Bijvoorbeeld: de k
in kaas klinkt anders, dan de k in kies. De k wordt dus beïnvloed door de klanken die
eraan voorafgaan en erop volgen.
Variabel spraakgeluid Als gevolg van de verschillen tussen sprekers en omstandigheden en het verschijnsel
co-articulatie is het spraakgeluid in veel opzichten variabel.
Klanken variëren sterk en de uitspraak verschilt. Je kan langzaam, snel, blij, boos, etc.
spreken.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Annelou2606. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.