100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting - Algemene Economie

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
20
Geüpload op
18-04-2024
Geschreven in
2020/2021

Volledige samenvatting van Algemene Economie tentamen jaar 1 blok 1. Hoofdstuk 1 t/m 8 compleet uitgewerkt. Overzichtelijk met kleuren, afbeeldingen en dikgedrukte stukken die het belangrijkst zijn.











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
18 april 2024
Aantal pagina's
20
Geschreven in
2020/2021
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Hoofdstuk 1. Plaatsbepaling en basisbegrippen

1.1. Externe bedrijfsomgeving
Ondernemingen hebben de ontwikkeling van hun omzet en winst slechts gedeeltelijk zelf in de hand.
Hun succes is afhankelijk van hoe goed zij weten in te spelen op kansen en bedreigingen die vanuit
de externe omgeving op hen afkomen.

Er zijn twee soorten omgevingsfactoren. De macro-omgeving en de directe omgeving van partijen en
de in- en verkoopmarkten.


1.2. Het centrale economische probleem
Schaarste: de spanning als gevolg van de beperkte beschikbaarheid van alternatief aanwendbare
middelen voor het voorzien in een onbeperkt aantal behoeften. Deze middelen zijn in vorm van geld,
tijd en productiemiddelen.
 Betekent ook: potentiële vraag naar goederen en diensten hogere dan potentiële aanbod.

Elke keuze brengt kosten met zich mee. De gemiste opbrengsten heten de alternatieve kosten of
opportunity costs. Voorbeeld: de tijd die een student aan zijn studie besteed dan zijn de alternatieve
kosten dat hij die tijd niet meer kan besteden aan uitgaan of andere leuke dingen.

Een zo hoog mogelijke waalvaart creëren voor de consument in tijden van schaarste; de mate waarin
consumenten met behulp van schaarse, alternatief aanwendbare middelen in hun behoefte kunnen
voorzien.

Bruto binnenlands product (BBP): welvaart wordt vaak gelijk gesteld aan de waarde van de
goederen en diensten die in een land worden geproduceerd.

Vrije goederen: zijn onbeperkt tot hun beschikking, waardoor het gebruik ervan geen keuzeprobleem
met zich meebrengt. Voorbeeld: als de zon schijnt, kunnen mensen van de warmte en het licht
genieten. Tegelijkertijd kan de zon gebruikt worden om bijvoorbeeld fruit te laten groeien.


1.3. Produceren en consumeren
Om goederen en diensten te kunnen aanbieden moeten deze eerst geproduceerd worden.
Voor productie zijn productiemiddelen nodig, deze worden productiefactoren genoemd:
1. Arbeid, bestaat uit tijd en inspanning die mensen besteden
2. Kapitaal, bestaat uit geproduceerde middelen
3. Natuur, omvat alle natuurlijke hulpbronnen zoals lucht, water, grond en delfstoffen.
4. Ondernemerschap, bestaat uit de organisatie.

Consumenten stellen de productiefactoren tegen een beloning beschikbaar aan bedrijven:
Arbeid  loon
Kapitaal  huur of pacht
Natuur 
Ondernemerschap  winst

Loon, huur, pacht, winst vormen samen het primaire inkomen. Dit betekent eigenlijk dat het een
inkomen is waar een tegenprestatie tegenover staat.

,De manier waarop de afstemming van productie en consumptie in een land geregeld is wordt
Economische orde genoemd. 5 kernvragen zijn hierbij van belang:
1. Wie moet er produceren?
2. Wat moet er geproduceerd worden?
3. Hoe moet er geproduceerd worden?
4. Waar vindt de productie plaats?
5. Voor wie moet er geproduceerd worden?

Twee manieren om deze vraag te beantwoorden:
1. Budgetmechanisme; hierbij beslist de overheid welke goederen en diensten geproduceerd
worden. Deze dergelijke economie heet ook wel planeconomie, want er wordt een plan gemaakt
waarin wordt vastgesteld welke producten tegen welke prijs verkocht mogen worden.
2. Marktmechanisme; omvang productie afhankelijk van individuele beslissingen van individuele
consumenten en producenten.

In een marktmechanisme bepaalt het marktmechanisme voor welke goederen de productiefactoren
worden gebruikt. Dat heet de allocatie van de productiefactoren.

In werkelijkheid is er geen enkel land in de wereld 100% een planeconomie of markteconomie.
Overal in de wereld hebben landen een gemengde economie.




Hoofdstuk 2. Vraag

2.1. Vraagbepalende factoren
Individuele vraag: vraag van een individuele consument naar een product
Collectieve vraag: vraag van alle consumenten gezamenlijk naar een product.

Vraagbepalende factoren:
1. De behoefte
2. Prijs van een product
3. Prijzen van andere goederen en diensten
Als bijvoorbeeld de prijs van benzine omhoog gaat bij Shell, zullen consumenten ergens anders
benzine vandaag halen, dit heet het substitutie-effect. Anderzijds daalt de vraag naar benzine bij een
prijsstijging omdat de koopkracht van de consument daalt, zij kunnen minder kopen voor hetzelfde
geld. Dit heet inkomenseffect van de prijsverandering.
4. Het inkomen


2.2. Behoefte
Afgeleide vraag: De vraag die word uitgeoefend door producenten (bv. door gebruiken machines).
Behoefte producenten bepaald door economische factoren.
Behoefte consument  bepaald door niet economische factoren.

Ook maatschappelijke trends beïnvloeden de behoefte en daarmee de koopgedrag van de
consument.
Daarnaast spelen etnische problemen ook steeds een grotere rol, zoals kinderarbeid.

, 2.3. Prijs
Vraagfunctie: geeft het verband weer tussen de vraag en de prijs van een product.
Q = -3p+900
Q = hoeveelheid in euro’s
P = prijs
Het minteken voor p geeft aan da kopers bij hogere prijzen minder producten vragen
Vraagcurve: grafische weergave van de vraagfunctie, loopt altijd van linksnaar rechts

Prijselasticiteit van de vraag: de mate waarin de gevraagde hoeveelheid Q verandert ten opzichte
van een verandering in de prijs P.
Berekenen door:

% verandering van Qv
---------------------------
% verandering van P


Waarde prijselasticiteit van de vraag is afhankelijk van vier factoren:
1. deel van inkomen dat met aanschaf van het goed gemoeid is.
2. Lengte van de beschouwde periode.
3. De aard van het goed.
4. Beschikbaarheid van alternatieven.

Prijselasticiteit van de vraag betreft de vraag van de totale markt naar een bepaald product. Voor
ondernemers is echter interessanter wat er gebeurt met de afzet en omzet als zij de prijs
veranderen. Hiervoor is de prijselasticiteit van de afzet.



2.4. Prijzen van andere goederen
Substitutiegoederen: Ze voorzien in dezelfde behoefte en consumenten kunnen deze goederen dus
door elkaar vervangen. Bijvoorbeeld diensten van verschillende telecomaanbieders.
Complementaire goederen: (tegenovergestelde van S.G.) goederen die elkaar in gebruik aanvullen,
zoals auto’s en benzine.


2.5. Inkomen
Noodzakelijk goed: bijvoorbeeld brood voor voeding
Luxegoed: als gevraagde hoeveelheid % meer stijgt dan het inkomen.
€8,36
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
michelleklos

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
michelleklos
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
1
Lid sinds
1 jaar
Aantal volgers
0
Documenten
5
Laatst verkocht
11 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen