Tentamen kleine samenvatting van moeilijke stof
Probleem 1
Terminologie allochtoon
o Eerste generatie en tweede generatie
o Waarom deze term weg?
1. Niet precies genoeg
2. Negatieve klank
3. Stigmatiserend
Bronfenbrennermenselijke ontwikkeling is een wederzijdse aanpassing tussen het
opgroeiende kind en zijn directe omgeving
Harkness en Super: Developmental niche (micro)
o Fysische en sociale settingen (dagelijkse setting: gezin, speelgoed, boeken)
o Cultureel bepaalde gewoontes van verzorging en opvoeding (gedragsstrategieën:
slaap en eetgewoontes, (in)formeel leren)
o Psychologie van de ouders (eigen ideeën over opvoeding: doelen, waarden, stijlen,
verwachtingen van het kind)
1. Parental entotheries: dit is per cultuur anders
Bronfenbrenner en Harkness en Super samen vormen het cultureel-ecologisch model
Groepen migranten kennen:
o Turken393.000, gezin + slechte economie, 2e generatie goed NL en betere
opleiding, veel eigen zaken, meest gunstige positie, vrouw werkt veel, streng moslim,
dubbele nationaliteit en focus op eigen groep.
o Marokkanen 363.000, gezin + slechte economie, 4 migratiefasen, 2e generatie goed
NL, veel dropouts en criminelen, meeste werkloosheid, streng moslim, dubbele
nationaliteit, focus op beide groepen
o Surinamers347.000, studie + onafhankelijkheid + economie + politiek, goed NL,
hoger onderwijs, gunstige positie, 2/3 gelooft, best geïntegreerde groep, geen voorkeur
o Polen160.000-180.000, grootste binnenkomst, werk + studie + gezin, geen
verblijfsvergunning of tewerkstellingsvergunning, 1 op 3 verstaat NL, spreekt geen NL,
leren met taalcursus, hoge opleiding, 84% werkt, matig katholiek, sterk gericht op
eigen groep
o Vluchtelingen en asielzoekers150.000 (43.000 per jaar), studie + huwelijk + gezin,
lage positie arbeidsmarkt, veel werkloosheid en lage functies, soms contact, vaker
contact autochtonen, dubbele identificatie
1. Iraanseerste helft ’90, minste problemen NL, zeer hoge opleiding, 50%
werkt, 20% werkloos, 50% gelooft, meeste contact herkomstland, minste
opsturen
2. Irakeestweede helft ’90, 28% werkloos, 20% Christen
3. Afghaanseind ’90 en 2000/2001, 28% werkloos, 100% moslim
4. Somaliërsvanaf 2005, meeste problemen NL, zeer lage opleiding, 33%
werkloos, 100% moslim, minste contact herkomstland, meeste opsturen
o Chinezen50.000-71.000, werk + gezin + studie, 4 migratiegroepen (gezin/werk &
studie, werk, gezin), thuis Chinees praten, goed NL, hoog opgeleid, veel eigen zaken
in de horeca, laag inkomen, beperkt gelovig, weinig contact autochtonen, gericht op
eigen groep
o Antillianen en Arubanen44.000, arbeid + studie + economie, relatief goed NL,
meer dan 50% heeft een opleiding, kinderen goede banen, afnemende religie
o Bulgaren34.000-44.000, werk + studie + gezin, geen verblijfsvergunning, wel
tewerkstellingsvergunning, 1 op 3 verstaat NL, spreken niet, leren door interactie, laag
opgeleid, 47-59% werkt, lage banen, oosters-Orthodox gelovig, sterk gericht op eigen
groep.
,Probleem 2
Acculturatie:
Berry
o 2 dimensies
1. Behoud eigen cultuur
2. Aannemen nieuwe cultuur
o 4 acculturatiestrategieën
1. Assimilatie melting pot
2. Integratie multiculturalisme
3. Separatie segregatie
4. Marginalisatie exclusie
o 5 factoren die het proces beïnvloeden:
1. Openheid/attitude immigranten: willen we/ze contact?
2. Culturele kenmerken: komen die overeen met die van ons?
3. Ervaringen met de andere groep: terreur of koekjesactie?
4. Getal en machtsverhouding: hoeveel zijn het er? ‘’grote stroom’’
5. Mate van participatie in de samenleving: actief deelnemen of niet?
Ogbu
o Drie categorieën etnische minderheden:
1. Autonome minderheden
2. Immigrantenminderheden
3. Kasteachtige minderheden
Gordon
o 7 deelprocessen in het assimilatieproces:
1. Culturele assimilatie
2. Structurele assimilatie
3. Huwelijksassimilatie
4. Identificatie-assimilatie
5. Tolerantie-assimilatie
6. Tolerantie-assimilatie
7. Inburgering
Phinney
o Het gaat om het gevoel om bij een groep te willen horen, anders krijg je stress
Andriessen en Phalet
o Cultuurbehoud thuis en cultuuraanpassing op school is het beste
Van Amersfoort
o Drie eindstadia van integratie voor afstammelingen van immigranten
1. Assimilatie: zowel sociaal als cultureel niet meer te herkennen
2. In cultureel opzicht nog herkenbaar, sociaal niet (=autonome minderheden)
3. Een minderheid in de samenleving gevormd (=kasteachtige minderheden)
Ward
o Twee soorten adaptatie
1. Psychologisch: gevoel van welbevinden en voldoening, hangt samen met
persoonlijkheid, beschikbaarheid sociale steun en etnische identiteit
2. Sociocultureel: in staat zijn tot aanpassing nieuwe samenleving, gaat om
gedrag, effectiviteit van interactie en de nodige vaardigheden daarbij, hangt
samen met intensiteit en kwaliteit van relaties met meerderheidsgroepsleden
o Drie gebieden waarop acculturatie plaats kan vinden (ABC)
1. Affective perspective = emotionele aspecten van acculturatie (acculturative
stress Berry)
2. Behavioral perspective = vaardigheden om mee te kunnen in de nieuwe cultuur
ontbreken, wat zich uit in moeilijkheden in dagelijkse sociale gebeurtenissen
(kan opgelost worden met de culture learning theory)
3. Cognitive perspective = hoe zie je jezelf/anderen in interculturele relaties
(cultural fit hypothese: match met jou en cultuur) (social identity theory: hoe
definieer je je identiteit t.o.v. etnische groepen)
4. Developmental perspective = persoonlijkheidsfactoren hebben invloed,
welbevinden
, Klassieke tegenover gesegmenteerde assimilatie
o Klassiek: toenemende acculturatie (verlies van etnische identiteit) gaat samen met
maatschappelijke stijging
1. Assimilatie
2. Upwards
3. Straight line assimilation: opname migranten is onvermijdelijk en verloopt altijd
ongeveer hetzelfde
4. Culture learning theory: kenmerken overnemen leidt tot betere prestaties
o Gesegmenteerd: afhankelijk van hulpbronnen
1. Upwards assimilation (klassiek)
2. Downwards assimilation
Een groep komt in lagere klasse terecht
Segregatie
3. Ethnic enclave formation
Samengaan van behoud en aanpassing
Integratie
Assimilatieparadox: behoud van culturele kenmerken+identiteiten leidt tot betere prestaties
Acculturatiestress: Verandering geeft stress en moeilijkheden: gevoel & gedrag veranderen
kost moeite, moeite met nieuwe vaardigheden opdoen zoals taal, moeite met eigen identiteit
binnen een nieuwe groep (grote invloed op algemeen welbevinden)