Tentamen ‘Inleiding gezondheidswetenschappen’
Stof:
Literatuursyllabus, collegesheets, computerpractca, errgroepen
Bouter & van Dongen > H1, 2, 3 (3 t/m 3.3.1), 4, 10 (tot 10.2)
Macrenbach & Stronrs > H1 (1.2 & 1.3) & H9 (9.5.4)
Leerlijn academische en professionele vaardigheden
Aanvullende literatuur
Leerdoelen
Algemeen
HIV (Human Immunodefciency Virus) is het virus en AIDS (Acquired ImmunoDefciency Syndrom) is de zierte die je hiervan ran
rrijgen. Het is niet geneesbaar, maar el te onderdrurren met cART. De levensver achtng van mensen met HIV is nu even
hoog als die van mensen zonder HIV.
Timothy Bro n is de enige ter ereld die ooit is genezen van HIV, doordat hij stamceltransplantate rreeg met een defecte
receptor ( aardoor HIV niet meer ran binden).
In 1981 begon de HIV epidemie, daarvoor aren er el zeldzame gevallen van mannen die overleden aan onschuldige
lucht eginfectes aar ‘normale gezonde’ mensen niet aan zouden overlijden. Dit aren homofele mannen en deze rregen
pentamidine voorgeschreven, ze hadden infectes typerend voor immuundefciinte.
Sommige mensen raren niet geïnfecteerd -> heef te maren met co-receptor CCR5 in combinate met CD4+. Dit is het virus-entry
mechanisme. Bij een delete van 32 nucleotden ordt de CCR5 receptor anders gevou en met als gevolg dat HIV-I niet meer
ran binden aan CCR5. (Timothy Bro n)
Infectieziekten (Dr. Milly aan Dijk)
basisprincipes van de leer van infecteeieeken ke eunnen beschrijven;
Determinanten van gezondheid: gedrag, omgeving & persoonsgebonden factoren.
- Omgevingsfactoren: zierten door fysische, chemische, biologische en (psycho)sociale factoren.
- Biologische factoren: bacteriin, virussen en parasieten -> infectezierten.
Classifcate: elre organismen zijn er (behandeling).
Levenscyclus: aar zit het organisme in het lichaam.
Transmissieroute: hoe ordt het organisme overgebracht naar een andere gastheer (prevente) -> aar zit het reservoir.
Wanneer: vindt transmissie plaats tjdens de infecte.
Risicogroepen: ie behoren tot de risicogroepen.
Directe transmissie -> mens op mens, dier op mens
Indirecte transmissie -> lucht, drinren, eten, spullen, etc.
Virus met enveloppe overleef minder lang in de omgeving dan een virus zonder enveloppe en is dus oor sneller via besmete
objecten overdraagbaar. De enveloppe heef als functe dat het immuunsysteem het virus niet ziet als een bedreiging.
Horizontale transmissie -> geïnfecteerd door lucht, eten, drinren, contact, vectoren
Vertcale transmissie -> MTCT
Factoren bij overdragen infectezierten: rlimaat, luchtvochtgheid, insecten, hygiine, cro ding, leefomgeving,
huidaandoeningen, sociaal-economische status, ras, leefijd en armte.
pakhogenen ke classifceren en in hek bijeonder hek HIV virus;
Pathogeen: een organisme dat zierte ran veroorzaren.
- Primair: zierte in gezonde gastheer
- Opportunistsch: alleen zierte in verz arte gastheer
Infecte: aan ezigheid van een vermenigvuldigend (micro)organisme (hoef niet schadelijr te zijn).
Het lichaam errt het pathogeen tegen door normale fora, lysozym en pH.
Immuunsysteem: aangeboren en ver orven.
Resultaat gevecht: verschillende samen erringsvormen:
- Commensalisme (pathogeen voordeel, gastheer neutraal)
- Mutualisme (pathogeen en gastheer voordeel)
- Parasitsme (pathogeen voordeel, gastheer nadeel)
Normale fora = microbiota -> overal op en in ons lichaam bacteriin, dus altjd geïnfecteerd.
Functe: bescherming tegen micro-organismen, digeste, producte vitamine B & en stmuleren immuunsysteem.
Zierte: immunodepressie (stress, dieet, trauma), anneer balans ordt verstoord (antbiotca) & verreerde pler (E. coli &
blaasontstering).
Infecteproces: enter, stay in, survival, eefselschade & transmissie.
,Virulentefactoren: verzamelnaam van alle pathogeeneigenschappen om verschillende stappen van het infecteproces succesvol
te laten doorlopen. Bijvoorbeeld: be eeglijrheid resistente, inhibite, immuunreacte en hechtng aan de gastheercel
(glycoproteïnen) -> gastheer en eefsel specifciteit.
Virulente: mate van pathogeniciteit/ eefselschade geproduceerd door een organisme (r antfceerbaar).
LD50: de dosis die nodig is om 50% van de individuen te doden.
ID50: de dosis die nodig is om 50% van de individuen te infecteren.
Infecteverloop ordt bepaald door interacte van virulentefactoren en het immuunsysteem. Infectetypes:
- Acute self-limited infecton (zier, daarna over)
- Persistent infecton ith shedding (zier, daarna blijf het in je lichaam, bv. HIV)
- Persistent latent infecton (periodes van zierte, dus het blijf in je lichaam, bv. roortslip)
Indeling pathogenen: virussen (replicatecyclus afanrelijr van de gastheercel), proraryoten (bacteriin, intra- en extracellulair),
euraryoten (parasieten, intra- en extracellulair, protozoa (eencellig) & metazoa (meercellig)) (schimmels) en prionen
(proteinaceous and infectous).
Prionen bevaten geen DNA of RNA, maar het zijn ei iten. Het is de letale t eeling van een normaal ei it, maar bijna niet stur
te rrijgen. Prionen ontstaan door een retngreacte van verreerd gevou en ei iten.
Indelingscriteria virussen:
1. Genetsch materiaal (DNA/RNA, dubbelstrengs of enrelstrengs)
2. Aan- of af ezigheid van een envelop
3. Symmetrie van de structurele ei iten (capsid)
Structurele elementen van een virus:
DNA is een enrelstrengs RNA retrovirus -> maart van RNA DNA (reverse transcriptase) -> heef envelop
pakhologie: de biologische onkskaansmechanismen van- en bijbehorende eieekeprocessen van HIV/AIDS uik ke
leggen; replicateccclus van HIV; de verschillende skadia in hek proces eunnen benoemen en uikleggen;
Replicatecyclus virussen:
1. Virus bindt aan de receptor van de gastheercel
2. Virus dringt binnen
3. Virus breert open, capsid open
4. Replicate (ran via gastheercel): synthese viraal mRNA, synthese virale ei iten voor nieu e capsids, synthese van
virale nucleïnezuren
5. Capsiden vormen om nucleïnezuren
6. Loslaten van de nieu e virussen -> budding (met envelop) of cytolysis (->gastheercel dood) (zonder envelop)
, Ei iten HIV:
1. Aanhechtng (GP120 -> docring glycoprotein (hechtng aan gastheercel) & GP41 -> transmembrane glycoprotein (fusie
virus en gastheercel))
2. Replicate (reverse transcriptase (RNA naar DNA) & integrase (integrate viraal DNA in het DNA van de gastheercel))
3. Vorming infecteuze virus deeltjes (protease -> ei it componenten virus)
HIV replicatecyclus:
1. Aanhechtng -> virus deel bindt aan CD4+ en co-receptor CCR5 aan T-cel
2. Virale enveloppe smelt samen met celmembraan aardoor het viraal genoom de cel in ran
3. Reverse transcriptase ropieert viraal RNA in dubbelstrengs cDNA
4. Integrate -> viraal cDNA gaat de celrern binnen en integreert in het DNA van de gastheercel -> als HIV eenmaal in het
DNA zit van de gastheer, ran deze het niet meer r ijtraren
5. T-cel actvate veroorzaart minder transcripte van het virus
6. RNA transcriptes orden meerdere reren gespliced aardoor translate mogelijr ordt
7. De genen coderen voor ei iten die de transcripte van viraal RNA bevorderen en viraal RNA naar het cytoplasma
brengen
8. Viraal RNA en ei iten verzamelen in virusdelen die de cel uit gaan (budding)
‘Slapende reservoir’ = Tcm (T central memory cellen): HIV infecte niet elimineren -> lastg voor genezing
Actvate gastheercel: NFrB transcriptefactor geactveerd -> transcripte HIV genoom
immunologie: ke eunnen benoemen welee immuuncellen HIV infeckeerk en uik eunnen leggen welee
immuunreactes efectef eijn kegen een HIV infecte;
HIV ran binden aan CD4+ cellen, verschillende cellen (leurocyten) van het immuunsysteem hebben een CD4+-receptor: T-
helpercellen, macrofagen & dendritsche cellen.
Het immuunsysteem reageert met CD8+ T-cellen (riller cellen), antlichaam respons & Th1 immuunrespons.
Immuunsysteem:
Innate = aangeboren
- Eerstelijns verdediging tegen infectes
- Niet-specifer en snel
- Fagocyten -> macrofagen (CD4+), dendritsche cellen (CD4+), neutrofelen & natural rillercellen
Adaptve = ver orven
- Specifer en geheugen
- Niet snel
- Lymfocyten -> T cellen (T-helper (CD4+) & cytotoxische T-cellen (CD8+)) & B-cellen (antlichamen)
CD4+ T-helpercellen:
-Th1: tegen intracellulaire pathogenen -> actveert macrofagen & natural rillercellen
-TH2: tegen extracellulaire pathogenen -> actveert B-cellen
HIV infecte: de verschillende fasen in een HIV infecte eunnen benoemen en uikleggen;
Acute fase (snelle toename HIV)
linisch latente fase (CD8+ reacte -> minder HIV, iets meer CD4+) -> set point (= hoe ver je het HIV-virus hebt runnen
terugdringen)
AIDS (toename HIV, geen CD4+ meer, opportunistsche ziertes, dood)
Sommige mensen blijven lang asymptomatsch en andere sterven al snel aan aids.