v. Cranenburgh
Van contractie naar actie, motorisch leren in dagelijks leven, sport, muziek en revalidatie
Weer delen uit “van Cranenburgh: van contractie naar actie” in het blok Levensfasen. Sommige
overlappen echter met vorig blok, Hobby, Werk, Sport. Deze versie is er een met alle delen van dit
blok, dus dubbelop als je die van vorig blok ook hebt! Kijk goed per college welk deel erbij hoort.
H2: Hoe krijgen we dat voor elkaar? Neurale sturing!
2.3 Het driedelige brein
Meestal wordt het brein afgebeeld zoals men dat van
buitenaf ziet. We zouden dan kunnen vergeten dat er
ook van alles in de hersenen zit. Grofweg kunnen in
een doorzicht van het brein vier belangrijke onderdelen
onderscheiden worden (als we het niet te ingewikkeld
maken):
1. De hersenstam
2. Het binnenbrein (alles wat doorschemert)
3. Het buitenbrein: de hersenschors (cortex)
4. De kleine hersenen (cerebellum)
Het complexe brein wordt benaderd via
vereenvoudigde modellen.
Een veelgebruikt model is het evolutiemodel (Jackson, MacLean, Vroon). Volgens dit model kunnen
de structuren van de hersenen geordend worden in drie lagen die achtereenvolgens in de evolutie
(maar ook tijdens de embryonale ontwikkeling) ontstaan zouden zijn. Inmiddels is het onder
neurowetenschappers tamelijk discutabel of het in de evolutie daadwerkelijk zo is gegaan. Dat neemt
echter niet weg dat het model een heldere beschrijving geeft van de verschillende systemen / lagen
in de hersenen, hoe deze samenwerken en wat er gebeurt als een laag uitvalt. De drie lagen hebben
verschillende aanduidingen, hier worden archi – paleo – neo gebruikt:
1. Het archiniveau: ruggenmerg en hersenstam → Onder meer van belang voor arousal en
andere vitale functies, reflexen en spiertonus en coördinatieve patronen.
2. Het paleoniveau: basale kernen en limbisch
systeem (binnenbrein) → Onder meer voor NB: bij iedere vaardigheid zijn steeds alle
emoties, automatismen en routines, drie de niveaus betrokken.
houdingsmotoriek, spontane motoriek, NB: het cerebellum evolueert parallel met
complex instinctief gedrag. de grote hersenen en is daarmee betrokken
3. Het neoniveau: de hersenschors → Onder bij verschillende niveaus van fijnsturing, en
meer voor cognitie, taal, situatief bepaalde is dus niet slechts onder één (lager) niveau
en bewust gestuurde motoriek en sociaal te rangschikken
aangepast gedrag.
Aspecten van motoriek die op de lagere niveaus (dus nogal automatisch) verankerd zijn, zijn vaak
minder toegankelijk voor leerprocessen. Om bv een verkeerde houding aan te passen moet er veel
ingezet worden om deze bewegingsautomatismen onder bewuste controle te krijgen. Aan de andere
, kant hebben reflex- of automatische bewegingen ook
voordelen: ze verlopen vaak soepeler en sneller en zijn minder
gevoelig voor externe invloeden.
Hogere niveaus hebben een controlerende functie over de
lagere niveaus (zie hier rechts). Vanuit het neoniveau kan bv
een emotionele impuls onderdrukt worden.
Wat betreft de motoriek is het interessant zich te realiseren
dat dezelfde bewegingen bewust of automatisch verricht
kunnen worden, afhankelijk van waar de aandacht op gericht
is. Zo kan een pianist zich focussen op de vingerzetting, maar
ook op de klanken waardoor de vingerzetting een automatisch
proces wordt. Het proces van neurale sturing hebben we dus tot op zekere hoogte in eigen hand. Dat
heeft een keerzijde: chocking under pressure, onze bewuste controle legt het af tegen onze neurale
robot. Dit proces kan echter ook omgekeerd, we kunnen onszelf dwingen de aandacht extern te
richten in plaats van op de beweging zelf. Een voorbeeld van een patiënt met een CVA in de
motorische schors in het gebied van het gelaat; de linkerzijde van het gelaat is verlamd. Bij de
opdracht “laat de tanden zien”, is het gelaat scheef en komt de linker mondhoek niet mee omhoog.
Als de patiënt moet lachen om een grapje lukt dit ineens wel. We spreken van een centrale
facialisparese, maar eigenlijk zijn de spieren dus niet verlamd. Er is een storing in de motorische
sturing: er is geen cognitieve controle, maar wel emotionele. De leasie zit op neoniveau (cognitie);
het paleoniveau is nog intact.
Het hiërarchische model kan ook goed verklaren hoe dubbeltaken mogelijk zijn. Wanneer we al
pratend lopen, is het lopen geautomatiseerd (paleoniveau) en het gesprek vindt plaats via het
neoniveau. Wordt het pad moeilijker begaanbaar, dan stopt het praten vanzelf; het neoniveau is
nodig. En omgekeerd: wordt het gesprek enerverend of ingewikkeld, dan stopt het lopen.
In sport en muziek komen dubbeltaken veel voor. Een rechtsbuiten die naar voren sprint op het veld,
terwijl hij de bal onder controle moet houden en tegelijkertijd de positie van teamgenoten en
tegenspelers in de gaten moet houden, kan alleen een effectieve voorzet geven wanneer lopen en
balcontrole sterk geautomatiseerd zijn.
H5: Biologisch fundament van het leren: het plastische brein
5.1 Plasticiteit overal en altijd
Wij kunnen leren, bv leren tennissen of vioolspelen, omdat er iets verandert in ons zenuwstelsel:
plasticiteit. Toen in de negentiende eeuw zilverkleuring werd uitgevonden konden zenuwcellen en
vezels duidelijk zichtbaar gemaakt worden. Ramon y Cajal (Spaanse geleerde) constateerde dat er
zijtakken en omwegen ontstonden in de structuren van het zenuwstelsel. Neuron A kon zo zijn
boodschap kwijt via de collega-neuronen C. de bedrading verandert, plasticiteit dus.
Hij zag in dat leren op plasticiteit berust en formuleerde hiermee eigenlijk het use it or lose it-
principe. Zo ook de terugtrekreflex (James). Wanneer een kindje naar een vlammetje grijpt brandt
het zich, en zal daarna nooit meer naar het vlammetje grijpen. James verklaarde dit door aan te
nemen dat er nieuwe verbindingen in de hersenen ontstaan, waardoor het zien van het vlammetje
direct wordt omgezet in de terugtrekreactie. Zijn conclusie: het is de taak van onze hemisferen om
dergelijke leerprocessen mogelijk te maken. ook hij spreekt van plasticiteit.
Ruim tachtig jaar is het fenomeen plasticiteit sindsdien in de ijskast gezet. De gangbare opvatting
bleef hardnekkig: wanneer de ontwikkeling van de hersenen eenmaal voltooid is, kunnen zij niet
meer veranderen, het brein is statisch. De biologie van de hersenen en de psychologie van