Samenvatting Meten en meetkunde
Deel A
Groep 1 en 2: spiegels, wat is fascinerend? Voorwerpen heel maken m.b.v. Spiegel.
Groep 1 t/m 4: leg drie gelijke voorwerpen neer, vraag of de kinderen m.b.v. De spiegel meerdere
voorwerpen kunnen maken. Wat is hun verklaring voor de werking van een spiegel?
Groep 6 t/m 8 (bovenbouw): Spiegelen, met een passpiegel trucjes doen etc.
Neem drie dozen van verschillende afmetingen, vul ze zo dat ze allemaal hetzelfde wegen.
Kinderen denken dat de grootste doos het zwaarste is.
Groep 3 t/m 5: Hoe lang is een meter:
Groep 3 t/m 8: Hoe zwaar is een kilo?
Groep 6 t/m 8: Twee kokers, de ene in de lengt gevouwen, de andere in de breedte. Waar gaat de
meeste rijst in?
Groep 1 en 2: construeren en bouwen, vormen en puzzelen. Tangramfiguren.
Groep 4 t/m 8: Ook oudere kinderen kunnen aan de slag met tangramfiguren.
Groep 3 t/m 5: Waar is je schaduw? Laat kinderen zichzelf met hun schaduw tekenen.
Groep 6 t/m 8: Inhoud berekenen van een onregelmatig voorwerp. Indirect meten.
Groep 3 t/m 8: Referentiematen. (pak melk is een liter, etc.)
Groep 6 t/m 8: Laat leerlingen bij elke maat in het metrieke stelsel een referentiemaat noteren.
Groep 4 t/m 8: Blikveld, kijklijnen, schilderij achter je vinger laten verdwijnen. Gezichtsbedrog.
Groep 5 en 6: Herleiden (van bv. Centimeter naar meter etc.)
Groep 1 t/m 5: Meetinstrumenten, voorwerpen opmeten met een liniaal.
Groep 5 t/m 8: Verbanden tussen maateenheden als meter en centimeter moet duidelijk.
Groep 4 t/m 6: Omtrek, oppervlakte.
Groep 7 en 8: Omtrek (2.pi.r) en oppervlakte van een cirkel (pi.r^2) pi = afgerond 3.14
Groep 1 t/m 4: Plattegrond. Wat begrijpen de kinderen ervan?
Groep 1 t/m 8: Zelf een plattegrond maken
Groep 1 t/m 4: vouwreeksen.
Groep 5 t/m 8: Origami vouwwerkje
Groep 3 t/m 8: Tekeningen spiegelen, patronen.
Groep 6 t/m 8: uitslagen van een figuur.
Groep 5 t/m 8: Vierkante meter: hoe zien kinderen deze oppervlaktemaat?
Groep 4 t/m 6: blokkenbouwsel, vanuit verschillende gezichtspunten.
Groep 5 t/m 7: inhoud, liter. Giet een liter in een kubieke deciliter, laten zien.
Groep 6 t/m 8: Viseren: kijklijnen, licht, schaduw, etc.
Groep 3 t/m 6: silhouet.
Groep 1 en 2: maatbesef: ontwikkelt zich gelijkmatig, meetervaringen opdoen.
Conflictsituaties.
Groep 4 t/m 6: klokkijken.
Groep 3 t/m 8: inhoudsmaten, herleiden, literlint.
Groep 6 t/m 8: Meetgetallen en grootheden, samengestelde grootheid (km/u)
Groep 7 en 8: Rijk probleem.
Groep 1 en 2: vormen herkennen en verkennen.
Groep 6 t/m 8: Welke vormen herken je? Spiegelen.
Groep 5 t/m 8: Kaarten en plattegronden. Route reconstrueren met pijltjes, of strippenkaart: d.mv. Een
lijn. Zelf maken van bv. Hun route naar school, schoolomgeving, etc .
Groep 6 t/m 8: Plattegronden lezen en interpreteren. Google Earth.
Groep 3 t/m 5: Schaduwen: wat weten de kinderen hiervan?
Groep 1 t/m 8: spiegelen, bouwtekening, spellen.
, Samenvatting Meten en Meetkunde
Deel B
Meten: bij meten gaat het om greep krijgen op eigenschappen van voorwerpen of situaties om ons
heen. (het afpassen met een maat)
Meetgetal: het aantal keer dat een maat afgepast kan worden, levert een meetgetal op.
Meetkunde: bij meetkunde gaat het om het verklaren en beschrijven van de ons omringende ruimte in
brede zin. Het gaat meestal niet om opmeten. Het gaat om ruimtelijke aspecten, projecties en
schaduwen, symmetrie, twee- en driedimensionale weergaven van de werkelijkheid, vormen
en figuren, ruimtelijk redeneren, etc.
Meten en meetkunde raken of overlappen elkaar soms:
inhoud=meethandeling, in gedachte in elkaar zetten=meetkunde,
interpreteren plattegrond=meetkunde, oppervlakte=meten.
Kijklijnen
viseerlijnen: meetkunde, kun je over de auto heenkijken?
Gulden Snede: mooiste meetkundige verhouding die er bestaat. Als je een lijnstuk zo in tweeën verdeelt dat
de verhouding van het kleinste deel t.o.v. Het grootste deel gelijk is aan de verhouding van het
grootste deel t.o.v. Het geheel, dan heb je De Gulden Snede te pakken. Het precieze
verhoudingsgetal is PI (afgerond 3.14, maar met oneindig veel decimalen).
Wiskundige attitude: onderzoekende houding, de wereld om ons heen in wiskundig opzicht bekijken.
Gecijferdheid: wie gecijferd is, beschikt over een groot aantal referenties in het dagelijks leven.
Verschillen tussen meten en meetkunde:
bij meten gaat het om het leren meten met een passende maat, bij meetkunde gaat het om het beredeneren
hiervan.
Samenhang met hele getallen:
meetgetallen maken duidelijk waar getallen op de getallenlijn liggen. Beter inzicht in de grootte van getallen.
Samenhang met gebroken getallen:
in meetsituaties ontstaan breuken en kommagetallen op natuurlijke wijze. Als je met een stok de tafel opmeet,
kun je uitkomen op 3 stok en een stukje van de stok. Je kunt de stok nog verder opdelen.
Samenhang met verhoudingen:
bijvoorbeeld in de supermarkt, welk merk is in verhouding het goedkoopst? Verhouding tussen prijs en gewicht.
Samengestelde grootheden:
kilometer per uur, hoogte vs. schaduw, etc.
Samenhang met verbanden:
vooral het domein meten kent een duidelijke samenhang met verbanden. Het gaat bijvoorbeeld om een
temperatuurgrafiek.