Hoorcollege Eet- & Drinkstoornissen (EDS)
Hoorcollege 1
Definitie
Eten(drinken): is het proces van voedselopname van mond tot maag, met inbegrip van de
sensorische activiteit, het gedrag, de opname van het voedsel en de verwerking ervan.
Neurologische aansturing van eten, drinken en slikken
In het verleden werden de mond-motorische vaardigheden ten behoeve van eten en drinken bij
kinderen omschreven als primaire mondfuncties, omdat ze gezien werden als voorbereiding voor het
spreken: de secundaire mondfuncties. Eten en slikken, spraak, lachen en huilen en willekeurige
motoriek maken gebruik van dezelfde spieren van mondgebied, keel en ademhaling, maar worden
vanuit andere gebieden van de hersenen aangestuurd.
Kinderen zonder neurologisch probleem die in hun eerste levensjaar niet kunnen of mogen drinken
en eten kunnen wel een normale spraakontwikkeling doormaken. Bij kinderen met neurologische
aandoeningen kunnen zowel problemen met slikken als de spraak voorkomen, maar het één wordt
niet veroorzaakt door de ander.
Het normale slikproces
Het transport van de bolus door mond en keel en het slikken kent
verschillende fases:
Fase 1 – in de mond
- Orale voorbereidende fase (willekeurig en bewust)
o Afhappen
o Kauwen
o Tong verzamelt voeding midden op de tong, tongpunt gaat
omhoog
o Tong houdt voeding tegen gehemelte
Fase 2 – in de mond
- Orale transport fase (willekeurig en bewust)
o Tong duwt voedsel naar keelholte, voedselbrok wordt naar
achteren getransporteerd door golfbeweging van de tong
en slik wordt ingezet
a. In deze voorbereidende fase wordt de mond geopend, zodat het voedsel afgebeten kan worden
met de tanden of in de mond geplaatst kan worden. Na eventuele kauwbewegingen komt het voedsel
midden op de tong, de tongpunt gaat omhoog en de zijkanten van de tong maken een afsluiting
tegen de kiezenrijen. De onderkaak beweegt omhoog.
b. Daarna vindt er bolusvorming plaats en wordt de voedselbrok naar achteren getransporteerd
door de tong.
,Slikreflex, het eten wordt omlaag getransporteerd → komt direct na de
orale transportfase. Hij zit op de grens van orale en faryngeale fase
(hoort bij fase 3).
Fase 3 – in de keel
- Faryngeale fase (onwillekeurig en bewust)
o Voeding passeert gehemelte bogen
o Neusdoorgang wordt afgesloten doordat velum optrekt
o Spieren van mondbodem zorgen voor heffing en naar voren
bewegen van hyoid. Hierdoor komt de larynx omhoog en
stemplooien sluiten
o Epiglottis sluit de luchtweg af
o Transport naar slokdarmmond
c. Bij het begin van deze fase trekt het zachte gehemelte op om de neusweg af te sluiten, het
bovenste gedeelte van de keelholte trekt licht samen. De spieren van de mondbodem zorgen voor
heffing en naar voren bewegen van het tongbeen.
d. Hierdoor komt het strottenhoofd omhoog en de stemplooien sluiten, waardoor de ademhaling
onderbroken wordt. Het strotklepje buigt over de ingang van het strottenhoofd. Bij jonge kinderen is,
door de anatomische verhoudingen de buiging nog minder aanwezig.
Fase 4 – in de slokdarm
- Oesofageale fase (onwillekeurig en onbewust)
o Voeding in de slokdarm
o Transport door peristaltiek (rollende beweging omlaag van de
achter keelwand) en zwaartekracht
o Velum/epiglottis/larynx terug in oorspronkelijke stand
o Ademhaling hervat
e. Door de naar voren gaande beweging van het tongbeen ontspant de
bovenste slokdarmsfincter en wordt open getrokken.
f. De voedselbrok wordt naar de maag getransporteerd door de peristaltische beweging van de
slokdarm. Ontspanning van de onderste slokdarmsfincter zorgt er voor dat de voeding in de maag
kan komen.
, De centrale aansturing van de hoofd- en hals musculatuur voor het slikken vindt plaats in de
neocortex van de grote hersenen en in de hersenstam, maar ook in de extrapiramidale structuren en
het cerebellum.
Vanuit de corticale gebieden worden signalen gezonden naar de achterste slikgroep (ASG) in de
hersenstam. Daarin vindt triggering, vorming, timing en sequentiëting van de ritmische slikpatronen
plaats. Signalen worden dan doorgestuurd naar de voorste slikgroep (VSG) in de hersenstam.
In de VSG bevinden zich neuronen die de signalen verdelen en van daaruit doorsturen naar de
kernen van de verschillende hersenzenuwen.
De ASG en VSG vormen samen de ‘Central pattern generator of swallowing’.
Als het faryngeale stadium slikken is geïnitieerd, zorgt dit slikcentrum ervoor at het
bewegingspatroon via een reflexboog ook precies wordt uitgevoerd. Via de hersenzenuwen worden
motorische signalen naar de spieren gestuurd en sensorische informatie wordt vanuit mond- en
keelgebied naar de slikgroepen en de cortex verzonden.
Vijf hersenzenuwen spelen daarbij een belangrijke rol:
1. N. Trigeminus →intra orale sensibiliteit, motoriek van de kauwspieren
2. N. Facialis → smaak, speekselklieren, openen en sluiten van de ogen en motoriek van de
lippen
3. N. glossofaryngeus (IX) → sensibiliteit orofarynx, en achterste deel tong, motoriek keelwand
en larynx
4. N. Vagus (X) → sensibiliteit hypofarynx, glottissluiting en peristaltiek oesofagus
5. N. hypoglossus (XII) → innervatie van de tongspieren (intrinsieke en extrinsieke tongspieren)
en is daarom van belang voor het orale transport van de voedselbolus in de mond