Een uitgebreide samenvatting van het boek 'Straf(proces)recht begrepen' (5e druk) met duidelijke uitleg en veel voorbeelden. Daarnaast zijn de aantekeningen uit de les verwerkt in de samenvatting - Periode C: Justitiële Dienstverlening
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding: wat is strafrecht?
1.2.1 Materieel en formeel strafrecht
Materiele strafrecht: welke menselijke gedragingen zijn strafbaar en welke sancties volgen op
het plegen van een bepaald strafbaar gesteld gedrag.
Formele strafrecht: bevat voorschriften over hoe de strafrechtelijke procedure dient plaats te
vinden (= strafprocesrecht). Ook de gang naar de strafrechter en de wijze van procedure behoren
hier.
1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht
- Wetboek van Strafrecht: voornamelijk materiële bepalingen
- Wetboek van Strafvordering: voornamelijk formeel strafrecht
Bijzonder strafrecht: De wetgever heeft ervoor gekozen om strafrechtelijke bepalingen die over
heel specifieke onderwerpen gaan, in aparte wetten op te nemen.
1.3 Doel van het Nederlandse strafrecht: handhaving door middel van leedtoevoeging
Het doel van het strafrecht is het door middel van sancties handhaven van normen die uit
strafrechtelijke bepalingen voortvloeien.
Door een gedragsnorm op te schrijven wordt zij een rechtsnorm. De gedragsnorm ‘Gij zult niet
stelen’ in artikel 5:1 lid 2 BW een rechtsnorm geworden.
Wanneer wordt de overtreding van een rechtsnorm een strafbaar feit?
Gedragingen die in strijd zijn met rechtsnormen kunnen in beginsel tot strafbaar feit verworden. Het
gaat dan om het bestraffen van gedrag dat niet in overeenstemming is met de geldende rechtsnorm.
Overtredingen van rechtsnormen verworden tot strafbare feiten doordat ze worden opgenomen in
een strafbepalingen en doordat wij negatieve consequenties verbinden aan de schending van die
rechtsnormen.
Schending rechtsnorm + geschreven reactie in het WvS of in andere bepaling = strafbaar feit
1.3.2 Strafrechtstheorieën
Strafrecht betreft het opzettelijk leed toebrengen aan een ander door middel van straf, indien deze
persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Over de rechtvaardiging (legitimering)
van het toevoegen van leed aan anderen bestaan verschillende theorieën:
1. Vergeldingstheorie
Gaat uit van de gedachte dat de overheid wraak moet nemen op degene die onrecht pleegde. De
‘oog om oog, tand om tand’-gedachte. Wanneer iemands lijf en/of goederen worden aangetast, mag
de staat namens het slachtoffer wraakhandelingen uitvoeren jegens degene die de aantasting heeft
veroorzaakt. Deze theorie is een absolute strafrechtstheorie.
Absolute strafrechtstheorie: de straf zijn vindt zijn grondslag in het misdrijf (het onrecht moet
worden hersteld).
2. Preventietheorie
Met het straffen van personen wordt voorkomen dat anderen strafbare feiten zullen plegen. Het
heeft een preventieve werking. De preventietheorie kan worden onderverdeeld:
,- Generale preventie:
Afschrikken van anderen in de maatschappij. Wanneer een misdadiger wordt gestraft en andere
personen dat zien, dan schrikken ze daarvan.
- Speciale preventie:
Het afschrikken van de dader zelf. Je geeft hem een straf en de dader schrikt, hij verbetert zijn
gedrag. De misdadiger ervan weerhouden in de toekomst misdaden te gaan plegen.
Taakstraf.
Het strafrecht werkt bij speciale preventie op 3 wijzen:
1. Afschrikking van de dader
2. Verbetering in het gedrag van de daders
3. De samenleving gaat erop vooruit nu de dader tijdelijk uit de samenleving is verwijderd
Relatieve strafrechttheorie: de straf beoogt een bepaald doel in plaats van enkel vergelding. De
preventietheorie is een relatieve strafrechttheorie.
1.3.3 Geweldsmonopolie bij de overheid:
3. Het voorkomen van eigenrichting
Het voorkomen van ongecontroleerde wraak. Mensen mogen niet voor eigen rechter gaan spelen.
Dit staat vermeld in artikel 113 van den Grondwet. Hierin staat dat de bestraffing door
vrijheidsberoving van de burger exclusief is voorbehouden aan een onpartijdige en benoemde
rechter. Dus alleen de overheid heeft het geweldsmonopolie: alleen zij mag geweld op burgers
uitoefenen.
1.3.4 De ultimum remedium-gedachte
Ultimum remedium is Latijn voor laatste oplossing. Het strafrecht bestaat vanuit de gedachte dat het
pas moet worden toegepast als er geen redelijke alternatieve oplossingen kunnen worden toegepast.
Wanneer het probleem eerst door een ander rechtsgebied zou kunnen worden opgelost, moet dat
rechtsgebied eerst worden aangewend.
1.4 Het legaliteitsbeginsel
Art 1 Wetboek van Strafrecht:
Lid 1: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
Lid 2: Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de
verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Niks mag strafbaar gesteld worden tot dat dat in de wet staat. Burgers kunnen dus slechts in
overeenstemming met neergeschreven wetten worden gestraft.
Het legaliteitsbeginsel heeft 5 nadere betekenissen:
1. Geen strafbaar feit zonder wet
Alleen gedragingen die wettelijk strafbaar zijn gesteld, kunnen door de rechter worden bestraft.
2. Geen straf zonder wet
Een burger mag niet worden veroordeeld wanneer zijn gedrag niet onder een bepaalde wettelijke
strafbepaling valt. Daarnaast mag de rechter alleen maar die sancties opleggen die de wet aan het
strafbare feit verbindt.
3. Geen terugwerkende kracht
Gedragingen kunnen een burger nooit met terugwerkkende kracht strafrechtelijk worden verweten.
Een burger kan slechts worden veroordeeld voor een handeling die in strijd is met een wet die op dat
,moment (van de handeling) al in werking is getreden. Dit heeft ook te maken met bijvoorbeeld de
hoogte van de straf.
Daarnaast:
- Hoofdregel: moment van daad bepalend
- Uitzondering: het voordeel van de dader
Bijvoorbeeld: Marianne Vaatstra: als iemand een persoon in het jaar 2000 vermoord en in dit jaar
op moord 15 jaar staat, maar die persoon wordt pas in 2012 aangehouden en dan staat er 20 jaar op
moord. Dan krijgt deze persoon 15 jaar = het voordeel van de dader. En stel in het jaar 2000 was het
10 jaar en in 2012 is het 5 jaar dat krijgt de dader 5 jaar = het voordeel van de dader.
4. Geen analogische redeneringen
Als de gedraging zelf niet uitdrukkelijk wordt gesanctioneerd in een wettelijke bepaling, mag de
gedraging niet ‘creatief’ in de bepaling ingelezen worden omdat hij er veel op lijkt. Dus wanneer een
bepaalde gedraging niet onder een wettelijke strafbepaling valt, is het niet toegestaan een wettelijke
strafbepaling naar analogie toe te passen.
5. Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa)
Strafbare gedragingen moeten duidelijk genoeg worden omschreven.
Hoofdstuk 2: Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit
2.2 Vier voorwaarden voor strafbaarheid
1. Menselijke gedraging
2. Delictsomschrijving
3. Wederrechtelijkheid
4. Schuld
2.2.1 De eerste voorwaarden: de menselijke gedraging
Iets moet zijn gebeurd en die gebeurtenis moet ook door een menselijk individu gewild zijn. Het
moet gaan om een door een mens verrichte gedraging. Echter hoeft het niet te gaan om een actieve
gedraging. Ook het niet handelen of nalaten, kan worden aangemerkt als een gedraging.
Echter, wanneer iemand verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld de desbetreffende boom of het
desbetreffende dier, dan is die persoon aansprakelijk. Bijvoorbeeld een boom die op het punt staat te
vallen, maar niet wordt weggehaald.
Het moet echt gaan om een mens. Niet bijvoorbeeld een hond die iets doet of iemand die een
epileptische aanval krijgt en dan iets doet. Dan is hij niet strafbaar, want dit is niet een gebruikelijke
menselijke gedraging.
2.2.2 De tweede voorwaarde: delictsomschrijving
De menselijke gedraging moet binnen een delictsomschrijving vallen. Er zijn allemaal wetsartikelen
voor bepaalde daden. En daar staan dus voorwaarden in, en daar moet iemand aan voldoen.
, Een strafbepaling bestaat uit 2 onderdelen.
1. Omschrijving van de gedraging die strafbaar is = delictsomschrijving
2. De negatieve reactie op dit gedrag = sanctienorm
Bijvoorbeeld Art 287 Sr: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan
doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde
categorie.
- Delictsomschrijving: ‘Hij die een ander opzettelijke van het leven beroofd
- Sanctienorm: ‘Wordt als schuldig aan doodslag gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien
jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2.2.3 De derde voorwaarde: wederrechtelijkheid
Met wederrechtelijkheid wordt bedoeld dat het gedrag in strijd met het objectieve recht moet zijn. Is
het wel strafbaar? De derde voorwaarde voor strafbaarheid ziet op de gedraging van de verdachte. In
het algemeen kan je zeggen dat wanneer de verdachte met zijn menselijke gedraging een
delictsomschrijving vervult hij daardoor automatisch in strijd met het recht handelt. Echter is dat niet
altijd zo:
Bijvoorbeeld Stel je loopt langs het water, waar staat dat je niet mag zwemmen, maar je ziet een
kind verdrinken. Je duikt in het water en red het kind. Je komt vervolgens uit het water en krijgt een
boete. Dan ben je niet strafbaar. Dit noem je een strafuitsluitingsgrond.
2.2.4 De vierde voorwaarde: aan schuld te wijten
De persoon die de gedraging verricht moet daarvan een verwijt kunnen worden gemaakt. Het verwijt
bestaat hieruit dat de verdachte de onwenselijke gedraging niet heeft vermeden terwijl daartoe wel
de reële mogelijkheid bestond. De mogelijkheid om anders te handelen moet hebben bestaan in het
specifieke persoonlijke geval van de betrokkenen. De vierde voorwaarde voor strafbaarheid ziet dus
op de persoon van de verdachte. Daarnaast gaat het erom wat de dader behoorde te weten en wat
in de gegeven omstandigheden van hem verwacht kon worden. Het gaat om verwijtbare schuld.
2.3 Bestanddelen en elementen
Bestanddelen: voorwaarden voor de strafbaarheid die in de wettelijke delictsomschrijving zijn
terug te vinden.
Bijvoorbeeld: artikel 92 Sr: De aanslag ondernomen met het oogmerk om de Koning, de regerende
Koningin of de Regent van het leven of de vrijheid te beroven of tot regeren ongeschikt te maken,
wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete
van de vijfde categorie.
De bestanddelen van het hier genoemde strafbare feit:
- De aanslag
- Die is ondernomen
- Met het oogmerk
- De Koning(in), of de Regent
- Van het leven te beroven, of van de vrijheid te beroven, of tot regeren ongeschikt te maken.
Wanneer er niet aan al deze bestanddelen is voldaan, kan geen sprake zijn van een strafbaar feit
inzake artikel 92 Sr. Alleen als aan alle bestanddelen is voldaan kunnen we spreken van een strafbare
aanslag op de Koning
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper daniquevandentweel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.