Week 1 Opzet en Schuld
Kelk/De Jong, HS 6, §§ 6.1 t/m 6.4.6, 6.5 en 6.6
6.1 Vijf verschillende betekenissen van schuld
Geen straf zonder schuld = geen aansprakelijkheid indien iemand mentaal geen verantwoordelijkheid kan dragen.
Schuld (menselijke verantwoordelijkheid) heeft meerdere betekenissen in het strafrecht:
1. De oervorm van schuld - de feitelijke dader - ofwel het gedaan hebben is de meest basale zin van het woord. Kun je zien als de uitwendigheid van de zaak,
in die zin dat het voorbij gaat aan de inwendige psychische gesteldheid van de betrokken persoon;
2. De geestesgesteldheid of intentie waarmee een bepaalde strafbare gedraging is verricht of een bepaald strafbaar gevolg in het leven is geroepen (eerste
materiële vraag art. 350 Sv, kan het renlaste gelegde worden bewezen?);
3. Schuld in enge zin (6.5 eerst lezen);
4. De verwijtbaarheid, ook wel het fundamentele schuldbeginsel. Verwijtbaar ofwel: hij kon het verhelpen dat hij de (sociale) norm heeft overtreden. (3e
materiële vraag art. 350 Sv, is de dader strafbaar?);
5. De schuld vormt in samenhang met (de ernst) van het feit de grondslag voor de straftoeneming. (laatste materiële vraag art. 350 Sv, Welke straf of
maatregel dient te worden opgelegd?);
6.2 Strafrechtelijke schuld en het klassieke uitgangspunt van de menselijke verantwoordelijkheid
Oude filosofische problematiek van het determinisme en het inderterminisme.
Determinisme = de leer volgens welke alles wat in de werkelijkheid het geval is, met inbegrip van alle menselijke handelingen en bewustzijnsinhouden, onverkort
is onderworpen aan een geheel van wetmatigheden; bij een volkomen inzicht in de inhoud en werking van die wetmatigheden zouden dus in theorie alle
gebeurtenissen en handelingen exact voorspeld kunnen worden. Verschillende vormen:
- Biologisch determinisme
- Psychologisch determinisme
- Sociologisch
Volgens het determinisme kan van werkelijke vrijheid geen sprake zijn omdat het handelen van de mens vastligt doordat de mens zich niet kan uitrichten tegen de
wetmatigheden die zijn doen en laten beheersen.
Indeterminsime = een verzamelnaam voor filosofische zienswijzen volgens welke de mens wel degelijk met een bepaalde mate van wilsvrijheid is begiftigd en dus
in bepaalde mate aan de werking van de verschillende (natuur)wetmatigheden is onttrokken.
,Neurowetenschappers hebben kritiek op het indeterminisme, volgens hen is alles wat wij denken en doen en ervaren het onmiddellijke resultaat van niet meer
dan onbewuste, in het brein voorgekookte causale processen; we hebben dan misschien wel een subjectieve ervaring van vrijheid, maar in werkelijkheid is al ons
doen en laten gedetermineerd. Het wetboek an strafrecht heeft een sterk indeterministische fundering.
6.3 De wettelijke schuldvormen: opzet en culpa
6.3.1 terminologie: ‘schuldvormen’ en ‘schuld in enge zin’
De schuldvormen = wettelijke bestanddelen die intentie of geestesgesteldheid waarmee het feit is begaan tot uitdrukking brengen. Ze omvatten opzet en culpa.
Culpa = te beschouwen als schuld in enge zin.
6.3.2 de normatieve bepaaldheid van opzet en onachtzaamheid
Opzet = willens en wetens, met volledig bewustzijn, handelen
Culpa/Schuld in enge zin = onachtzaamheid, onnadenkenheid, roekeloosheid, waarmee de verboden gedraging wordt verricht dan wel het verboden gevolg wordt
bewerkstelligd.
6.4 Het opzet (dolus)
6.4.1 De draagwijdte van het opzetbegrip: geen motieven
Het ‘soort’ motief hoeft niet altijd uit te maken voor de strafbepaling. Of iemand nou uit medelijden helpt met euthanasie of koelbloeding en bruut iemand om het
leven brengt kan dezelfde straf betekenen. Het woord oogmerk wordt vaak gebruikt in delictsomschrijvingen. Het strafrecht beperkt zich in beginsel tot het motief
dat in het opzet in verband met de aard van het delict mag worden verondersteld.
6.4.2 De wijzen waarop de wet het opzegvereiste formuleert.
1. Het begrip ‘opzettelijk’ of ‘met opzet’ letterlijk zodanig verwoord.
2. ‘wetende dat’, ‘terwijl hij wist’, of ‘kennis dragende dat’ (de rechtspraak wijst uit dat het bestandsdeel ook in de vorm van het voorwaardelijk opzet kan
worden bewezen).
3. Het gebruik van werkwoorden die uit hun aard opzet omvatten zoals: ‘opruien’, ‘zich verzetten’, ‘binnendringen’, ‘aanhitsen’.
4. Krachtens het middel(en), die bij de delictshandeling passen zoals: het met geweld of bedreiging met geweld dwingen, of met geweld of bedreiging met
geweld verhinderen.
5. Speciaal ‘oogmerk’ bij een aantal strafbepalingen. (voorbeeld art. 326 of 341 Sr, woordje ‘ter’)
6. De term ‘voornemen des daders’.
Sommige delictsomschrijvingen bevatten bovenop het bestanddeel opzet nog het bestandsdeel voorbedachte raad (dolus premeditatus).
6.4.3 De bestanddelen waarop het opzet gericht moet zijn
,Risicoaansprakelijkheid in het strafrecht: mishandeling die de dood ten gevolge heeft, mishandeling dat (onverhoopt) tot zwaar lichamelijk letsel leidt. De dader
heeft op dat gevolg zijn opzet niet gericht, maar de maximum straf gaat wel omhoog.
6.4.4 Het opzet is ‘kleurloos’ en niet ‘boos’
Kleurloos opzet = het is niet nodig dat wordt vastgesteld dat de betrokkene wist dat wat hij deed wederrechtelijk is en ook wettelijk strafbaar is gesteld.
Boos opzet = de betrokkene wist wel dat wat hij deed wederrechtelijk is en ook wettelijk strafbaar is gesteld. (ook wel; dolus malus) dit is in ons recht niet vereist.
6.4.5 De betekenis van opzet in drie schakeringen of gradaties
Het strafrechtelijke opzetbegrip wordt gekenmerkt door:
- cognitief element = het weten
- vomitief element = het willen
Het opzetbegrip kan gerangschikt worden in een drietal gradaties:
1. Vol opzet. De zuiverste betekenis van opzettelijk handelen, het handelen overeenkomstig: bedoeling, plan, toeleg of voornemen ofwel: willens en wetens
handelen. Met het volle besef van zijn eigen wil en van de strekking van zijn handeling die in het verlengde van de wil is gelegen. Willen is in dit verband
meer dan alleen denken, veronderstellen, hopen en wensen.
Weten draagt in zich: begrijpen, beseffen het bewustzijn hebben van iets. Willens en wetens kan in een onderling verschillende dosering voorkomen.
2. Opzet als zekerheids- of noodzakelijkheidsbewustzijn (dolus indirectus). Iemand handelt willens en wetens primair met het oog op een bepaald gevolg,
terwijl een ander (strafbaar) gevolg, hoewel niet in eerste instantie bedoeld, maar wel uit die handeling zó noodzakelijkerwijze, zó zeker voortvloeit dat
diegene daar het bewustzijn van moet hebben gehad.
3. Mogelijkheidsbewustzijn. Iemand verricht een handeling die tot een bepaald gevolg leidt, maar dat gevolg is noch primair gewild, noch te beschouwen als
noodzakelijk aan de handeling verbonden. De betrokkene kon hooguit de mogelijkheid voorzien dat het gevolg kon intreden. Onder bepaalde
voorwaarden kan dit aangemerkt worden als opzet (=voorwaardelijke opzet). Zijn deze voorwaarden niet vervuld, is er geen sprake van opzet. Er is dan
mogelijk wel nog sprake van grove onachtzaamheid (culpa).
6.4.6 Het voorwaardelijke opzet: ontwikkeling en algemene lijnen
Ontwikkeling voorwaardelijke opzet in volgorde:
- Pompe was van mening dat de mate van weten, die voor opzet vereist is, in aansluiting aan de ervaring van het dagelijkse leven het best kan worden uitgedrukt
met ‘verwachten’ of ‘begrijpen’. Er moet volgens Pompe voor het bewijs van voorwaardelijk opzet minstens een vorm van waarschijnlijkheidsbewustzijn
gevergd en dus meer dan enkel mogelijkheidsbewustzijn.
- Hoornse taart-arrest (HR 19 juni 1911, W 9203)
- Cicero-arrest (HR 9 november 1954, NJ 1954, 55)
- HIV I, (HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552, m.nt. Buruma) R.o. 3.6 > voorwaarden voorwaardelijke opzet.
,Naar huidig recht word aangenomen dat het bewijs van voorwaardelijk opzet 3 componenten bevat:
1. Aanmerkelijke kans op een strafbaar gevolg of strafbare omstandigheid. Of er sprake is van een dergelijke kans zal moeten worden uitgemaakt aan de
hand van algemene ervaringsregels en omstandigheden van het geval. Om aanmerkelijk te heten, moet de kans objectief een voldoende mate van
waarschijnlijkheid bezitten. (risicocomponent).
2. De dader moet wetenschap hebben gehad(dan wel bij hem moet worden verondersteld) van de aanmerkelijke kans. Is die wetenschap er niet > geen
voorwaardelijke opzet, maar eventueel sprake van onbewuste culpa .(kenniscomponent, cognitieve elementt).
3. De dader moet de aanmerkelijke kans hebben aanvaard, ofwel voor lief genomen, of wel op de koop heeft toegenomen. Is de kans niet aanvaard > geen
voorwaardelijke opzet, wellicht wel bewuste culpa.(wilscomponent, volitieve element).
6.5 De schuld als grove onachtzaamheid: culpa
6.5.1 De betekenis van culpa in twee schakeringen of gradaties
In uitzondering heeft de wetgever culpoze betrokkenheid bij een wederrechtelijke gedraging als misdrijf strafbaar gesteld. Dit wordt uitgedrukt in termen als:
‘schuld’, ‘onachtzaamheid’, gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg’, ‘redelijkerwijze moetende vermoeden’, ‘ernstige reden hebbende om te
vermoeden’. 2 soorten van culpoze delictsomschrijvingen:
- culpa ten aanzien van het in de delictsomschrijving aangeduide gevolg.
- culpa heeft betrekking op de door de delictsomschrijving aangeduide omstandigheid.
De gradaties van het begrip culpa:
1. Onbewuste schuld. Grove onachtzaamheid, onnadenkendheid, onvoorzichtigheid, nalatigheid, etc. Oftewel: de betrokken heeft niet nagedacht, terwijl hij
dat wel had moeten doen.
2. Bewuste schuld. Iemand heeft de mogelijkheid van een gevolg wel voorzien, maar het intreden daarvan op te lichtvaardige gronden heeft aangenomen. Te
optimistisch geweest bij het inschatten van de daadwerkelijke gevaren. Het is een vorm van mogelijkheidsbewustzijn.
3. Roekeloosheid. Nieuw sinds 2006 strafverzwaaringsgrond. Indien de schuld in art. 307 Sr (dood door schuld) of art. 308 (zwaar lichamelijk letsel door
schuld), of art. 6 jo. art. 175 WVW (dood of zwaar lichamelijkletsel door schuld in het verkeerd) door roekeloosheid is ontstaan, wordt de maximumstraf
verdubbeld. Volgens de minister wordt roekeloosheid beschreven als een zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen
‘onaanvaardbare’ risico’s’ zijn genomen. Zwaarste verwijt binnen de grenzen van het culpoze delict.
6.5.2 De verhouding van de culpa tot het opzet
Omdat vaak tussen opzet en culpa een overgangsgebied vormt legt het OM vaak alternatieve tenlasteleggingen op. Voorbeeld: primair doodslag en subsidiair
dood door schuld.
6.5.3 Inhoud en bewijsvoering van het bestanddeel culpa
De culpoze gedraging moet minimaal:
, 1. Aanmerkelijk onvoorzichtig. Van onvoorzichtigheid kan pas sprake zijn als de betrokkene de gevolgen naar algemene menselijke maatstaven had kunnen
voorzien. Dit kan alleen worden vastgesteld door het gedrag van de dader te toetsen aan een in de gegeven omstandigheden toepasselijke zorgplicht of
zorgvuldigheidsnorm.
2. Verwijtbaar. Indien de betrokkene in staat was anders te handelen dan hij deed is het gedrag verwijtbaar.
3. Causaliteit. Objectief element van de culpoze gevolgsdelicten.
Wederrechtelijkheid is ook een onderdeel van culpa, de term verwijtbaarheid impliciteerd dat. Voorbeeld: ‘spelkarakter’,, gevaarlijke gedragingen zijn ‘all in the
game’.
Anders dan bij het begrip opzet omvat culpa de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. De Hoge Raad heeft het culpabegrip in het Black-out arrest uit
2004 een objectief getoonzet bewijsvoeringskader geplaatst:
1. (Buitenkant)Er moet in de eerste stap worden vastgesteld dat de betrokkene onachtzaam of onvoorzichtig heeft gehandeld. Dit wordt primair gebaseerd
op een waardering van de uiterlijke handelingen van de verdachte aan de hand van de ter plaatse geldende zorgvuldigheidsnormen. Die onvoorzichtigheid
moet aanmerkelijk kunnen worden genoemd. En in geval van culpoze gevolgsdelicten moet ook de causaliteit vast komen te staan.
2. (Binnenkant)Indien er geen redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte rederlijkerwijze het culpoze gedrag niet heeft kunnen vermijden, is sprake van
voldoende verwijtbaarheid. De verwijtbaarheid hoeft dus in de eerste plaats niet aanmerkelijk te zijn, en in de tweede plaats mag het in beginsel worden
verondersteld als de eerste stap is bewezen. De verwijtbaarheid kan vervolgens met een schulduitsluitingsgrond ontkracht worden. De rechter kan tot het
oordeel komen dat er onvoldoende verwijtbaarheid is zonder dat verdachte een beroep doet op een schulduitsluitingsgrond.
6.5.4 De bij uitstek normatieve inhoudsbepaling van de culpa
De culpa verondersteld een zwaardere schuld dan de avas (ongeschreven schulduitsluitingsgrond, afwezigheid van álle schuld). Bij avas dient namelijk vrijwel elke
vorm van verwijtbaarheid afwezig te zijn. Een geringe domheid of nalatigheid is derhalve onvoldoende voor culpa.
Garantungstellung = verhoogde vorm van aansprakelijkheid op grond van hun functie of beroep. (beroepschauffeur, verpleegkundige, huismoeder etc.)
De wijzen waarop de open maatstaf van de culpa in de praktijk wordt ingevuld:
1. Commune culpoze misdrijven
Voorbeeld: het Verpleegster-arrest 1963.
2. Culpoze verkeersmisdrijven
Niet zien waar men wel had moeten zien is als zodanig niet altijd voldoende op bij verkeersovertredingen culpa aan te nemen. Er gelden wel strengere regels voor
degene die beroepsmatig aan het verkeer deelneemt.
,6.5.5 De ratio van de strafbaarheid van culpa
In een aantal gevallen is de strafbaarstelling van culpoze varianten overgenomen van misdrijven. Immers, ook zonder opzet, maar door grote onvoorzichtigheid
kan veel schade en ellende worden veroorzaakt. Al men ziet van welke grove onvoorzichtigheid soms sprake is, begrijpt men beter het bestaan van culpoze
misdrijven. De zin van strafbaarstelling van de culpa is er in gelegen dat deze normen door middel van de rechterlijke controle in een openbaar proces worden
gepreciseerd, aan derden worden gedemonstreerd en bij een ieder ingescherpt.
6.5.6 De tenlastelegging van een culpoos misdrijf
In begin jaren 70 is de HR zwaardere eisen gaan stellen aan de tenlastelegging. Gevolg was dat het OM een hele zware bewijslast had: in feite moest worden
aangetoond dat het ongeluk niet viel te excuseren. Later is het weer iets minder strenge eisen gaan stellen (Black-out arrest). OM poogt vaak zo gedetailleerd
mogelijk het gebeurde in de tenlastelegging weer te geven in termen van normatieve componenten van de onvoorzichtigheid. Maar de internet psychische
omstandigheden en subjectieve achtergronden er nauwelijks deel van uitmaken.
6.5.7 Culpa en het beroep op het ontbreken van verwijtbaarheid
Indien een beroep op een schulduitsluitingsgrond wordt gehonoreerd, zal op grond van art. 352 lid 1 Sv worden vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor gevallen
waarin met succes een beroep op een rechtvaardigingsgrond wordt gedaan. (bij culpoze delicten wordt een dergelijk beroep behandeld als bewijsverweer, gericht
tegen het onderdeel wederrechtelijkheid binnen de culpa).
6.6 Schuld omvat meer dan opzet of culpa
De term schuld kan in het strafrecht uiteenlopende betekenissen hebben:
- Schuld voor zover zij uitdrukking vindt in de wettelijke omschrijving van misdrijven als hetzij opzet, hetzij culpa(schuld in enge zin);
- Het element verwijtbaarheid, dat fungeert bij de dolmuze misdrijven en de overtredingen als een ongeschreven voorwaarde voor strafbaarheid. Bij culpoze
misdrijven maakt de verwijtbaarheid, naast het element wederrechtelijkheid, deel uit van het delictsbestanddeel culpa.
STAPPENPLAN
ROEKELOOSHEID
1. Is er sprake van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging?
zeer onvoorzichtig volstaat niet, let op woorden als ‘snelheidswedstrijd’ of ‘achtervolging’
2. Heeft deze gedraging een zeer ernstig gevaar in het leven geroepen?
3. Was de verdachte zich daarvan bewust, althans had moeten zijn (onbewuste schuld)?
4. Benoemen dat de rechter zich nader voldoende moet motiveren (motivatie wat recht doet aan het bijzondere karakter van roekeloosheid).
5. Relevante arresten + artikelen noemen: Filefuik, snelheidswedstrijd + 175 lid 2 WVW
, STAPPENPLAN
VOORBEDACHTE RAAD
1. Heeft de verdachte de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de daad?
2. Blijkt uit de casus dat hij zich daarvan rekenschap heeft gegeven?
3. Is het redelijk aan te nemen dat de verdachte van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt?
moeilijk vast te stellen, neem ook overige feitelijke omstandigheden mee: aard van het feit, omstandigheden waaronder het is gegaan, gedragingen van
de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
4. Wat valt er te concluderen in vergelijking met andere arresten?
5. Is er sprake van een contra-indicatie die zwaarder weegt dan het feit dat er tijd en gelegenheid was tot nadenken over de gevolgen?
Zoals: I. Besluitvorming en uitvoering worden in hevige drift uitgevoerd
II. Korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering III. Gelegenheid tot beraad ontstaat pas aan het begin van de uitvoering.
6. Relevante arresten + artikelen noemen: Voorbedachte Raad II
STAPPENPLAN
CULPA
1. Is er sprake van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid?
- gerantenstelling?
- omstandigheden en aard van het geval?
- uiterlijke handelingen vergelijken met zorgvuldigheidsnorm (niet uit ernst van het gevolg schuld afleiden)
2. Culpoos gevolgsdelict? -> dan causaliteit ook vaststellen.
3. Sprake van voldoende verwijtbaarheid?
indien geen redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte het gedrag niet had kunnen vermijden is hieraan voldaan + kijken naar
schulduitsluitingsgronden
4. Vergelijk met andere arresten.
5. Relevante arresten + artikelen noemen: Black-out