Probleem 6: Ouderdomsziekten
Delirium: plotseling optredende verwardheid. tijdelijk en komt meestal door lichamelijke ziekte. Als
de lichamelijke toestand verbetert, neemt verwardheid af.
1. Stoornis in bewustzijn (= verminderde helderheid in besef van omgeving)
en verminderd vermogen aandacht richten, vasthouden of verplaatsen.
2. Verandering cognitief functioneren (zoals een geheugenstoornis, desoriëntatie,
taalstoornis, waarnemingsstoornis) kan niet verklaard worden door een al langer bestaande,
vastgestelde of beginnende dementie.
3. Stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal uren tot dagen) en wisselt in de loop van de dag.
Op grond van de voorgeschiedenis van de betrokkene, lichamelijk onderzoek en/of
laboratoriumonderzoek kan worden gekozen uit:
Delirium door somatische aandoening: oorzaak door fysiologische gevolgen van een somatische
aandoening.
Delirium door intoxicatie met een middel: bijvoorbeeld alcohol.
Onthoudingsdelirium: ontwikkelen van verschijnselen tijdens of kort na een
onthoudingssyndroom.
Delirium door multiple oorzaken: meer dan één oorzaak
Delirium niet anders omschreven: andere oorzaken/ onvoldoende aanwijzingen voor een
specifieke oorzaak.
Kenmerken:
Minder controle over opnemen van indrukken en vaak gedesoriënteerd: weet niet waar hij
zich bevindt, welke dag het is, wie hij voor zich ziet.
Kan heel snel veranderen, daarom anders dan dementie
Cognitieve functies vaak aangedaan:
o Hallucinaties
o Illusies geen echte hallucinatie, maar waarneming wordt verkeerd uitgelegd en
geïnterpreteerd.
Vaak angstig, geprikkeld of depressief.
Verschijnselen wisselen sterk.
Lichamelijke functies raken ontregeld. Vb. slaap en motoriek
o Sundowning: nachtelijke onrust vooral bij oude mensen
Ontstaan:
Middelengebruik (alcohol, drugs en sommige geneesmiddelen):
o Intoxicatie of plotselinge onthouding van alcohol, amfetamine, cocaïne,
cannabis, hallucinogene stoffen (LSD), opiaten (heroïne) en benzodiazepinen
(kalmerings- en slaapmiddelen).
Lichamelijke aandoening, somatisch:
o Aandoening van hersenen
o Andere aandoeningen:
Infecties.
Uitdroging
Gebruik van verschillende medicijnen die onderling op elkaar kunnen
reageren.
Stofwisselingsstoornis.
Zware operaties.
Risicoverhogende factoren:
Operatie
Leeftijd: oudere mensen of kleine kinderen
Depressie
Tabak
Hersenbeschadigingen (epilepsie, vroeger schedelletsel)
Slechte lichamelijke conditie.
Ernstige lichamelijke ziekte.
Omgeving biedt weinig structuur, weinig houvast voor patiënt.
, Behandeling: ziekte is om te draaien, tenzij terminale ziekte
Primaire lichamelijke aandoening tegengaan
Conditie herstellen, voldoende vocht krijgen
Psychiatrische symptomen behandelen met angst remmende medicatie en psychotische
middelen.
o Neuroleptics: psychose tegengaan
o Benzodiazepine: angstremmend
Patiënt in rustige, overzichtelijke en zo vertrouwd mogelijke situatie plaatsen.
Goed gedoseerde prikkels niet te druk en niet te rustig.
1. Ontwikkeling van meerdere cognitieve defecten, komt tot uiting in:
a) Geheugenstoornissen = verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren of
zich eerder opgeslagen informatie te herinneren
b) Minstens één van volgende 4 cognitieve stoornissen:
afasie = taalstoornis (moeite met taalbeheersing)
apraxie = verminderd vermogen om motorische handelingen uit te voeren
ondanks intacte bewegingsfuncties
agnosie = onvermogen voorwerpen te herkennen/identificeren ondanks intacte
zintuigfuncties.
stoornis van de hogere sturende functies (bijv. plannen maken, organiseren,
involgorde afwerken, logische conclusies trekken, abstract denken)
2. Cognitieve defecten leiden tot duidelijke afname in vroegere niveau van functioneren, bijvoorbeeld op
sociaal of beroepsmatig gebied.
3. Defecten treden niet uitsluitend op tijdens een delier.
Dementie/major neurocognitive disorder: wordt het meest gekenmerkt door globaal verval
van cognitieve functies.
Kenmerken:
Afasie: taalstoornis
Apraxie: vermindering uitvoering van bepaalde motorische handelingen
Agnosie: niet herkennen van bepaalde voorwerpen
Amnesia:
o Antero grade: vermogen nieuwe info leren, nieuwe informatie wordt niet meer
opgeslagen
o Retro grade: vermogen oude info terughalen: eerst korte termijn geheugen, later
ook langetermijngeheugen.
Herhalen:
o Echolalia: herhalen van eigen woorden
o Palilalia: herhalen van woorden/geluiden die je hoort
Ontregeling van abstract denken: ontstaan van oordeels- en begripsstoornissen en
patiënt kan nieuwe of ingewikkelde situaties niet of nauwelijks begrijpen.
o Decorumverlies: gedrag past niet bij vroegere stijl van leven en is niet sociaal
aanvaardbaar
Verloop:
Beginfase: besef dat psychisch functioneren achteruit gaat. Proberen compenseren:
dwangmatige trekken, of achterdocht en beschuldigingen. Minder sociale contacten of
vermijden van ingewikkelde situaties.
Toename: lukt niet meer geheim te houden angst of depressiviteit . Vervolgens minder
emotionele reacties en inzicht in eigen disfunctioneren verdwijnt.
Mate van ernst: vloeiende overgang:
Lichte dementie: belemmering van sociale activiteiten, maar nog wel voldoende
zelfvermogen aanwezig.
Matige dementie: zelfstandig wonen wordt te riskant.
Ernstige dementie: voortdurend toezicht nodig.