Probleem 5: Je bent wat je eet
Eetstoornis: aanhoudende verstoring in eetgedrag, men wordt vaak disfunctioneel: patiënten
(vooral vrouwen) zoveel last dat het moeilijk wordt om nog normaal te functioneren. Eetprobleem
minder ernstig.
Feeding disorders
Pica: niet eetbare dingen eten
Rumination Disorder: voedsel komt naar boven
Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder (ARFID): geen trek in eten heeft niks te maken
met lichaamsperceptie
Soorten Eetstoornissen
Anorexia Nervosa: Denken dat ze dik zijn magerzucht: verlangen mager te zijn, beïnvloedt
gedrag, gevoelens en gedachten. Zelfbeeld en zelfwaardering hangen af van lichaamsvorm en
gewicht. Vaak ontkennen van gewichtsverlies. Proberen congruent te zijn in denken en doen:
gewichtsafname= zelfdiscipline, gewichtstoename= falen
Verstoorde lichaamsperceptie: zien zichzelf dikker dan ze zijn.
Body Mass Index (BMI): lichaamsgewicht delen door lengte in kwadraat. BMI tussen 19-
25: normaal gewicht. Lager dan 18,5: kan anorexia nervosa zijn, hoger dan 30: kan obesitas
zijn.
Twee subgroepen anorexia:
o Beperkend type: beperking van voedselinname. Minder purgeergedrag.
Vaak persoonlijkheidsstoornissen in angstige variant
o Vreetbuien/purgerende type(:zuivering/reiniging van lichaam) : voedsel zo snel
mogelijk weer uit het lichaam krijgen. Gemiddeld na 9 maanden komen
onbedwingbare vreetbuien en purgeergedrag.
Voorbeelden:
Braken: eerst langwerpig voorwerp, na tijdje zo standaard dat anorexia
patiënten al kunnen braken door op maag te drukken.
Gebruik van laxantia (= laxeermiddelen): voedsel wordt versneld door
darmen gespoeld, verhindert volledige opname van voedingsmiddelen
wordt minder energie uitgehaald
o Paradoxaal effect: beweeglijkheid van darmen neemt af/stopt.
Hierdoor kan men slappe darmen krijgen. Reflexmatige
vochtretentie als je stopt met middelen: lichaam houdt meer
vocht vast lichaamsdelen worden pafferig en lichaamsgewicht
neemt toe. Stopt na langdurig stoppen met deze middelen.
Diuretica: plasmiddelen
Voordat stoornis ontwikkelt vaak mollig, vaker impulsstoornissen en
stemmingsstoornissen
Prognose
Begint meestal tussen14e-18e jaar
1,2% heeft anorexia 95% vrouw, 5% gaat dood (25% door zelfmoord)
(anorexie= Grieks woord: verlies van eetlust), maar niet waar, kunnen wel eten maar willen
niet.
Gevolgen:
Amenorroe: menstruatiecyclus verstoord, bij extreme vermagering verdwijnt het zelfs
Cyanose: extremiteiten (vingers, tenen) zijn koud en hebben blauwpaarse kleur
Hypothermia: lage lichaamstemperatuur kan leiden tot Lanugobeharing: donsachtige
beharing op lichaam
Hypotensie: doorgaans verlaagde bloeddruk
Bradycardie: vertraagde hartslag
Vertraagde ruststofwisseling, slaapstoornissen, chronisch vermoeid en depressiviteit
Droge huid, nierproblemen, laag libido, slecht immuunsysteem, moeilijk zwanger en als
zwanger: miskraam
1. Weigering lichaamsgewicht te handhaven op of boven een voor de leeftijd en lengte
minimaal normaal gewicht dat leidt tot lichaamsgewicht dat minder is dan 85% van wat
volgens standaardtabellen verwacht zou mogen worden.
2. Intense angst om in gewicht toe te nemen of om dik te worden, terwijl ondergewicht.
3. Stoornis in manier waarop hij eigen lichaamsgewicht of lichaamsvorm beleeft en
onevenredige grote invloed van lichaamsgewicht of lichaamsvormen op zelfwaardering, of
, Beperkende type: tijdens de huidige episode van anorexia nervosa heeft betrokkene geen eetbuien
en is er geen sprake van purgeergedrag (dat wil zeggen: zelfopgewekt braken of misbruik van
laxantia, diuretica of klysma’s)
Eetbuien/purgerende type: tijdens de huidige episode van anorexia nervosa heeft betrokkene
eetbuien en is er geregeld sprake van purgeergedrag (zelfopgewekt braken of misbruik van
laxantia, diuretica of klysma’s).
Boulimia Nervosa: letterlijk: honger als een os. Chaotisch eetpatroon, compensatiegedrag,
irrationele ideeën over lichaamsvormen, uiterlijk en gewicht. Vreetbuien en weinig eten wisselen af.
Vreetbui: hoeveelheid voedsel die groter is dan meeste mensen doen.
o Subjectieve beleving van controleverlies over eten: gevoel niet meer te
kunnen stoppen met eten of te beheersen hoeveel en wat ze eten. Sommige
patiënten beschrijven vreetbui als dissociatieve amnesie: ervaren eetbui als roes
en kunnen zich geen details herinneren.
o Kan worden uitgelokt door stimuli: stemmingsfluctuaties (depressie, angst, euforie),
‘verboden’ (calorierijk) voedsel, gedachten over eten (Vb. Mijn dag is nu toch al
verpest, nu kan ik nog wel even doorgaan), geur van drang om te eten.
o Na vreetbui compensatiegedrag: purgeren, lijnen, vasten of veel sporten.
Boulimia patiënten denken net als anorexia patiënten dat ze zwaar en dik zijn. Vaak lage
zelfwaardering.
Vaak zichzelf regels geven over eten; wat ‘goed’ en ‘fout’ eten is (= zwart-wit denken) op
basis van calorieën. Hierdoor ontstaan falen: hoe strenger de regels, hoe eerder ze
geschonden kunnen worden.
Ernst van boulimia:
o Licht: 1-3 episoden per week
o Matig: 4-7 episoden per week
o Ernstig: 8-13 episoden per week
o Zeer ernstig: 14+ episoden per week
Prevalentie:
Bij vrouwen rond 20-24 jaar, mannen eind adolescentie
Prevalentie 1,5%
1,5% van vrouwen, 0,5% van mannen
Hoeft niet extreem licht te zijn, vaak ook normaal gewicht of mollig
Gevolgen: Meeste medische gevolgen omkeerbaar zodra eetgedrag herstelt. Sommige gevolgen
zijn levensbedreigend:
Braken, laxantia en diuretica vocht verliezen (= dehydratatie) droge huid,
duizeligheid bij opstaan en overeind komen etc.
Chronisch purgeergedrag ernstige verstoring in elektrolytenhuishouding (natrium,
kalium en chloride). Elektrolyten zorgen voor overdracht van elektrische signalen tussen
cellen. Ze spelen een belangrijke rol in de stofwisselingsprocessen en zorgen dat zenuw- en
spiercellen goed functioneren.
o Hyponatriëmie: tekort aan natrium misselijkheid, trek in zout. Ernstig tekort
leidt tot versuffing en verwarring.
o Hypokaliëmie: tekort aan kalium moeheid, verslapping van spieren, slechte
stoelgang. Kan levensbedreigend zijn, omdat ook hartspier verslapt.
Schade hart, tanden, onregelmatige menstruatie, kleine rode puntjes rond ogen van
overgeven
Comorbiditeit: Depressie, OCD, persoonlijkheidsstoornissen, border-line
DSM-IV criteria:
1. Herhaaldelijk optredende eetbuien. Een eetbui kenmerkt zich door zowel:
a) Het binnen een beperkte tijd (bijvoorbeeld binnen twee uur) eten van een hoeveelheid voedsel
die beslist groter is dan wat de meeste mensen in eenzelfde periode en onder dezelfde
omstandigheden zouden eten.
b) Een gevoel van controleverlies over het eten tijdens de eetbui(bijv. het hebben niet te kunnen
stoppen met eten of niet zelf kunnen bepalen wat , of hoeveel men eet).