Probleem 3: Out of Control
Stemmingsstoornis: extreme of langdurige ontstemming met aanwezigheid van andere symptomen: beïnvloedt leven.
DSM-IV Stemmingsstoornissen:
Depressieve stoornissen
Depressieve stoornis (‘depressie in engere zin’)
Dysthyme stoornis
Bipolaire stoornissen
Bipolaire I-stoornis
Bipolaire II-stoornis
Cyclothyme stoornis
Emotie/affect = Momentane, kortdurende opwellingen of reacties.
1. Depressieve episode: minstens 2 weken depressieve stemming of verlies van interesse en plezier.
2. Manische episode: minstens 1 week voortdurend overdreven uitgelaten of uiterst prikkelbaar.
3. Gemengde episode: dagelijks, minstens 1 week, depressieve en manische episode
4. Hypomane episode: minstens 4 dagen, constant uitgelaten of prikkelbare stemming, die duidelijk afwijkt van
gewoonlijke stemming. Milder dan manisch
Prevalentie:
Puntprevalentie 6%-7%.
Lifetimeprevalentie 13%-14%.
Vrouwen 2x zo vaak
Depressie is toegenomen laatste jaren en komt vaker in westerse landen voor: jongeren generatie heeft te hoge
irrealistische verwachtingen van zichzelf
Comorbiditeit:
Paniekstoornissen
Middelengebruik
Unipolaire depressie/ Major depressive disorder
Depressieve stoornis (‘depressie in engere zin’)
DSM-IV criteria voor depressieve episode:
Ten minste 5 van de volgende symptomen zijn binnen een periode van twee weken aanwezig geweest en wijzen op een
verandering ten opzichte van het eerdere functioneren. Minstens één van de symptomen is of a) Een depressieve stemming,
of b) Verlies van interesse of plezier.
a) Depressieve stemming gedurende het grootste gedeelte van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit subjectieve
mededelingen/ waarnemingen van anderen.
b) Duidelijke vermindering van interesse/ plezier in (bijna) alle activiteiten gedurende het grootste gedeelte van
de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit subjectieve mededelingen/ waarnemingen van anderen.
c) Duidelijke gewichtsafname of gewichtstoename zonder dat een dieet wordt gevolgd/ bijna elke dag
afgenomen of toegenomen eetlust.
d) Insomnia: moeite met in of doorslapen. Hypersomnia: overmatige slaperigheid, bijna elke dag.
e) Psychomotorische agitatie/remming, bijna elke dag waarneembaar door anderen (niet slechts een subjectief
gevoel van rusteloosheid/vertraagdheid).
f) Moeheid/ verlies van energie, bijna elke dag.
g) Gevoelens (die waanachtig kunnen zijn) van waardeloosheid/ buitensporige of onterechte schuldgevoelens,
bijna elke dag (niet uitsluitend zelfverwijten of schuldgevoelens over het ziek zijn).
h) Afgenomen vermogen tot nadenken of concentratie, of besluiteloosheid. Subjectieve mededeling of
waargenomen door anderen, bijna elke dag.
i) Terugkerende gedachten over de dood (niet alleen de angst om dood te gaan), terugkerende gedachte aan
suïcide zonder dat er specifieke plannen zijn gemaakt, een suïcide poging hebben gedaan of een specifiek plan
hebben om suïcide te plegen.
1. De symptomen veroorzaken duidelijk lijden of beperkingen in het dagelijks functioneren.
2. De symptomen voldoen niet aan de criteria voor een ‘gemengde episode’.
3. De symptomen zijn niet het gevolg van de directe of fysiologische effecten van een middel/een somatische
aandoening.
4. De symptomen zijn geen onderdeel van een rouwproces. Dat wil zeggen: Na het verlies van een geliefd persoon
houden de symptomen langer dan twee maanden aan/kenmerken zijn zich door duidelijke functionele 1
beperkingen, een ziekelijke preoccupatie met gevoelens van waardeloosheid, suïcide gedachten, psychotische
symptomen, of psychomotorische remming.