01
a. in de eeuw tussen ca. 1030 en ca. 1130 zijn de machtsverhoudingen in het Midden-Oosten
ingrijpend veranderd. Leg beknopt uit, welke factoren daartoe het meeste hebben bijgedragen, en
hoe die werkten.
Antwoord: De factoren zijn de immigratie van grote aantallen Seldjoekse Turken en de eerste
kruistocht. De Seldjoeken namen de macht van de Abbasieden over in Iran, Irak en Syrië, en van de
Byzantijnen en Armeniërs in grote delen van Anatolië. Er was dus een onderscheid tussen de ‘staat’
van de Groot-Seldjoeken en van de ‘Rum-Seldjoeken’. De opkomst van de Seldjoeken gaf nieuwe
impulsen aan de orthodoxe soenna. De eerste kruistocht leidde tot de vestiging van vier
‘kruisvaarderstaten’ langs de westflank van Syrië. Hierdoor gingen westerse-christelijke
aristocraten gedurende langere tijd meedoen met het machtsspel in de regio, waarvan vooral de
grote Italiaanse handelssteden profijt trokken.
b. in hoeverre heeft de periode van de kruistochten in het Midden-Oosten bijgedragen aan de
‘Commerciële Revolutie’?
Antwoord: in het algemeen heeft die periode gezorgd voor een sterkere westerse aanwezigheid in
het oostelijke deel van de Middellandse Zeegebied. De grote Italiaanse handelssteden verwierven
veel handelsprivileges en richtten in veel grote steden handelsposten in, van waaruit men een
grote greep kreeg op de handel in oosterse waren. De vierde kruistocht verschafte Venetië en
Genua toegang tot de Zwarte Zee en de steppegebieden, waarbij de nadruk op de slavenhandel
lag.
c. hoe zag de betalingsbalans (balance of payments) tussen Latijns-christelijk Europa en de Levant er
in de veertiende eeuw uit, en wat probeerden Italiaanse kooplieden en ondernemers tegen de
negatieve effecten te doen?
Antwoord: Een negatieve betalingsbalans wil zeggen dat voor een hogere waarde wordt ingevoerd
dan geëxporteerd. Centraal Europa en het Hanzegebied hadden een negatieve balans ten opzichte
van de Lage Landen. De Lage Landen hadden ten opzichte van Italië een negatieve balans en Italië
weer ten opzichte van de Levant. Italiaanse kooplieden probeerden iets tegen het wegvloeien van
het geld naar de Levant te doen door zelfs oosterse waren als katoen, suiker en zijde te gaan
produceren. Hierdoor nam de afhankelijkheid van het Oosten voor dergelijke exclusieve producten
af.
02
a. welke twee groeiprocessen worden gedekt door het begrip urbanisatie?
Antwoord: Er kwamen meer steden en de al bestaande steden werden groter. Deze twee
verschijnselen betekenden dat in de latere middeleeuwen een relatief groter deel van de Europese
bevolking in steden leefde dan in de vroegere middeleeuwen.
b. tijdens het hoorcollege zijn twee ‘emancipatiebewegingen’ besproken, die kenmerkend zijn
geweest voor de ontwikkeling van stedelijke autonomie in West-Europa tussen de elfde en dertiende
eeuw. Geef van elk van beide bewegingen een korte kenschets.
Antwoord: de eerste emancipatiebeweging is het onder het gezag van de stadsheer (zuiden:
bisschop, noorden: koning/ vorst) uitkomen. Dit werd bereikt door bestuurlijke autonomie af te
dwingen of vredig overeen te komen. De tweede beweging is het opeisen van deelname aan het
stadsbestuur door de (hogere) stedelijke middenklassen. In Italië richtte deze beweging zich vooral
tegen adellijke families die dominant aanwezig waren.
, c. hoe kwam volgens het handboek stedelijke wetgeving tot stand?
Antwoord: eerst verwierven stadscommunes privileges. Hierin waren vooral juridische status van
de inwoners vastgelegd, daarna wordt het keurrecht opgenomen. Interpretaties van wetten en
gewoonten werden in keuren vastgelegd. Vervolgens krijgen stadsrechten een territoriale
betekenis. Vrede was een sleutelwoord in stadsrecht, omdat het veterecht in zou perken.
03
a. hadden de rampen waardoor Europa in de eerste heft van de veertiende eeuw werd getroffen
eerder natuurlijke of antropogene oorzaken? Licht je antwoord beknopt toe.
Antwoord: de rampen die bedoelt worden zijn de Grote Hongersnood van 1315 tot 1317, de
veepestepidemie van 1319 tot 1321 en de Zwarte Dood van 1347 tot 1353. De Grote Hongersnood
en veepestepidemie hadden ten grondslag exogene oorzaken zoals het slechte weer tijdens twee
opeenvolgende oogsten. Maar daarnaast hadden deze rampen ook antropogene oorzaken die
zorgden voor versterkende effecten zoals de versterking van mortaliteit door gebrekkige hygiëne
en transport. De oorzaak van de Zwarte Dood is te verklaren vanuit de exogene factor dat het een
snel overdragende ziekte was. Maar ook hierbij kan worden gezegd dat het gebrek aan hygiëne en
de handelscontacten de verspreiding hebben versneld.
b. waarom kun je voor de anderhalve eeuw na de Zwarte Dood wel spreken van een agrarische crisis
maar niet van een [algehele] economische crisis?
Antwoord: van een algehele economische crisis was geen sprake, omdat de lonen hoog waren. De
agrarische crisis trof vooral grootgrondbezitters die terecht kwamen in de prijsschaar van dalende
prijzen en stijgende lonen. Er was een massale achterlating van marginale gronden en de
extensivering van landarbeid. Er kan ook wel worden gesproken van een gouden eeuw van de
loonarbeider. De levenstandaard van de loonarbeider steeg en daardoor ook de massaconsumptie.
Daarnaast kregen economische instituties regionale functie toegewezen en ontstonden er
jaarmarkten.
c. welke argumenten worden in het handboek aangevoerd om volksoproeren in de late
middeleeuwen niet primair te zien als uitdrukking van klassenstrijd?
Antwoord: de meeste oproeren waren sociaal niet homogeen en misten een duidelijke ideologie
gericht op radicale sociale verandering.
04
a. beschrijf beknopt op welke manieren en in welke mate de Honderdjarige Oorlog heeft bijgedragen
aan de modernisering van de staat in Frankrijk en Engeland.
Antwoord: Charles Tilly zei “wars made states and states made war”. Modernisering van de staat
houdt het versteken van die kenmerken die een staat modern maken, in. Deze kenmerken zijn een
duidelijk vast territorium, soevereiniteit naar buiten en binnen uit, centralisatie, openbaar
bureaucratisch bestuur, staatshoofd en het gevoel van eenheid.
In zowel Engeland als Frankrijk werd het nationaal gevoel door de oorlog versterkt. Alleen in
Engeland kwam er politieke medezeggenschap. Daar was ook de organisatie van belastingheffing
succesvoller. Frankrijk werd daarentegen sterker gebureaucratiseerd dan Engeland.
b. het staatkundige landschap van de late middeleeuwen werd mede bepaald door personele unies.
Leg uit wat daaronder wordt verstaan en bespreek kort de ontstaansgeschiedenis en het
staatkundige belang van ten minste twee van deze personele unies.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Piamarie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.