Interculturele Communicatie
Deze samenvatting bevat:
Culturele waarden en communicatie in internationaal perspectief – Claes & Gerritsen
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 6
Artikelen:
- Huisman, Joye & Maeseele (2012)
- Kita (2009)
- Hornikx et al. (2010)
- Hendriks et al.(2005)
- Berry (2005)
- Smith, Pfister & Soliz (2011)
- Sandel (2014)
- En aanvullende literatuur die in de colleges is besproken
§ Bakker, Van der Zee & Van Oudenhoven (2006)
§ Chen (2012)
1
,Hoofdstuk 1: Interculturele communicatie
Cultuur met een grote C: (de vruchten van een) beschaving: schilderkunst, literatuur,
muziek, theater, dans, architectuur, enzovoort.
Cultuur met een kleine c: cultuur in de antropologie en sociologie.
- Hofstede & Hofstede: cultuur is de collectieve mentale programmering die de leden van
één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere.
- Geertz: cultuur is een systeem waarin de leden dezelfde betekenis hechten aan
woorden, communicatieve handelingen, symbolen, enzovoort.
à Cultuur met een kleine c uit zich in Cultuur met een grote C.
In de mentale programmering van de mens
worden drie niveaus onderscheiden:
1. De menselijke natuur: wordt alles bedoeld
wat bij de mens is aangeboren (nature)
à Bijvoorbeeld: glimlachen en
overlevingsdrang.
2. Cultuur: hierbij wordt verwezen naar de
regels en wetten die een groep mensen
nodig heeft om voort te bestaan.
à Bijvoorbeeld: hoe we iemand begroeten, wie beslissingen neemt, hoe het erfrecht
geregeld is, wie aan wie belastingen betaalt.
3. Persoonlijkheid: bestaat uit een aangeboren en aangeleerd gedeelte. Aangeboren zijn
persoonlijkheidskenmerken die genetisch bepaald zijn.
à Bijvoorbeeld: de wijze van glimlachen, de manier van eten en praten.
Aangeleerd zijn de persoonlijkheidskenmerken die je krijgt door persoonlijke ervaringen.
à Bijvoorbeeld: je glimlacht bijvoorbeeld omdat de ervaring je heeft geleerd dat je dan
niet wordt gestraft.
Culturele verschillen manifesteren zich in vier verschillende aspecten:
1. Symbolen: zaken als vlag, wapen van een cultuur, ook kleding, gebaren, taalgebruik,
voedsel, drank, enzovoort.
2. Helden: de personen die voor mensen uit een bepaalde cultuur een lichtend voorbeeld
zijn
3. Rituelen: handelingen die rationeel gesproken niet strikt noodzakelijk zijn, maar die voor
de leden van een cultuur essentieel zijn (zowel religieus als seculier).
4. Waarden: meer kenmerkend dan praktijken. Waarden vormen de kern van cultuur.
Waarden bepalen wat goed en wat niet goed is, wat mag en wat niet mag: het is de
manier van denken en de visie op de wereld die bij de cultuur hoort.
De eerste drie aspecten zijn praktijken (= uiterlijke manifestaties van cultuur).
Metaforen:
- Deze aspecten kunnen worden weergegeven in een ‘ui-diagram’: hoe meer een aspect
aan de oppervlakte van dit diagram zit, des te oppervlakkiger het is, des te makkelijker
het waargenomen kan worden en des te makkelijker het door andere culturen kan
worden overgenomen.
- Drijvende ijsberg: het 1/9e deel van de ijsberg dat zichtbaar is, komt overeen met de
symbolen, helden en rituelen (topje van de ijsberg). Het 8/9e deel van de ijsberg dat
2
, onder water ligt, komt overeen met de waarden.
Nepotisme/vriendjespolitiek: in sommige culturen is het strikt verboden en vindt men het
zelfs immoreel om mensen uit je familiekring in dienst te nemen wanneer je een openbaar
ambt bekleedt.
Er zijn vele culturen:
- Nationale culturen: groepen mensen die bij elkaar horen, omdat ze in één land wonen.
Maar staatsgrenzen vallen niet altijd samen met cultuurgrenzen:
§ Binnen een land: cultuurverschillen tussen regio’s.
§ Eenzelfde cultuur kan zich aan beide zijden van een staatsgrens bevinden.
- Sociale culturen: er zijn cultuurverschillen tussen migranten uit verschillende delen van
de wereld die in één land samenleven. Ook zijn er verschillen tussen sociale klassen,
vrouwen en mannen, leeftijdscategorieën en mensen met verschillende godsdiensten.
Ook zijn er cultuurverschillen tussen allerlei ogenschijnlijk gelijke groepen: scholen,
verenigingen, bedrijven, beroepsgroepen, gezinnen.
Communicatiemodel van Shannon & Weaver (1949): startpunt over echt nadenken over
hoe moet communicatie in elkaar steken en wat zijn belangrijke componenten à gevolgen
voor interculturele communicatie.
Zender (codering) à bericht (kanaal) à ontvanger (decodering)
Belemmeringen in dit model:
- Technische transmissie (techniek)
- Repertoire A overlapt niet met repertoire B (taal)
Kritiek over dit model:
- Geen feedback
- Geen rol voor context
- Niet alleen woorden, maar ook stem/gebaren/etc.
Communicatie à effectiever als à interpretatie die de ontvanger geeft aan boodschap à
lijkt op de bedoeling van de zender.
Targowski en Bowman (1988) is een uitgebreider model. Deze bestaat uit twee delen:
3