Samenvatting Europees Recht Algemeen Deel
Hoofdstuk 3
Begrippen: negatieve integratie – positieve integratie – interne markt – vier
vrijheden – goederenverkeer – dienstenverkeer – personenverkeer – kapitaalverkeer
– tarifaire en non-tarifaire belemmeringen – omgekeerde discriminatie –
rechtvaardigingsgronden – publieke belangen – flankerend beleid –
minimumharmonisatie – verticale en horizontale bevoegdheidsverlening
Leerstukken: discriminatietoets/belemmeringstoets – reikwijdte van de
verdragsvrijheden – interne situatie – rule of reason – evenredigheid –
convergentie tussen verdragsvrijheden – harmonisatie van wetgeving – resterende
bevoegdheden – wederzijdse erkenning – markttoegang
Thema’s: reikwijdte van het marktbegrip – markt v. publieke belangen –
bevoegdheden EU v. bevoegdheden lidstaten – verhouding economische en
politieke integratie
Negatieve (passieve) integratie wordt nagestreefd d.m.v. primair aan de lidstaten
gerichte verbodsbepalingen, opgenomen in het primair recht. Positieve (actieve)
integratie wordt nagestreefd d.m.v. het uitvaardigen van Europese regels van
afgeleid, secondair, recht.
In het hart van het Unierecht ligt de interne markt. Het Hof van Justitie heeft deze
omschreven als een markt ‘die ziet op de afschaffing van alle belemmeringen van
het intracommunautaire handelsverkeer om de nationale markten te verenigen tot
één enkele markt die de omstandigheden van een binnenlandse markt zoveel
mogelijk benaderd.’ Het begrip interne markt mag best ruim worden opgevat.
De interne markt kent vier vrijheden: vrij verkeer van:
o Goederen – alle producten die voorwerp (kunnen) zijn van handelstransacties.
Goederen die door Lidstaten volledig in de strafrechtelijke sfeer zijn getrokken,
zijn geen goederen waarop de regels van het vrije verkeer van toepassing zijn.
Tarifaire belemmeringen worden in art. 30 VWEU verboden.
Voor ‘heffingen van gelijke werking’ moet worden begrepen dat hier niet het
protectionistisch element voorop staat, maar de door de heffing veroorzaakte
belemmering. Het heffen van belastingen wordt hiermee niet verboden, al stelt
het VWEU hier wel voorwaarden aan. Belastingen worden als belastingen in de
zin van art. 110 VWEU gezien.
Non-tarifaire belemmeringen worden verboden in artikelen 34 (invoer) en
35 (uitvoer) VWEU.
º Art. 34 VWEU: Als een kwantitatieve beperking is te beschouwen: iedere
handelsregeling van een lidstaat die de intracommunautaire handel al dan
niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren (als een
maatregel van gelijke werking) Dassonville formule. Het is hierbij niet
van belang of de maatregel discriminerend is, en ook een feitelijke
handelingen kunnen worden aangemerkt als belemmerend.
, º Art. 35 VWEU: Bij uitvoer stond eerst het belemmeringsverbod niet
centraal (Delhaize), al wordt dit verschil steeds kleiner (Gysbrechts).
Het Hof heeft een aantal belemmeringen van het goederenverkeer van het verbod
van art. 34 VWEU ontheven. Namelijk de verkoopmodaliteiten uit de Keck-
jurisprudentie. Dit houdt in dat nationale wetgeving die geen betrekking heeft op
het product als zodanig, maar op de voorwaarden waaronder het mag worden
verhandeld, buiten de reikwijdte van het verbod van art. 34 VWEU wordt gesteld.
Keck-voorwaarden:
1) is de bepaling van toepassing op alle marktdeelnemers die op het nationale
grondgebied activiteiten ontplooien?;
2) heeft zij zowel rechtens als feitelijk dezelfde invloed op de verhandeling van
nationale producten en op die van producten uit andere lidstaten?
Als aan beide voorwaarden is voldaan, dan is er sprake van een toegestane
verkoopmodaliteit. Maar als één van deze vragen negatief beantwoord wordt, is er
sprake van een maatregel van gelijke werking aan een kwantitatieve
invoerbeperking in de zin van art. 34 VWEU, en is het dus verboden.
o Personen – het verkeer van (economisch niet-actieve) EU-burgers,
‘derdelanders’ o.g.v. secundair recht
Werknemers: een werknemer is een onderdaan van een lidstaat die in een
andere lidstaat gedurende een bepaalde tijd en onder leiding van een ander
werkzaamheden verricht en daarvoor beloning ontvangt. art. 45 VWEU
Vestiging: beroepsuitoefening door zelfstandigen, bedrijven en
rechtspersonen. Ook hier valt criminele beroepsuitoefening niet onder. art.
49 VWEU
o Diensten: diensten (commerciële dienstverlening!) moeten als een ‘restvrijheid’
worden beschouwd. Om vestiging en dienstverlening van elkaar te
onderscheiden moet de volgende vraag beantwoord worden: heeft een
dienstverrichter zich naar een andere lidstaat verplaatst met het doel zich te
vestigen, of heeft hij zich tijdelijk verplaatst om een specifieke dienst te
verrichten? art. 56 VWEU
Bij het dienstenverkeer zijn in beginsel alle beperkingen verboden (Säger-
arrest).
o Kapitaal: financiële transacties die geen tegenprestatie vormen, maar op
belegging of investering zijn gericht. Het verschil tussen vestiging en
kapitaalverkeer is soms lastig te zien. Hiervoor heeft het Hof gesteld dat als een
investeerder dusdanige invloed op het besluit van het bedrijf kan uitoefenen dat
hij de activiteiten ervan kan bepalen, er sprake is van vestiging. Is deze invloed
er niet, is er sprake van kapitaal.
Voor kapitaalverkeer geldt een belemmeringsverbod (art. 63 VWEU), en zijn
dus in beginsel alle beperkingen verboden.
De kern van dit vrije verkeer is het discriminatieverbod, terug te vinden in
verschillende artikelen uit het VWEU (zoals art. 18, 45 lid 1, 110). Het
, discriminatieverbod omvat ook het verbod om ongelijke gevallen gelijk te
behandelen. Lidstaten zijn zich bewust van dit verbod, waardoor we steeds meer te
maken krijgen met ‘verkapte/indirecte’ discriminatie.
Vooral in het goederen-, diensten- en kapitaal verkeer geldt ook een
belemmeringsverbod. Alle belemmeringen worden hier verboden; het doel
hiervan is om een geïntegreerde markt te realiseren. Een belemmeringsverbod
strekt veel verder dan een discriminatieverbod. Het belemmeringsverbod wordt ook
aangemerkt als het criterium van markttoegang.
Met een ruim opgevat discriminatieverbod kan vaak hetzelfde worden bereikt als
met een belemmeringsverbod. Hierdoor zijn er steeds minder verschillen tussen het
discriminatie- en belemmeringsverbod, waardoor het hof in zijn rechtspraak steeds
vaker de discriminatietoets weglaat en direct de belemmeringstoets toepast.
Analoog aan de Keck-rechtspraak, ontstond de vraag of in het diensten- en
kapitaalverkeer ook bepaalde soorten non-discriminatoire nationale regels als
zodanig kunnen worden geaccepteerd als uitzondering, maar hier heeft het recht
zich nog niet over uitgelaten.
Als het belemmerende karakter van een nationale maatregel de centrale toets
vormt, zoals bij de toepassing van art. 34 VWEU, is het causale verband tussen de
nationale regel en de markt belemmerende effecten van belang. Dit is de lijn die
het Hof aanneemt over de reikwijdte van de
o ‘hypothetische belemmeringen’: maatregelen van nationale aard die slechts
een ‘hypothetisch’, ‘te onzeker’ of ‘te indirect’ effect hebben op het vrije
verkeer, niet als een verboden belemmering moeten worden beschouwd.
o ‘interne situaties’: situaties waarin het gehele feitencomplex zich binnen een
enkele lidstaat afspeelt. Deze moet worden beoordeeld als een zuiver interne
situatie. En in een zuiver interne situatie kan een belanghebbende zich niet met
succes beroepen op de regels van het vrije verkeer, ter betwisting van de
toepasbare nationale wettelijke regelingen. Dit geldt voor alle vier de vrijheden.
o ‘omgekeerde discriminatie en U-bochten’: er is omgekeerde discriminatie
als een bepaalde nationale wettelijke regel niet op een buitenlander kan worden
toegepast, maar wel op een binnenlander. Hierdoor proberen marktdeelnemers
via het vrije verkeer onder hun nationale wetgeving uit te komen. Misbruik wordt
vastgesteld aan de hand van:
Objectief element: uit het geheel van de objectieve omstandigheden moet
blijken dat in weerwil van de formele naleving van de Unieregeling opgelegde
voorwaarden, het door deze regeling beoogde doel niet werd bereikt.
Subjectief element: het moet blijken dat er een bedoeling is om een door de
Unieregeling toegekend voordeel te verkrijgen door kunstmatig de
voorwaarden te creëren waaronder het recht op dat voordeel ontstaat.
In het VWEU zijn er bepalingen te vinden die lidstaten toestaan om bepaalde
soorten maatregelen te nemen, ook al hebben deze een negatief effect op het vrije