H1.
Twee vormen van belasting:
- Directe belasting: belasting op inkomen, winst en vermogen. Deze belastingen moet
je zelf afdragen aan de belastingdienst.
- Indirecte belasting: belasting zoals BTW, deze betaal je indirect en worden door een
ander aan de belastingdienst betaald.
Minister Pierson word gezien als grondlegger van het belastingsysteem zoals we dat nu
kennen. Hij bedacht de ‘wet vermogensbelasting 1892’ en ‘besluit bedrijfsbelastingen 1893’,
waar de eerste belasting heft op vermogen, heft het tweede belasting op arbeid en winst.
Wet inkomstenbelasting 1914 introduceerde een ‘synthetisch belastingstelsel’ , hierbij
werden alle inkomens uit alle bronnen opgeteld en over dit totaalbedrag moest belasting
worden betaald.
Bronnenfictiestelsel: hierbij wordt het reëel inkomen belast.
Bronnentheorie: alleen de inkomsten uit de bron worden belast, alle voordelen behaald uit
de bron vallen hierbuiten.
H2.
Functie van belasting:
- Instrumentele functie: belasting wordt ingezet om een bepaald sociaal of economisch
doel te bereiken.(vb.: herverdeling van inkomen via progressieve
inkomstenbelasting.). Deze functie heeft een beperking, zo kan niet al het inkomen
worden herverdeeld en ook is het niet altijd even effectief.
Draagkrachtbeginsel: het draagkrachtbeginsel houd in dat belastingheffing afhangt van de
mogelijkheid om belasting te betalen. Dit houd in dat mensen met een hoger inkomen meer
belasting betalen omdat zij meer “Draagkracht” hebben dan mensen met een laag inkomen.
Voorbeeld van het draagkrachtbeginsel is de inkomstenbelasting, hierbij wordt op een
progressieve manier meer belasting betaalt bij een hoger inkomen.
Wet inkomstenbelasting (wet IB2001): in de wet IB 2001 worden drie vormen van inkomen
onderscheidden:
- Inkomen uit werk en inwoning (box 1), hierin wordt loon uit dienstbetrekking, winst
uit onderneming en winst uit woning belast. Hierbij worden de werkelijke inkomsten
belast, dit wilt zeggen dat de inkomsten letterlijk genomen worden zoals ze zijn.
- Inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2), hierin wordt het inkomen belast wat
behaald uit minimaal 5% belang in een bv (besloten vennootschap) of nv (naamloze
vennootschap). Hierin vallen onder andere dividenden en verkoop van aandelen.
- Inkomen uit sparen en beleggen (box 3), hierin wordt het ook wel genoemde
vermogen belast. Hierin vallen onder andere spaarrekeningen, effecten en onroerend
goed. In box 3 wordt gerekend met een fictief inkomen, de belastingdienst gaat ervan
uit dat op een bepaald vermogen een bepaald rendement wordt behaald en hierover
, wordt belast, ongeacht of het rendement ook daadwerkelijk wordt behaald. Dit is dus
geen voorbeeld van het draagkrachtbeginsel.
Inkomstenbelasting: de inkomstenbelasting is ook verdeelt in dezelfde 3 delen.
1. In box 1 is de inkomstenbelasting verdeelt in schijven:
Schijf: Percentage Percentage Totaal percentage
Loon van- tot volkspremies inkomstenbelasting
1 tot 20.384 27,75% 9% 36,65%
2 20.384-34.300 27,75% 10,45% 38,10%
3 34.300-68.507 0% 38,10% 38,10%
4 68.507 en meer 0% 51,75% 51,75%
Hierin worden de schijven ieder jaar onderverdeelt per inkomen, wanneer je bijvoorbeeld
van schijf 3 naar schijf 4 gaat, wordt over het deel dat in schijf 3 valt 38,10% belasting betaalt
en alles wat boven schaal 3 komt wordt 51,75% belasting betaalt. Dit is een voorbeeld van
het draagkrachtbeginsel.
2. Het inkomen uit aanmerkelijk belang, in box 2, wordt over een vast percentage,
ook wel een proportioneel tarief genoemd, van 25% belasting betaalt. Echter
moeten een NV en BV ook al winstbelasting betalen, waardoord e belasting druk
gemiddeld ongeveer 40% is.
3. Het inkomen uit sparen en beleggen wordt belast tegen 30%, dit lijkt een
proportioneel tarief, echter is het een degressief tarief, de belastingdruk neemt af
naarmate het inkomen stijgt.
Subjectieve draagkracht: uit het draagkrachtbeginsel zijn een aantal maatregelen gekomen
zoals heffingskortingen en persoonsgebonden aftrek, die bedoelt zijn om het belastbaar
inkomen te verlagen. Dit zijn twee voorbeelden van persoonlijke omstandigheden.
Over inkomen hoeft niet twee keer belasting betaald te worden, loonheffing is een
zogenoemde voorheffing en mag in mindering gebracht worden op de te betalen belasting.
Dit voorkomt dat je over je inkomen uit loondienst zowel loonbelasting als
inkomstenbelasting moet betalen. Wanneer er teveel loonheffing is ingehouden, krijg je
belasting terug. Wanneer er te weinig loonheffing is ingehouden moet je belasting bij
betalen.
Loonheffingskorting: over een deel van je loon hoef je geen belasting te betalen, dit is de
zogenaamde loonheffingskorting.
De Wet IB 2001 maakt gebruik van het zogenaamde boxensysteem, waarbij de drie boxen
apart belast worden en er onderling geen interactie is. Box 1 heeft dus geen interactie, dan
wel effect op box 2 etc.
Boxen zijn ingedeeld als:
Box 1. :
- Winst uit onderneming
- Loon
- Resultaat uit overige werkzaamheden