Heroïdes
E Ik zal altijd van je blijven houden
Metrum = elegisch distichon
Da modo te, qeae sit Paridis constantia, nosces: flamma rogi flammas finiet una meas.
Una hoort bij flamma Meas hoort bij flammas
Geef je slechts, je zult leren kennen welke standvastigheid van Paris is:
alleen de vlam van de brandstapel zal mijn vlammen beëindigen.
Flammas: metafoor voor de liefde. De eerste flamma gaat over een letterlijke
brandstapelvlam.
Er is hier sprake van dramatische ironie.
Praeposui regnis ego te, quae maxima quondam pollitica est nobis nupta sororque
Iovis, dumque tuo possem circumdare bracchia collo, contempta est virtus Pallada
dante mihi.
Ablabs: pallade dante. Quae slaat terug op regnis. Tuo hoort bij collo.
Ik heb jou verkozen boven de heerschappij, die ons eens de echtgenote en
de zuster van Juno als zeer groot heeft beloofd, en als ik maar mijn armen
om jouw nek kon leggen, werd de moed geminacht terwijl Pallas aan mij gaf.
Iuxtapositie: ego en te is naast elkaar geplaatst. Dit duidt Paris’ wens om dicht bij Helena te
willen zijn.
Maxima hoort bij quae, wat verwijst naar regnis.
Alliteratie: nobis nupta
Met ‘eens’ wordt beloofd bij het Parisoordeel.
Hyperbaton: tuo en collo zijn uit elkaar geplaatst.
Pallas gaf virtus en Iovus gaf rengis.
Paris bedoelt hier het feit dat de godinnen Juno en Minerva hem respectievelijk de hoogste
mahct en wijsheid en moed aanboden als hij hen de mooiste godin vond en de gouden appel
gaf.
Nec piget aut umquam stulte legisse videbor: permanet in voto mens mea firma suo.
Suo hoort bij voto firma hoort bij mens
En ik heb geen spijt of niet zal ik ooit denken dat ik dom heb gekozen: mijn
geest blijft standvastig in zijn wens.
Paris heeft geen spijt van zijn keuze: praeposui regnis ego te & contempta est virtus.
Voto verwijst naar Paris’ wens om Helena als vrouw mee naar Troje te nemen.
Alliteratie: mens mea
Spem modo ne nostram fieri patirare caducam, deprocor, o tante digna labore peti.
Nostram hoort bij spem caducam hoort bij spem tanto hoort bij labore + ACI
Duld slechts niet dat mijn hoop nietig wordt, smeek ik, o jij, waard om met
zo grote inspanning het hof te worden gemaakt.
, Met grote inspanning bedoelt hij de lange reis die hij van Troje naar Sparta heeft gemaakt en
de moeite die haar in haar steekt.
Non ego coniungium generosae degener opto, nec mea, crede mihi, turpiter uxor eris.
Degener hoort bij ego. Mea hoort bij uxor
Niet wens ik als onwaardige een huwelijk met een adellijke vrouw en niet zul
je, geloof mij, schandelijk mijn vrouw zijn.
W.A.M Peters vertaalt dit met: niet als burgerman ben ik op zoek naar een bruid uit de adel,
heus, vrouw van Paris te zijn houdt geen vernadering in. Degener wordt hierbij vertaalt met
als een burgerman. Het woordje heus komt ook het latijn: crede mihi. Nec ... turpitur is
vertaald als houdt geen vernedering in.
Anithithese: generosae en degener zijn expres naast elkaar geplaats (iuxtapositie). De
antithese wordt daarom benadrukt. Paris is ook van een adellijk geslacht.
Hij zegt: jij bent van adel, en ik ben niet van lage afkomst.
F: Je zul tin de weelde leven die bij je past
Pliada, si quaeres, in nostra gente Iovemque invenies, medios ut taceamus avos.
Medios hoort bij avos
Als je zult zoeken, zul je in ons geslacht een Plejade en Jupiter vinden, om
van de voorvaderen ertussenin maar te zwijgen.