Daphne en Apollo
A Apollo bedreigt Cupido
Primus amor Phoebi (erat) Daphne Peneia, quem non fors ignara dedit, sed saeva
Cupidinis ira.
Saeve + ira quem slaat terug op amor
De eerste geliefde van Phoebus was Daphne, dochter van Peneus, die niet
het blinde toeval heeft gegeven, maar de heftige woede van Cupido.
Metonymia: Primus amor duidt er op dat Apollo qua huwelijkse trouw wel eens van ’t padje af
was en suggereert dat er nog vele liefdes de revue zullen passeren.
De Griekse naam van Apollo wordt gebruikt (Phoebus), waarmee Ovidius wil laten zien dat hij
een poeta doctus is.
Patronymicum: de vader van Daphne wordt genoemd. Dit illustreert opnieuw de poeta doctus.
Enallage: saeve hoort grammaticaal bij ira maar inhoudelijk bij Cupidinis.
Personificatie: fors ignara (alsof het lot iets geeft) & saeva ira (alsof woede woest kan zijn)
Chiasme: fors (a) ignara (b) saeva (b) ira (a)
Overal: hyperbata
Delius hunc, nuper victo serpente superbus viderat adducto flectentem cornua nervo
‘Quid’ que ‘tibi, lascive puer, cum fortibus armis?’ dixerat;
Delius + superbus flectentem + hunc nervo + adducto
Ablabs: nervo adducto
De Deliër, trots op de onlangs overwonnen slang, had hem zijn boog zien
spannen, nadat deze de pees strak had aangetrokken en hij had gezegd:
‘Wat moet jij, brutale jongen, met krachtige wapens?
Antithese: de lascive puer (jongetje met het wapen) tegenover de fortibus armis (god met
zware wapens). Apollo spot met en minacht Cupido.
Delius = Apollo Hunc = Cupido Serpente = de Python Lascive = voc
Metonymie: cornua (hoorns = boog)
‘Ista decent umeros gestamina nostros qui dare certa ferae, dare vulnera possumus
hosti, qui modo pestifero tot iugera ventre prementem stravimus innumeris tumidum
Pythona sagittis.’
Ista + Gestamina nostros + umeros pestifero + ventre prementem + Pythona
Innmueris + sagittis
Die last siert onze schouders, wij die een wild dier, een vijand zonder ooit te
missen kunnen verwonden, die onlangs de zwaarlijvige Python, die met zijn
schadelijke onderlichaam zoveel morgens land bedekte, met talloze pijlen
tegen de grond hebben geworpen.
Apollo gedraagt zich arrogant tegenover Cupido, wat op de volgende manieren wordt
benadrukt:
Superbus (454)
Dichterlijk meervoud: umeros nostros, possumus, stravimus, laudes nostras
Hyperbool: tot iugera, pestifero ventre, innumeris sagittis.
, Anafoor: herhaling van het relativum qui
Anafoor: van “dare”, om de bekwaamheid van Apollo om zijn boog te hanteren te
onderstrepen.
Hyperbaton: certa en vulnera uit elkaar geplaatst
Modo werd al eerder aangekondigd met “nuper (454)”.
Ansyndeton: meerdere keren na de komma
De uitdrukking stravimus (...) Pythona, die Apollo gebruikt voor het overwinnen van die slang
is een bevestiging van wat Ovidius eerder al over die overwinning had gezegd: victo serpente
(454).
Tu face nescioquos esto contentus amores inritare tua, nec laudes adsere nostras.’
Este & adsere = imperativus
Quos slaat terug op amores tua + face nostras + laudes
Wees jij tevreden om met jouw fakkel welke liefdes je ook maar wilt aan te
wakkeren, en maak geen aanspraak op onze eer.
Nadrukkelijk gebruik van “tu”, in tegenstelling tot ego (Apollo)
Het gebruik van face is ook te verklaren: Cupido werd in de Griekse poëzie ook beschreven
met alleen maar vuur als wapen. Apollo refereert daarnaar: pijl en boog zijn voor echte
mannen, gebruik jij maar een fakkel om liefdes aan te wakkeren. Er is hier ook dramatische
ironie: Cupido gaat inderdaad liefdes aanwakkeren, met een pijl en boog, waar Apollo zelf
slachtoffer van zou zijn (maar dat weet hij hier nog niet).
Hyperbaton: tua + face extra nadruk voor de face
B De reactie van Cupido
Filius huic Veneris ‘Figat tuus omnia, Phoebe, te meus arcus (figet)’, ait, ‘quantoque
animalia cedunt cuncta deo, tanto minor est tua gloria nostra.’
Figat = coni concessivus (toegeving)
Veneris hoort bij filius cuncta hoort bij animalia
De zoon van Venus zei tegen hem: ‘Ook al doorboort jouw boog alles,
Phoebes, mijn boog zal jou doorboren en hoe zeer alle levende wezens
onderdoen voor een god, zoveel is jouw roem minder dan de onze.’
Huic verwijst naar Apollo
Chiasme: tuus (a) omnia (b) te (b) meus (a)
Met quanto t/m nostra bedoelt Cupido dat Apollo even ver onder Cupido zal blijken te staan
als doodnormale stervelingen onder de goden staan.
Alliteratie: cedunt cuncta
Hyperbaton: cuncta animalia
Filius = Cupido Huic = Apollo Phoebe = vocativus
Hoe meer dieren Apollo doodt, hoe groter de roem voor Cupido is.
Dixit et eliso percussis aere pennis impiger umbrosa Parnasi constitit arce, eque
sagittifera prompsit duo tela pharetra diversorum operum; fugat hoc, facit illud
amorem.
Ablabs: elise ... aere percussis + pennis umbrosa & Parnasi + arce
sagittifera + pharetra
Duo + tela
, Hij heeft gesproken en nadat hij de lucht klapwiekend doorkliefd had bleef
hij onvermoeid staan op de schaduwrijke top van de Paranssus, en uit zijn
pijlendragende pijlkoker haalde hij twee pijlen tevoorschijn van
verschillende uitwerkingen; de ene verdrijft de liefde, de andere brengt de
liefde teweeg.
Het gaat hier over twee pijlen, met twee effecten die op twee personen getest worden.
Parallellisme: fugat (a) hoc (b) facit (a) illud (b) in de vertaling van d’Hane is dit
parellellisme behouden: “De een dooft liefdesvuur, de ander wekt het op”.
Hyperbaton: sagittifera pharetra
Antithese: de ene pijl maakt liefde, de andere pijl verjaagt de liefde (iemand gaat haten). De
antithese wordt versterkt door een asyndeton.
Beeldende woordplaatsing: eliso aere wordt gesplitst door percussis (de lucht wordt echt
gesplitst)
(Qoud facit, auratum est et cuspide fulget acuta: quod fugat, obtusum est et habet
sub harundine plumbum).
Acuta + cuspide Quod = relativum met ingesloten antecedent (de pijl)
De pijl die de liefde teweegbrengt, is van goud en schittert met haar
scherpe punt; de pijl die de liefde verdrijft, is stomp en heeft lood onder de
schacht.
Chiasme: fugat (a) facit (b) facit (b) fugat (a)
auratum (a) cuspide acuta (b) obtusum (b) plumbum (a)
Parallellisme: Quod facit (a) auratum est (b) quod fugat (a) obtusum est (b)
Antithese: scherp en stomp goud en lood
Er is de hele tijd sprake van een adversatief asyndeton: de tegenstelling tussen de twee
pijlen.
Hoc deus in nympha Peneide fixit, at illo laesit Apollineas traiecta per ossa medullas.
Apollineas + medullas traiecta + osa
De god heeft deze geboord in de Peneïsche nimf, maar met die heeft hij
door de doorboorde botten heen het hart van Apollo getroffen.
Chiasme:
Illo = de liefdespijl (quod facit amorem)
Hoc = de haatpijl (quod fugat amorem)
Prolepsis: ossa de pijl van Cupido gaat dwars door de botjes van Apollo heen. Bij
“doorboorde” botten wordt een eigenschap vermeld die eigenlijk later pas zal voorkomen als
gevolg van de handeling van het werkwoord.
Patronymicum: Peneide (Daphne)
Beeldende woordplaatsing: door de hyperbata (apollineas medullas & traiecta ossa)
illustreert dat de pijl door het bot heen het merg helemaal doorboort (daarom staan
Apollineas en medullas zo ver uit elkaar).
C Het effect van Apollo
Protinus alter amat, fugit altera nomen amantis, silvarum latebris captivarumque
ferarum exuviis gaudens innuptaeque aemula Phoebes.