Market Exploration Samenvatting
Exportmanagement
Hoofdstuk 1. Export in Europees en mondiaal perspectief
Duidelijk is dat ook in de eenentwintigste eeuw, met allerlei onzekerheden op politiek en economisch gebied,
de internationale handel van levensbelang is voor de ontwikkeling van grote en kleine landen en van grote en
kleine bedrijven.
Hoofdstuk 1.1 Internationale handel en ontwikkelingen in de economie
De internationale handel kan eenvoudig worden omschreven als alle uitwisselingen van goederen en diensten,
die nationale grenzen doen overschrijden. De ontwikkeling van de internationale handel hangt samen met de
verschillen in productieomstandigheden en het verschil tussen de vraag an het aanbod van goederen en
diensten. Een land legt zich toe op de productie van dat product waarvan de kosten in verhouding of in
vergelijking tot een ander product het laagst zijn.
Absolute kostenverschillen treden dus op bij de productie van vergelijkbare goederen tussen verschillende
soorten landen.
Comparatieve kostenverschillen daarentegen ontstaan als er tussen twee landen verschil is in de verhouding
van de kosten van het ene product ten opzichte van het andere product. Comparatieve kostenverschillen
worden meestal toegeschreven aan de volgende factoren:
Verschil in productiefactoren tussen landen arbeidsintensieve productie;
Het niveau van ontwikkeling van een land mate van ontwikkelingspeil;
Geografische ligging van een bepaald land productiekeuzen, logistiek en vestigingsbeleid;
Invloed van de virtualisering van de economie de toepassing van informatietechnologie;
Kunstmatige voordelen overheidssubsidies of protectionistische maatregelen.
Comparatieve kostenverschillen zijn de drijfveer voor internationale handel. Landen of regio’s leggen zich toe
op de productie van die goederen waarvoor zij relatief gezien het meest geschikt zijn. De verschillen hebben te
maken met arbeid, kapitaal, natuur, innovatie, het type bedrijfstak en de inkooporganisaties.
In de moderne theorie over internationale handel wordt de nadruk meer gelegd op de mate van
bedrijfsstrategieën, inventiviteit van ondernemerschap, management en organisatie en de concurrentiekracht
van individuele ondernemingen als basis voor de internationale handel.
Porters Diamond analyseert de verschillen in concurrentiekracht tussen verschillende landen:
Factorvoordelen: onderscheid tussen basisfactoren en ontwikkelde factoren;
Onderscheid tussen grondstoffen, klimaat en ligging en infrastructuur, informatietechnologie, opleiding.
Vraagfactoren: samenstelling binnenlandse vraag, het groeipatroon en overdrachtsmechanismen;
Nationale vraag: binnenlandse vraag, de omvang van de binnenlandse vraag en overdrachtsmechanismen.
Concurrentie, strategie en structuur: diverse soorten factoren in concurrentie, strategie en structuur;
Aard van concurrentie, aantal concurrenten, mate van concurrentie en het concurrentiekader.
Netwerken van sectoren of bedrijfstakken: verbonden door kennis;
Door een netwerk van toeleveranciers, afnemers en ondernemingen ontwikkelt een nieuwe waardeketen
van technologieën, waardoor bedrijfstakken veranderen en ondernemingen buiten de sector gaan opereren.
Clustertheorie van Porter: een theorie ontwikkelt rondom een geografisch district of locatie waarin een groep
ondernemingen en andere instanties binnen een bepaald vakgebied of een wetenschap bij elkaar in de buurt
gevestigd zijn. In Europa is dit het Alpengebied, in Amerika is dit Silicon Valley. Dit soort technopolen zijn de
tegenhanger van de conservatieve industriegebieden. Externe voordelen zijn hierbij van toepassing, denk
hierbij aan de bereikbaarheid, vestigingsbeleid, mate van scholing en andere voordelen.
,Market Exploration Samenvatting
Exportmanagement
Hoofdstuk 1.2 Exporteren en de Nederlandse exportsituatie nader gedefinieerd
Nederland is reeds jaren het tweede exportland in de Europese Unie. De hogere positie op de ranglijst is onder
meer toe te schrijven aan de belangrijke distributiefunctie van Nederland voor het Europese achterland.
Nederland exporteert voor ruim 500 miljard euro. Ruim 54% van het bruto nationaal product en het bruto
nationaal inkomen wordt geproduceerd voor het buitenland en wordt verdiend in het buitenland. Er is
hiermee een directe samenhang tussen de wereldhandel en de economische positie van Nederland. Een
toename van de wereldhandel met 1% leidt tot grofweg 0,25% extra Nederlandse groei.
Hoofdstuk 1.2.1 Trends in export 2014
Het rapport Trends in Export gaf een aantal opvallende trends in de export en opvattingen van exporteurs over
hun marktkansen en de toekomst weer. Europa is de grootste exporteur ter wereld:
Nederlandse exporteurs vinden hun concurrentiekracht in product en innovatie, niet in prijs;
De Nederlandse export is gebaseerd op kans en vraag;
Lagere prijzen vormen de belangrijkste kracht van concurrenten;
Exporteurs zijn vaak lokaal aanwezig in het buitenland en bewerken met een partner de markt;
Het Verenigd Koninkrijk is een gewild vestigingsland, joint ventures in China en Duitsland;
De grootste groei van de export zit in de elektronica en elektrotechniek;
Ruim een derde van de exporteurs wilt ook nieuwe markten betreden;
Strakke betalingsregelingen blijven belangrijk, vooruitbetalingen wint aan populariteit;
Exportkredietverzekeringen worden vanwege de kosten niet afgesloten.
Hoofdstuk 1.2.2 Exporteren, wederinvoer, wederuitvoer en doorvoer
Nederland wordt een exportland, ook wel handelsland genoemd. Het exportvolume bestaat uit:
Export: uitvoer van in het land gemaakte producten (machines of zuivel)
Wederinvoer: invoer met toegevoegde waarde van producten die eerst uitgevoerd werden (metaal)
Wederuitvoer: uitvoer van invoer met meestal weinig toegevoegde waarde (bloemen)
Doorvoer: het doorvoeren van goederen, blijvend eigendom, van de andere partij (container)
Vooral wederuitvoer kenmerkt Nederland als distributieland. Het gaat hierbij vooral om de wederuitvoer van
goederen die in vrijwel onbewerkte staat het land verlaten. Dit duidt op een distributiefunctie. Exporteren
beschrijft het transporteren van goederen uit het fysieke handelsverkeerd van Nederland en aan het
buitenland worden verkocht, of dat de goederen na bewerking in Nederland het land weer verlaten.
Hoofdstuk 1.2.3 De internationale handel
De internationale handel omvat alle uitwisselingen van goederen en diensten die nationale grenzen doen
overschrijden. Daarbij wordt de betalingsbalans van een land waarin de koper verblijft, belast. Internationale
handel betreft invoer en uitvoer, maar ook de handel van geld tegen geld en goederen tegen goederen.
Nederland is bijvoorbeeld een van de belangrijkste beleggers in de Verenigde Staten.
Hoofdstuk 1.2.4 Global sourcing
Global sourcing is een strategie waarbij een onderneming niet locatie gebonden bedrijfsprocessen over de
grens vestigt in een regio waar de kosten van productie en de toegevoegde waarde relatief het meest gunstig
zijn, of deze bedrijfsprocessen door derden laat verzorgen op plaatsen in de wereld waar dat het gunstigst kan.
,Market Exploration Samenvatting
Exportmanagement
Hoofdstuk 1.3 Handelspolitiek en de Europese Unie
De positie van Nederland als exportland en het internationaliseringsbeleid van de Nederlandse ondernemingen
wordt in hoge mate bepaald door de invloed van de samenwerkingen tussen overheden en het Europees
beleid.
Hoofdstuk 1.3.1 Vrijhandelspolitiek
In dit verband is er sprake van vrijhandelspolitiek, hierbij vindt de internationale handel volledig plaats volgens
de wetten van vraag en aanbod. De voordelen van vrijhandelspolitiek zijn:
Vrijhandelspolitiek leidt tot een efficiënte concurrentie en daarmee tot technische innovatie;
Vrijhandelspolitiek lokt geen tegenmaatregelen uit die kunnen leiden tot handelsoorlog;
Vrijhandelspolitiek leidt tot een internationale stabilisatie van prijzen, landen en organisaties;
Vrijhandelspolitiek leidt tot evenwichtigheid in regels waar iedereen baten en lasten bij heeft.
De nadelen van vrijhandelspolitiek zijn:
Vrijhandelspolitiek houdt geen rekening met conjunctuurbeweging en van invloeden van buitenaf;
Vrijhandelspolitiek houdt geen rekening met het hechten van waarde aan comparatieve kosten;
Vrijhandelspolitiek benadeelt internationale vrijhandel met ontwikkelingslanden.
Afspraken en regels wat betreft politiek en vrijhandel worden genoteerd in het ‘General Agreement on Tariffs
and Trade’ (GATT). Er wordt hiermee gestreefd naar het afschaffen van de onderlinge handelsbelemmeringen
tussen de aangesloten honderd drieëntwintig landen. De status van de World Trade Organization (WTO) is
vergelijkbaar met die van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
De World Trade Organization (125 aangesloten leden) heeft een aantal belangrijke taken:
Het naleven en controleren van de ‘General Agreement on Tariffs and Trade’;
Nieuwe stimulansen geven aan onderhandelingen die nog niet waren afgerond;
Het maken van een begin aan enkele nieuwe handel gerelateerde onderwerpen.
Hoofdstuk 1.3.2 Protectie
De handelspolitiek met de daarbij behorende maatregelen van een land of groep van landen met als doel de
eigen industrie te beschermen, heet protectie of protectionisme.
Niet-geoorloofde argumenten volgens het ‘General Agreement on Tariffs and Trade’:
Het pauper-labour-argument: eigen industrie beschermen tegen importen uit lagelonenlanden;
Het werkgelegenheid argument om de binnenlandse werkgelegenheid te beschermen of stimuleren;
Het betalingsbalansargument om de betalingsbalans te verbeteren;
Het reconstructieargument om oude, gevestigde binnenlandse industrieën nieuw leven in te blazen.
Geoorloofde argumenten volgens het ‘General Agreement on Tariffs and Trade’:
Het infant-industry-argument om eigen jonge, in opbouw zijnde, industrie te beschermen – tijdelijk;
Het antidumping-argument ter bescherming van dumping door andere landen;
Strategische dumping: dumping op buitenlandse markten om de concurrentie daar te elimineren.
Sociale dumping: prijsbederf als gevolg van export op basis van lonen beneden de waarde van prestatie.
Subsidiedumping: het geven van overheidssubsidies aan exporterende ondernemingen, handel buitenland.
Discriminatiedumping: het voeren van verschillende dumpingprijzen op verschillende gescheiden markten.
Dumping streeft een effect op korte termijn na en leidt op langere termijn tot prijsbederf. De dumpende
onderneming jaagt bovendien concurrenten tegen zich in het harnas. Het ontmoedigt de vrijhandel en
ondermijn economische vooruitgang.
, Market Exploration Samenvatting
Exportmanagement
Hoofdstuk 1.3.3 Vormen van protectionisme
Een internationale opererende onderneming kan te maken krijgen met de volgende traditionele
protectionistische maatregelen. Dit wordt protectionisme genoemd. Er bestaan een aantal vormen:
Invoerrechten
Invoerrechten worden ook wel tarieven genoemd. Invoerrechten komen in de volgende vormen voor:
Specifiek: een vast bedrag per volume van het geïmporteerde product.
Ad valorum: een vast percentage van de waarde van het product.
Glijdend of variabel: hoogte van het invoerrecht is afhankelijk van de hoogte van de prijs van het product.
Prohibitief: een zodanig hoog tarief dat er vrijwel geen sprake meer kan zijn van import.
Impliciet: zodanige opbouw van de tarieven dat grondstoffen laag en eindproducten zwaar belast worden.
Exportsubsidies
Exportsubsidies worden toegekend aan exportbedrijven in de vorm van financiële tegemoetkoming om de
concurrentiekracht op de buitenlandse markt te vergroten. Exportsubsidies komen in dezelfde vormen voor als
invoerrechten, bijvoorbeeld renteoverbruggingsfaciliteit (ROF) en exportmatchingfaciliteit (EMF). De Federatie
Nederlandse Export (Fenedex) en Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst (EVD) stimuleren export.
Invoer- en tariefcontingenten
Bij invoercontingenten stelt de overheid de omvang van het in te voeren product vast op basis van de
hoeveelheden of op basis van de waarde van de invoer. Tariefcontingenten zijn een combinatie van
invoerrecht en een contingent.
Handelsverdragen
Overeenkomsten tussen twee of meer landen met afspraken gerelateerd aan het onderlinge handelsverkeer.
Non-tarifaire belemmeringen
Non-tarifaire belemmeringen (NTB’s) zijn regels, voorschriften, formaliteiten en procedures die een
belemmering vormen voor het internationale handelsverkeer – douanebelemmering.
Staatshandel (China)
In veel landen is de overheid nog de belangrijkste handelspartner, vooral in ontwikkelingslanden.
Managed trade
Managed trade is handel waarbij de politiek beslissingen met betrekking tot d export tracht te beïnvloeden.
Nieuw protectionisme, ook wel zacht protectionisme, zijn maatregelen die de vorm hebben van non-tarifaire
beperkingen. Deze maatregelen bestaan uit op kartel gelijkende overeenkomsten, overeenkomsten om de
markt te delen, subsidies van de overheid aan binnenlandse bedrijven en vrijwillige exportbeperkingen (VEB).
Vrijwillige exportbeperkingen (VEB) worden ook Voluntary Export Restraints (VER) genoemd. Vrijwillige
exportbeperkingen beschermen de eigen industrie door middel van protectiemaatregelen. Dit leidt tot
prijsverhogen, maar ook tot daling in het marktaandeel. Dit principe is niet in strijd met de World Trade
Organization, de aard hiervan wel. De overheden in exportlanden zullen, een vrijwillige exportbeperkingen
voorkeur geven boven invoertarieven of quota, in verband met opbrengsten. De effectiviteit van vrijwillige
exportbelemmeringen kan beperkt worden door internationale bedrijven. Hiertoe zijn drie mogelijkheden:
Suggereren dat de goederen uit een land komen dat geen beperkende maatregelen oplegt;
Als dan niet Investeren in een importland met een vrijwillige exportbeperking;
Via het opwaarderingseffect van een vrijwillige exportbeperking.