Hoofdstuk 1 Wat is persoonlijkheid?
Leerdoelen
Na het bestuderen van de theorie en het afronden van deze les kunt u:
1. Een definitie geven van de term ‘persoonlijkheid’.
2. Uitleggen welke methoden psychologen gebruiken om de persoonlijkheid te onderzoeken.
3. Een eenvoudige persoonlijkheidsvragenlijst afnemen en de resultaten ervan interpreteren.
4. De kwaliteit van persoonlijkheidstests beoordelen.
5. Uitleggen met welke vragen de persoonlijkheidspsychologie zich bezighoudt.
1.2 Wie ben ik?
Defenitie van ‘ik’ volgens Dikke van Dalen, 2 ledig:
1. Taalkundig: Eerste persoon enkelvoud
2. Psychologisch: De zelfstandige persoonlijkheid, individualiteit; het besef van het ik; het enige onbetwijfelbare,
het voelen van het eigen ik.
‘Ik’ is niet altijd voorspelbaar, soms is het verrassend. Dit komt tot uiting als een mens ervaring heeft die als ‘niet-ik’
(goh, da’s nou niks voor mij), wordt beschouwd.
Wat is individualiteit?
Het gevoel ‘ik’ te zijn, een ervaring die is gebaseerd op een waargenomen innerlijke consistentie in mijzelf, die je
individualiteit zou kunnen noemen. Vlg. Van Dalen, is het de innerlijke consistentie in mijzelf , die de harde kern vormt
van mijn innerlijke beleving van mijzelf, wat het onderscheid maakt tussen ‘andere ikken’.
Van Dalen, individualiteit= het geheel der eigenschappen en hoedanigheden die een bepaald individu onderscheiden
of kenmerken, eigen aard, persoonlijk karakter, persoonlijkheid.
Je kunt op basis van het gevoel van ‘ik’ 2 dingen:
1. Je kunt eigen gedrag identificeren, dat al dan niet goed pas bij het gevoel van ‘ik’.
2. Je kunt op basis van dat gevoel onderscheid maken tussen ik en een ander, dus datgene wat impliciet verwijst
naar een verschil tussen mensen.
Mijn ik heeft een binnen en een buitenkant. Andere mensen kunnen mij herkennen op basis van:
Uiterlijke consistentie, dus mijn aard, karakter of persoonlijkheid.
Van Dalen: Persoonlijkheid?
1. De som van iemands hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken, waardoor hij zich tot een persoon
stempelt.
2. Ieder wezen dat een eigen, persoonlijke karakter heeft.
Persoonlijkheid is een verzamelbegrip van eigenschappen. (komt van Grieks: charasso= inslijpen, inkrassen. Het gaat
om patronen in gedrag die herhaaldelijk waarneembaar zijn in situaties.
*Wie ben ik?
Antwoord moet worden gezocht in de richting van zowel innerlijke als uiterlijk ervaren consistentie in persoonlijke
eigenschappen. Kortom….Wat is persoonlijkheid?
1.3 De herkomst van de term ‘persoonlijkheid’
Welke psycholoog heeft het meeste werk verzet om ‘persoonlijkheid’ te omschrijven?
De Amerikaan Gordon Allport.
Waarnaar wordt persoonlijkheid teruggevoerd?
1
,Latijnse persona (van per sonare: doorklinken). Dit werd aangeduid door acteurs op het Griekse toneel m.b.v. maskers.
De dubbelzinnigheid van persoonlijkheid werd aangeduid door enerzijds de rol die men speelde en anderzijds degene
die achter het masker schuilgaat.
43-106 v Chr., waren in geschriften van Romeinse politicus en redevoeringskunstenaar Marcus Tullius Cirero al 4
verschillende betekenissen voor persona terug te vinden, namelijk:
1. Wijze waarop men aan anderen verschijn maar die men niet noodzakelijkerwijs is. (zoals bij maskers)
2. Rol die iemand speelt in het leven (iemands werkelijke status niet alleen de schijn ervan)
3. Persoonlijke kwaliteiten waarmee een man zich onderscheidt als iemand die zijn vak verstaat (innerlijke pers.
Kenmerken van de persoon zelf)
4. Een bepaalde onderscheidende waardigheid van stijl, bijv. in schrijven (verwijst naar prestige die later vervat
wordt in de term personage).
Betekenis van ‘persoonlijkheid’ vanuit 6 visies:
1. Etymologische (afleiding) visie op persoonlijkheid.
Op basis van de etymologie van het woord persoonlijkheid kunnen we stellen dat de term in psychologische zin
kan verwijzen naar elkaar in principe uitsluitende categorieën van betekenissen. Onder persoonlijkheid kan dus
zowel datgene worden verstaan wat niet essentieel, vals of voorgewend is (dat wat NIET is), als datgene wat ten
diepste kenmerkend, waarachtig en essentieel is voor een persoon (dat wat WEL is).
2. Theologische visie op persoonlijkheid (niet uitgelegd in boek)
3. Filosofische definitie van persoonlijkheid
4. Sociologische definities van persoonlijkheid
5. Biosociale definitie van persoonlijkheid
6. Wetenschappelijke psychologie
Ad3. Filosofische def. persoonlijkheid
Aan persoonlijkheid wordt de kwaliteit redelijkheid toegevoegd, waardoor mensen zich onderscheiden van dieren,
automatisch gevolgd door de betekenis zelf-bewustzijn.
Een aantal filosofen hebben persoonlijkheid beschreven:
Gottfried Wilhelm von Leibniz beschrijft persoon: een substantie die met het begrip is vergiftigd.
John Locke beschrijft een persoon: een denkend, intelligent wezen dat in staat is tot redelijkheid en reflectie en
dat zichzelf als zelf kan beschouwen.
In latere filosofische geschriften wordt persoonlijkheid gelijk gesteld aan: subjectieve en onveranderlijke kern van
iemands wezen, een metafysisch Zelf. Het Zelf dient een hoger doel, komt tot uiting in een ethisch ideaal.
Immanuel Kant noemt persoonlijkheid: ultiem sublieme van onze natuur.
John Dewey geeft definitie van persoonlijkheid: kwaliteit die ieder mens de moeite waard maakt.
Ad4. Sociologische def. persoonlijkheid
Hier ligt de nadruk op de fysieke kwaliteiten of massa van een individu. Op de lichamelijke aspecten van het Zelf, de
sociale kwaliteiten van een persoon en dan meestal in de negatieve zin van het woord. In de sociologische visie op
persoonlijkheid ‘de subjectieve zijde van de cultuur’ representeert en dat de individuele factoren nauwelijks een rol
spelen (ind. Factoren zijn erfelijkheid, intelligentie of temperament). Persoonlijkheid is een soort masker van de
omgeving. Schijn en realiteit vallen hier als het ware samen.
2
, Ad5. Biosociale def. persoonlijkheid
Wordt omschreven als de waarde die iemand heeft als sociale stimulus, d.w.z. dat de reacties van anderen op het
individu als het ware zijn persoonlijkheid constitueren. Het filosofisch probleem van de verhouding tussen
waarneming en realiteit wordt door biosociale visie opgelost door te stellen dat iemand geen persoonlijkheid kan
hebben wanneer daarop uit de omgeving geen reacties komen. Impliciet wordt deze redenering verondersteld dat een
individu van binnenuit geen criterium heeft om zijn eigen innerlijke gedrag (denken, voelen) op te beoordelen; het is
pas door de ogen van anderen dat wij onszelf leren zien.
Fred Skinner is voorstander van deze definitie. Hij gaat er vanuit dat persoonlijkheid (Skinner vindt eigenlijk dat dit
niet bestaat) niet van binnen maar van buiten komt. Persoonlijkheid en uiterlijk waarneembaar gedrag worden op 1
lijn gesteld.
Ad6. Wetenschappelijke psychologie en def. persoonlijkheid
In deze stroming is ook verdeeldheid over wat onder persoonlijkheid verstaan wordt. We zijn er niet uit. De
etymologische, theologische, filosofische, sociologische en psychische bevindingen brengen aan het licht de
verschillende tegenstrijdige visies op persoonlijkheid, iedere wijze belicht bepaalde aspecten. In de vervolg paragrafen
en hoofdstukken zullen handgrepen besproken worden op chaos in de persoonlijkheidsleer te lijf te gaan.
1.4 Handgrepen voor het warnet
Verschillende wetenschappers hebben persoonlijkheidstheorieën ontwikkeld bijvoorbeeld:
1. Psychoanalyticus Sigmund Freud (H2), hij zocht een theorie bij onverklaarbare klachten van zijn cliënten. De
psychoanalyse is een theorie die vragen beantwoord over onredelijk, tegenstrijdig of grillig gedrag, op basis van de
invloed vanuit het Onbewuste.
2. Skinner, behavourist. Doel van skinner is een theorie van gedrag te ontwikkelen waarmee we in de wetenschap
gedrag kunnen controleren en voorspellen in termen van algemene wetmatigheden die voor iedereen opgaan.
Zijn doel is niet individuele patiënten begrijpen, maar algemene natuurwetten ontdekken die ten grondslag liggen
aan menselijk gedrag, op een wijze die wetenschappelijke codes m.b.t. objectiviteit respecteert. Skinner is NIET
geïnteresseerd wat er in hoofden van mensen omgaat. Hij kijk alleen naar observeerbaar gedrag en de
omgevingsfactoren die hierop invloed uitoefenen.
3. Carl Rogers, humanist. (H4). Om de theorie van Rogers te kunnen toepassen heb je veel informatie nodig over de
ontwikkelingsgeschiedenis van een individu. Rogers gaat er vanuit dat een persoon beter weet hoe hij in elkaar zit
en wat hem mankeert dan Rogers zelf.
4. George Kelly, cognitivist. Ook Kelly gaat ervan uit dat mensen een idee hebben van hoe ze in elkaar steken, maar
vindt het vanuit theoretisch oogpunt niet nodig mensen daarin te sturen zoals Rogers. Bij Kelly is belangrijk het
vormen van je eigen mening over jezelf.
Om de werkbaarheid van persoonlijkheidstheorieen uit te proberen zijn er 3 criteria:
3