Samenv. Migratie
H1: Making sense of global migration
Het huidige hardhandige optreden van onbevoegde werknemers is deel van een lange
termijn strategie van ‘Saudization’, waarbij de staat probeert de hoge niveaus van
werkloosheid te doen verminderen door het vervangen van migrantenarbeiders met
Saudische arbeiders.
Wat telt als migratie?
Sociale wetenschappers definiëren migratie vaak simpelweg als de beweging van de ene
geografische locatie naar een andere. Dit kan ook de beweging zijn binnen een land: interne
migratie, maar ook de beweging van het ene land naar het andere: internationale migratie.
Geleerden onderscheiden ook andere vormen van beweging, zoals forensen. Migratie, kan
dus worden geïdentificeerd door zijn relatief lange tijdschaal en de relatieve lange afstanden
die erbij komen kijken. Dit gezegd hebbende, bestaan er dus veel verschillende ingewikkelde
vormen van migratie gebaseerd op tijdschaal en afstand. Een voorbeeld is seizoensarbeid.
De VN omschrijft een migrant als ‘iemand die verplaatst naar een land anders dan dat
zijn/haar gewone woonplaats voor een periode van minstens dan een jaar, zodat het
bestemmingsland zijn/haar nieuwe woonplaats wordt’.
Emigratie: betekent de beweging vanuit iemands nationale thuisland en immigratie
omvat de beweging richting een bestemmingsland. Emigratie en immigratie maken een
specifieke verwijzing naar migratie van nederzetting dat plaats vindt in een natiestaat.
Staten kunnen de term immigrant gebruiken binnen hun systemen van
bevolkingsbeheer.
De verschillende definities kan het moeilijk maken voor geleerden om
migratiepatronen en migratiepatronen over nationale contexten met elkaar te vergelijken.
Dus, het definiëren van migratie en het bepalen van zijn schaal en reikwijdte is zelden
makkelijk. Migratiegeleerden werken vaak met verschillende definities en databronnen. Ze
hebben ook te maken met veel verschillende categorieën en typen van migranten. Een
asielzoeker verwijst naar een persoon die migreert naar een andere landen om een officiële
vluchtelingenstatus te zoeken. Ieder land gaat verschillend om met asielzoekers.
Er wordt vaak negatief gekeken naar illegale migranten. De term illegale immigrant
vervaagt de rol van onsamenhangend overheidsbeleid om migranten in een precaire
juridische situatie te houden. Sommige geleerden proberen daarom de minder politiek
geladen termen te gebruiken, zoals niet-gedocumenteerde migrant of onbevoegde migrant
dat refereert naar zij die grenzen passeren zonder documenten of verblijfsvisa.
In de recent jaren zijn geleerden, in een poging alternatieve natiestaat-centrische
definities te creëren, spreken in algemene termen als mobiliteit, liever dan migratie en
emigratie. Het concept is aantrekkelijk, omdat er meerdere vormen van menselijke
beweging omvat worden.
Why does migration matter?
Er leven 214 miljoen mensen op de wereld die leven in een ander land dan hun
geboorteland. Deze vormen drie procent van de wereldbevolking. De angst overspoelt te
worden door migranten is zelden bevestigt door bewijs of statistieken.
Internationale migratie is dus slechts één onderdeel van het wijdere plaatje van
internationale mobiliteit.
, Migratiestromen zijn niet gelijk verdeeld over de wereld. De meeste migranten zijn
gevestigd in een handvol van relatief welvarende landen. Een belangrijke portie van de
wereldmigratie speelt zich af binnen gevestigde ‘migrantencorridors’.
In vele landen is het proportie migranten toegenomen de laatste decennia.
Binnen de meeste ontvangende landen lijken de immigranten te clusteren in
specifieke gateway cities (steden van aankomst, vaak met haven of vliegveld) en regio’s. De
aanwezigheid van in het buitenland geboren mensen voelt dus sterk in een paar sleutel
economische centra. Binnen deze bestemmingen vindt men vaak een variatie aan talen die
gesproken wordt. Soms wordt wel gezegd dat migratie zorgt voor een superdiversiteit
binnen steden en dat dit invloed zou hebben op politiek en economie. Deze steden zijn op
alle manieren wereldsteden: kosmopolitisch, cultureel divers en meer in de wereldeconomie
dan andere steden.
De effecten van migratie is ook te merken in samenlevingen die juist migranten
versturen. Deze landen ontvangen jaarlijks bijvoorbeeld miljarden dollars aan remittances.
Emigratie kan tegelijkertijd ook zorgen voor een leegloop van de jonge, beter opgeleide
bevolking, toch kunnen deze migranten terugkeren met vaardigheden en kennis om de
economische ontwikkeling te boosten.
Lees box 1.1 op blz. 13
In what sense is migration global?
Migratie creëert verbindingen tussen verzendende en ontvangende landen en ontwikkelt
complexe, multidirectionele relaties en netwerken tussen regio’s en mensen.
Er zijn vele voorbeelden van landen die een gebrek lijken aan control over migranten.
Maar voor welvarende landen, in het bijzonder, lijken toenemende cijfers van migrantie vaak
meer het resultaat te zijn van keuzes door staten om migranten uit te nodigen of hun
aanwezigheid te tolereren, dan door het gebrek aan technologische en bureaucratische
capaciteit om stromen mensen te controleren die grenzen passeren.
Theoretische perspectieven op migratie
De meeste migratie in de wereld vloeit van de relatief arme landen, in de richting van de
relatief rijke landen. Er is weinig migratie van de Global North richting de Global South. 34
procent van de migratie vindt plaats tussen landen in de Global South (onder andere vanuit
Zuidoost-Azië richting de Golfstaten). Migratie tussen deze gebieden heeft gemeen dat het
vaak gaat om het verbeteren van levensonderhoud van zowel de individuen als de
huishoudens. Daardoor staan economies, arbeidsmarkten en lonen vaak centraal in de
meeste theoretische bevindingen waarom mensen migreren.
Een van de eerste pogingen om migratiestormen te theoretiseren was die van
Ravenstein (1876-1885, ten tijde van urbanisatie in industrialiserend Engeland). Ravenstein
merkte op dat migranten geneigd waren te verhuizen over relatief korte afstanden en dat
dan vaak was vanuit de landbouwgebieden in de richting van de steden met hun industrieën.
Hij zei eveneens dat iedere stroom van migratie een tegenstroom kende en dat migratie
toeneemt als industrialisatie toeneemt. De patronen die hij herkende, blijken ook nog
vandaag stand te houden.
Ravensteins werk vormde de basis voor migratietheorieën in de twingtigste eeuw.
Het volume van stromingen tussen twee punten in de ruimte zou redelijk voorspeld kunnen
worden door de relatieve groottes van de bevolkingen en de aftstand ertussen. In de jaren
,rondom 1970 en 1980 werden entropiemodellen (modellen die te maken hebben met
wanorde, onzekerheid en waarschijnlijkheid) populair. Het doel van deze modellen was om
de meest waarschijnlijke ruimtelijke configuratie te identificeren binnen een systeem dat
gekarakteriseerd wordt door wanorde en onzekerheid.
Lee (1966) vatte migratiestromen op als de opeenhoping van beslissingsprocessen.
Hij identificeerde vier gemeenschappelijke processen die de vorm en volume van deze
stromen bepaalden: factoren geassocieerd met het gebied van herkomst, factoren
geassocieerd met het gebied van afkomst, obstakels en persoonlijke factoren. Lee
suggereerde dat op iedere plaats economische en niet-economische factoren bestonden die
mensen daar hielden of juist afstootten, de invloed van de factoren ervan verschilde per
individu. Lee zei dat je de factoren als een soort optel- en aftreksom kon maken. Toch moet
er met meer rekening worden gehouden: kosten en gebrek aan informatie. Lee benadrukte
dat migratiebeslissingen niet volledig rationeel waren. Ze zijn eerder gebaseerd op
individuele persoonlijke gevoelens, percepties en toegang tot informatie over de
bestemmingen. Lee benadrukte ook dat migratie eerder selectief is dan willekeurig: zij met
een hoge opleiding hebben meer kennis en migreren dus eerder. Een aantal van Lee’s
hypothesen: migratie lijkt te groeien met de tijd, migratie brengt diversiteit aan binnen de
mensheid en als barrières hoog zijn, zal stormen laag. Deze microschaalmodellen richting
zich, in tegenstelling tot de entropiemodellen meer op de individuele
migratiebeslissingmaakprocessen. Mensen die met binnen dit framework werken acteren
vaker op basis van gevoel dan perfecte kennis van de arbeidsmarkt. ‘Armoedebeperking’:
het gebrek aan bronnen die nodig zijn om een land te verlaten. Er zijn dus nieuwe elementen
toegevoegd aan het model.
In de jaren rond 1970 en 1980 hebben geleerden pogingen ondernomen om
individuen te situeren binnen een bredere sociale context door huishoudens te gaan
gebruiken in plaats van individuen als hoofdeenheid van analyses. Dit deel van de literatuur
staat bekend als de ‘new economics of migration’, die huishoudens beschrijft als zowel
inkomen-maximaliserend en risico-minimaliserend. Andere geleerden belichten juist de niet-
economische redenen voor migratie en benadrukken de individuele wens voor een hogere
kwaliteit van leven. Deze ‘behavioural’ theorieën focusten zich op de percepties die mensen
hebben van bestemmingen, keuzes en hun zoektocht naar tevredenheid, eerder dan het
verlangen om economische maximalisatie.
De modellen gingen zich dus minder richten op het macroniveau, gebaseerd op de
natuurwetenschappen. Toch is er nog geen sprake van een absoluut breekpunt, omdat de
nieuwe modellen wat vaag boden maar een klein begrip in historische en geografische
contexten.
Political-economy perspectives
Lezen vanaf blz. 19
, H2: Global migration in historical perspective
Het ontstaan van een op Europa gerichte wereldeconomie zette een enorme
migratiestromen in beweging met betrekking tot dwang.
Geleerden hebben aantekeningen gemaakt over de stapsgewijze patronen van
migratie – dat is de neiging voor veel migranten om deel te nemen in meer lokale migraties
en ruraal-naar-urbaan-migraties voordat de stap wordt gezet op langere afstand migratie.
Natuurlijk verloopt niet alle migratie via deze stapsgewijze trajecten.
Migration and the emergence of European-centred world economy
De middeleeuwse commerciële economie spoorde economisch interregionale
migratiestromen aan van seizoensarbeiders die steeds afhankelijker werden van lonen om te
overleven.
Het systeem tussen staten gesmeed met de Vrede van Westphalia zou centraal
komen te staan in de regulering van bevolkingen en de vorming van scherpe
onderscheidingen tussen ‘stedelingen’ en ‘buitenlanders’.
Europese migranten vanuit Europa richting de ‘Nieuwe Wereld’ waren eerst nogal
klein. Het kleine aantal Europese nederzetters komt door de hoge kosten en gevaren van de
oversteek van de Atlantische Oceaan, om nog maar niet te spreken van de beproevingen
wanneer eenmaal gearriveerd in Amerika. Koloniale administrators gebruikten verschillende
prikkels om kolonisatie te doen toenemen, wat nodig was om controle uit te kunnen blijven
oefenen over de gebieden en bronnen te kunnen blijven exploiteren.
Migration and socioeconomic change in early modern Europe
Families die leefden op het platteland namen deel aan meerdere inkomens- en
loongenerende strategieën, een proces dat bekend staat als proletarisering (het steeds
armer worden van families). Zulke strategieën maakten dat vaak een of meerdere
familieleden gedwongen waren te verhuizen. Sommige namen deel aan de seizoensarbeid,
anderen verhuisden naar steden om als knecht te dienen. Anderen zonden hun zonen naar
de steden.
Veel van de armen op het platteland vonden ook werk in de katoenindustrie. Deze
katoenindustrieën waren gesitueerd in de hutten van landloze boeren. Vele jonge vrouwen
werkten er en deze kleine schaalproductie veroorzaakten dat sommige in Europa gelegen
gebieden dichtbevolkt werden.
Migration and the cononial economy
De Amerikaanse koloniën begonnen een groeiend aantal Europeanen aan te trekken na
1700, dit door de lagere kosten van transport en de pogingen van koloniale bureaucratieën
om nederzetters aan te trekken in de hoop de productie van landbouwgrondstoffen te doen
boosten. De ontdekking van goud deed de komst van Europeanen doen vergroten.
Veel van deze migranten naar de Britse koloniën arriveerde niet als onafhankelijke
arbeiders, maar als verbonden ,vaak op basis van contracten, knechtjeNs.
Slavernij en plantagelandbouw
Ondanks dat het aantal Europese migranten toenam in de 18de eeuw, konden ze nooit de
immense arbeidsvraag bevredigen in de koloniale economieën gebaseerd op
plantagelandbouw en het exploiteren van hulpbronnen, daarom schakelden de Europeanen
over op onvrijwillige vormen van arbeid: inheemse bevolkingen werden onderworpen. Het