PPOB Samenvatting – Brug, Artikelen, Hoorcolleges
Franken – Aanpak pesten: wat werkt?
Pesten is stelselmatige agressie waarbij één of meer personen in een machtspositie proberen een
andere persoon fysiek, verbaal of psychologisch schade toe te brengen. Gepest worden heeft tal van
negatieve consequenties.
Sociale dominantie theorie: pesten wordt in stand gehouden doordat het o.a. bijdraagt aan het
verkrijgen van sociale invloed bij leeftijdsgenoten.
1. Werkzame elementen
1. Interventies werken beter als ze langdurig worden ingezet.
2. Kans op verandering is groter als de aanpak ook gericht is op alle personeel van de school.
3. Het is belangrijk dat de waarden die belangrijk zijn bij het voorkomen van pesten ook ervaren
worden door de gemeenschap en door alle betrokkenen op school.
4. Er moet aandacht zijn voor het betrekken van ouders.
5. Gepeste jongeren lijken baat te hebben bij iemand die het voor ze opneemt.
2. Universele interventies
2.1 Effectieve aanpakken
1. KiVa
Doel hierbij is om cultuurverandering in de groep te bereiken. De groep is het probleem. Steun van
meelopers en de passiviteit van buitenstaanders dragen er aan bij dat pesters sterker staan dan
slachtoffers. Het doel is dat meer en meer leden van de groep laten zien dat ze tegen pesten zijn en
dat ze slachtoffers steunen. Dit kan ertoe leiden dat de opbrengst voor pesters vermindert en
daarmee samenhangend hun motivatie om te pesten.
2. PRIMA
Doel is het voorkomen van pesten en het verminderen van het aantal basisschoolleerlingen dat
gepest wordt of pest. Activiteiten vinden plaats op drie niveaus:
o Op schoolniveau (anti-pestbeleid, Pestmeter voor ouders)
o Op groepsniveau (stellen van regels over pesten)
o Op individueel niveau (signaleren, onderzoeken en behandelen van pestincidenten)
3. Taakspel
Doel is het scheppen van een positief en veilig klasklimaat, het bevorderen van taakgericht gedrag en
het reduceren van regelovertredend gedrag. Taakspel legt de nadruk op positief gedrag en probeert
tot positieve gedragsverandering te komen door het positief formuleren en voorspelbaar maken van
de omgangsregels, het systematisch belonen van gewenst gedrag en het zo veel mogelijk negeren van
ongewenst gedrag.
2.2 Aanpakken met geringe evidentie
Kanjertraining kent vier voorwaardelijke doelen:
1. Kennis: kinderen hebben kennis en inzicht in gedrag en de gevolgen hiervan voor de ander.
2. Vaardigheden: kinderen hebben meer sociale vaardigheden en vertonen minder meeloopgedrag.
3. Motivatie: Kinderen zijn meer gemotiveerd om zich sociaal te gedragen.
4. Verantwoordelijkheidsbesef: kinderen zijn zich bewust dat je kunt kiezen hoe je je gedraagt en
ervaren hierin meer zelfvertrouwen.
Dit heeft als doel een veilige sfeer in de klas en op school te creëren.
Deze training heeft een klein effect op pesten in klassen waar veel conflicten zijn, waarbij het mogelijk
helpt om een externe psycholoog in te zetten.
2.3 Aanpakken met onvoldoende evidentie
1. School Wide Positive Behavior Support (SWPBS)
,Doel is het bevorderen van sociaal gedrag en het verminderen van gedragsproblemen onder
leerlingen. Kenmerkend voor de aanpak zijn het schoolbreed en preventief neerzetten van een kader
waarbij voor alle leerlingen helder is wat er qua gedrag van hen wordt verwacht. Voor risicoleerlingen
met specifieke kenmerken, worden op maat interventies ingezet. Actieve ouderbetrokkenheid hierbij
vergroot de kans op een succesvolle uitkomst van de interventie. Tenslotte worden leraren toegerust
met concrete technieken en hulpmiddelen om op eenduidige en effectieve wijze sociaal gedrag
schoolbreed te bevorderen en gedragsproblemen te voorkomen of om te buigen.
2. Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD)
Doel is de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen stimuleren. Bestaat uit een leerplan met de
thema’s zelfbeeld, zelfcontrole, emoties en probleem oplossen.
3. Selectieve interventies
3.1 Effectieve aanpakken
Plezier op School heeft als doel de sociale competentie van aanstaande brugklassers te vergroten, die
op de basisschool problemen hadden in de omgang met leeftijdsgenoten. Het lange termijn doel is
het verkleinen van de kans op psychische stoornissen als angststoornissen en depressie.
Lijkt effectief te zijn voor jongens.
3.2 Aanpakken met geringe evidentie
Alles Kidzzz is gericht op jongeren die externaliserend probleemgedrag, zoals pesten, vertonen. Het
heeft als doel reactief en proactief agressief gedrag te verminderen en pro-sociaal gedrag te
bevorderen. Het lange termijn doel is het reduceren van de kans op het ontwikkelen van een
gedragsstoornis.
De interventie lijkt de externaliserende problemen te verminderen. Het pesten lijkt niet te
verminderen.
4. Online pesten
Online en offline pesten gaat vaak samen. Enkele aanknopingspunten voor preventie:
- Op websites informatie geven over online pesten, voornamelijk gericht op de ouders.
o Kinderen moeten de berichten niet lezen
o Ouders moeten voorlichting krijgen
o Proactief beleid op school bewustwording en online competentie trainen
- Meer kennis over online pesten verlaagde intentie om te pesten en er wordt meer gehouden
aan de online veiligheidsmaatregelen.
4.1 Aanpakken met geringe evidentie
1. ConRed richt zich op de invloed van sociale normen op houding en gedrag van jongeren.
Onderwerpen hierin zijn 1) internet en sociale netwerken met een focus op privacy en controle
van accounts, 2) het verbeteren van online technische vaardigheden en pro-sociaal gedrag en 3)
internetverslaving en online pesten. Vermindert pesten.
2. KiVa vermindert pesten.
3. Media Helden intervenieert d.m.v. psycho-educatie op school. Dit gaat over de risico’s van online
technologie, empathie en sociale verantwoordelijkheid. Ook worden er strategieën aangeleerd
om jezelf te verdedigen tegen online pesten. Vermindert pesten
4. Noncadiamointrappola richt zich op de rol van leeftijdsgenoten bij het informeren over online
pesten. Vermindert pesten.
5. Surf-fair lijkt te werken voor het verminderen van het gepest worden.
4.2 Aanpakken met onvoldoende evidentie
1. HAHASO Strategy. Dit staat voor Help-Assert Yourself-Humor-Avoid Self Talk-Own It. Het wil
pesten laten afnemen door het verbeteren van online sociale vaardigheden.
,2. I-SAFE bestaat uit lessen over internetveiligheid, burgerschap op online platforms, online
beveiliging, persoonlijke veiligheid, intellectueel eigendom en online wet handhaving.
3. The Missing Program is een interactief computerspel waarbij jongeren leren over
internetveiligheid.
Deze programma’s lijken voornamelijk de bewustwording van pesten te vergroten.
5. Overige interventies
5.1 Aanpakken met geringe evidentie
1. Beleidsmaatregelen Verbieden, verplichten, belonen, straffen. Heeft vooral invloed op
openlijke vormen van pesten (verbaal/fysiek) en minder op verborgen vormen van pesten
(roddelen).
2. Bully Court/Bemiddeling Bully Court = in de klas wordt een rechtbank gevormd. Neutrale
leerlingen horen de pester, de gepeste en eventueel getuigen aan en beslissen op basis daarvan
welke strafmaatregelen gehanteerd moeten worden. Bemiddeling = optreden door
onafhankelijke en getrainde bemiddelaar. Bemiddelt tussen pester en gepeste.
3. Herstelgericht werken De pester moet nadenken over zijn/haar gedrag en hier spijt van
hebben. Daarna moet de pester zowel naar de gepeste als naar de school iets doen om de
beschadigde relatie te herstellen.
4. Investeren in een veilig klimaat/verbeteren van relaties binnen de school Harmonie en
respect moeten centraal staan en pesten en ander agressief gedrag moet niet getolereerd
worden.
5. Steungroep/Method of Shared Concern De gepeste gaat in gesprek met een aantal jongeren
die het verhaal aanhoren en later aan de pester vertellen. Hierna wordt gezamenlijk naar een
oplossing gezocht. Bij de Method of Shared Concern is het een begeleider die deze gesprekken
begeleidt.
6. Verbetering van speelruimtes en schoolpleinen Vergroten van toezicht en verbeteren van de
overzichtelijkheid.
5.2 Aanpakken met onvoldoende evidentie
1. Disciplinaire maatregelen richt zich op de pester. Het zou het pesten verergeren. Maar twee
disciplinaire maatregelen hadden een significant effect: het verliezen van privileges en een
bespreking tussen ouder en leerkracht (eventueel ook met leerling).
2. Community conferencing of gemeenschapsoverleg Pester en gepeste worden ondersteund
door omgeving in het gesprek met elkaar. Pester krijgt de mogelijkheid zijn/haar excuses aan te
bieden. Daarmee zou het moeten worden afgesloten.
3. Groepsgesprekken als klassikale interventies In zulke gesprekken wordt geprobeerd het
bewustzijn van leerlingen te verhogen, ideeën te stimuleren en/of regels te ontwikkelen om het
pesten aan te pakken. Deze interventies richten zich op het veranderen van attitudes en
groepsnormen en het verhogen van het geloof in eigen kunnen.
6. Kind- en omgevinsfactoren
Interventies lijken mogelijk meer effect te hebben als leerlingen jonger zijn. Ook lijken jongens er
meer van te profiteren. Hetzelfde geldt voor klassen waar bovengemiddeld conflict is.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Brug H1
1.1 Inleiding
Gezondheidsvoorlichting: (Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO)) de combinatie van
leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om mensen en gemeenschappen (communities) te helpen
om hun gezondheid te bevorderen. Het is dus een vorm van educatie of informatieoverdracht om te
stimuleren dat mensen zich gezonder willen en kunnen gedragen. Het is onderdeel van het volgende.
, Gezondheidsbevordering: gericht op het begrijpen en veranderen van de fysieke, sociaal-culturele,
economische en politieke omgeving. Een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die
gezond gedrag en gezonde leefomstandigheden stimuleren.
1.2 Gezondheidsbevordering: doelen, doelgroepen, middelen en begrippen
Doelen gezondheidsbevordering:
- Primaire preventie: voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen.
Richt zich op het wegnemen van oorzaken of risicofactoren.
o Bijv. preventie van hart- en vaatzieken door stoppen-met-rokenmaatregelen.
o Medische vorm: vaccinatie.
- Secundaire preventie: mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening
identificeren zodat gerichte vroegbehandeling mogelijk is om erger te voorkomen.
o Bijv. screening op borstkanker in het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.
- Tertiaire preventie: begint na de diagnose. Richt zich op mensen met een ziekte of handicap. Het
doel is om zo goed mogelijk te leven met en het beheersen van de handicap of ziekte om
verdergaande invalidering te voorkomen, om kwaliteit van leven te behouden of te vergroten.
o Bijv. bevorderen van therapietrouw.
Doelgroepen:
- Hoogrisicobenadering: er wordt eerst een risicogroep geïdentificeerd, op basis van bijv. erfelijke
eigenschappen, het veel vóórkomen van risicogedrag, leeftijd of sociaaleconomische status.
o Bijv. sociale valpreventieprogramma’s voor ouderen.
- Populatiebenadering: de hele bevolking of een grote deelgroep daaruit wordt benaderd.
o Bijv. publiekscampagnes voor gezond eten.
- Universele preventie: richt zich op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen. Mensen die
geen speciaal verhoogd risico hebben. Doel is gezondheid verbeteren.
o Dus: primaire preventie en populatiebenadering.
- Selectieve preventie: gericht op bevolkingsgroepen met verhoogd risico. Doel is gezondheid van
deze risicogroepen verbeteren.
o Dus: secundaire preventie en hoogrisicobenadering.
- Geïndiceerde preventie: richt zich op mensen die nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben,
maar wel beginnende klachten of symptomen.
o Dus: secundaire preventie en hoogrisicobenadering.
- Zorggerelateerde preventie: gericht op mensen met een ziekte. Doel is ziektelast reduceren.
o Dus: tertiaire preventie en hoogrisicobenadering.
Middelen om gezondheidsbevordering te verbeteren:
- Voorlichting
- Voorzieningen (bijv. beschikbaarheid gezonde keuzes in de kantine)
- Regelgeving, controle en sancties (bijv. de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)
o De combinatie van deze drie geeft het meeste kans op succes voor
gezondheidsbevordering.
De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de rol van de omgeving als risicofactor voor
ongezondheid/ongezond gedrag. Vijf niveaus van doelgroepen met daarin de personen die
beslissingen nemen:
1. Individueel niveau: personen die risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten.
2. Interpersoonlijk/groepsniveau: ouders, vrienden, leerkrachten, hulpverleners.
3. Organisatieniveau: directeuren van scholen, managers in bedrijven.
4. Lokaal niveau: opinieleiders in wijken of dorpen, redacteuren van lokale kranten.