SAMENVATTING WETENSCHAPSFILOSOFIE
Samenvatting van de stof bij het vak Wetenschapsfilosofie 2018-2019
Philosophy of Social Science: A Contemporary Introduction - Risjord
H2 + 3 - Ladyman
H8 + 13 - Rosenberg
‘What is a social fact?’ - Durkheim
H1 INTRODUCTION
H1 Introduction Risjord
Normativiteit
Dit heeft alles te maken met waarden en normen die aan een bepaald fenomeen worden toegekend
of die spelen in een bepaalde groepering of samenleving. Het gaat om de normen en waarden die
onderzoekers zelf moeten hanteren in hun onderzoek, maar ook normen en waarden die in de
samenleving spelen.
Naturalisme
Dit gaat over het terugbrengen van sociale wetenschapen naar de basis van de natuurwetten. Sociale
wetenschappen en natuurwetenschappen zouden op de zelfde manier bekeken en geanalyseerd
moeten worden.
Reductionisme
Dit gaat over het idee dat je maatschappelijke verschijnselen kunt reduceren tot individuen, of
individuen tot molecuulniveau, etc. Het kan ook inhouden dat je bepaalde vormen van wetenschap
terugbrengt naar een alomvattende vorm van wetenschap.
Vormen van kennis
Epistemologie
De leer van ‘episteme’, de kennisleer.
Wat is kennis, welke rol speelt kennis, hoe kom je tot kennis?
Ontologie
De leer van ‘ontos’, uit de metaphysica, de leer van het zijn.
Is er ‘iets’, hoe is ‘iets’, hoe zit de werkelijkheid in elkaar?
Wetenschapsfilosofie is volgens Risjord normatief, omdat het niet ingaat op de vraag hoe iets feitelijk
is, maar juist ingaat op hoe iets zou moeten zijn. Het gaat uitgebreid in op de verschillende aspecten
die onderzoek beïnvloeden en onderzoek vormgeven.
,NATURALISME VS. INTERPRETATIVISME
H3 Theories, interpretations and concepts Risjord
H4 (m.u.v. 4.3) Interpretitive methodology Risjord
H9 (alleen paragraaf 9.2) Causality and the law in the social world Risjord
Kernvraag
Kunnen we de objectieve wereld kennen?
(Wat is de aard van de sociale werkelijkheid?)
Ontologische vraag
Naturalisme
- Modelleert sociale wetenschap als natuurwetenschap (zelfde aanpak en benadering)
- Veronderstelt het bestaan van een sociale werkelijkheid los van de waarnemer
- Kernvraag: hoe kunnen we de sociale werkelijkheid zo objectief mogelijk kennen?
- Ambitie: het formuleren van (causale) wetmatigheden (en daarop gebaseerde voorspellingen)
Interpretativisme
- Stelt dat sociale wetenschap fundamenteel anders is dan natuurwetenschap
- Gaat ervan uit dat de sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd door mensen
- Kernvraag: hoe kunnen we de subjectieve betekenis die mensen geven kennen?
- Ambitie: het begrijpen van sociale betekenissen
HOOFDSTUK 3
Realisme vs. anti-realisme
Het realisme stelt dat het doel van wetenschap is om waarheden te ontdekken, ook mechanismen en
entiteiten die niet direct te observeren zijn.
Het anti-realisme stelt daarentegen dat het doel van wetenschap niet het ontdekken van deze
waarheden en theorie-afhankelijke feiten moet zijn, omdat wetenschap niet correct de realiteit
kunnen weergeven.
- Een eerste vorm van anti-realisme is instrumentalisme.
Dit is de kennistheoretische opvatting dat kennis, wetenschap en moraal slechts middelen zijn om
ons aan de wereld aan te passen, haar te beheersen en te veranderen. Het instrumentalisme is een
opvatting binnen de wetenschapsfilosofie waarbij gesteld wordt dat theorieën en begrippen louter
'instrumenten' zijn. Hierbij is het van ondergeschikt belang of deze theorieën of begrippen juist of
onjuist zijn. Wat wel van belang is, is niet dat ze correct de realiteit weergeven, maar of ze op een
afdoende wijze het verschijnen van bepaalde fenomenen kunnen verklaren en voorspellen. Het gaat
erom of het model doet wat het moet doen, niet of het aansluit bij hoe de werkelijkheid echt is.
Voorbeeld: IQ van mensen als meetstaaf.
- De tweede vorm van anti-realisme is het sociaal constructivisme.
Deze benadering gaat ervan uit dat de werkelijkheid wordt geconstrueerd door sociale interactie.
Om het fenomeen van sociaal constructivisme kracht bij te zetten, maakt Risjord onderscheid tussen
natural en nominal kinds.
Natural kinds zijn natuurlijke objecten, die geclusterd kunnen worden door hun specifieke
,eigenschappen (bijv. een dier of een boom).
Nominal kinds zijn objecten of subjecten die gemaakt zijn door mensen en afhankelijk zijn van
menselijke acties (bijv. een universiteit of een huwelijk).
Er zijn ook nog social kinds. Alles in de sociale wereld is een social kind, een steen dus niet
bijvoorbeeld. Social kinds kunnen op verschillende manieren geinterpreteerd worden. Volgens
sociaal constructivisten zijn social kinds gelijk aan nominal kinds. Naturalisten zien social kinds als
natural kinds, omdat ze een objectieve waarde krijgen als zij zijn ontstaan. Social kinds hebben een
bepaalde dynamiek die ook wel een looping effect wordt genoemd. Wanneer beschrijvingen van
subjecten (en bepaalde fenomenen) worden veranderd, heeft dit als gevolg dat subjecten hun gedrag
op deze nieuwe beschrijvingen aanpassen.
Voorbeeld: de verandering van de percepties over homo’s; van mentale stoornis naar gelegaliseerd
homohuwelijk.
Max Weber
Ideaaltype
Een subject kan pas begrepen worden als gekeken wordt naar de specifieke motivaties, gedachtes en
percepties van zo'n subject. Deze moet worden beschreven in het onderzoek.
Schutz gaat verder op deze benadering door de begrippen common-sense thinking en verstehen toe
te voegen. Hij redeneert dat subjecten hun eigen ideaaltypes hebben; zij hebben hun eigen begrip
van de mogelijkheden tot bepaalde acties, hun eigen common-sense thinking. Als je niet goed
begrijpt wat mensen zeggen en hoe zij de wereld zien, ga je zelf die zienswijze interpreteren en
wellicht de betekenis verdraaien zodat er weinig meer van klopt. Verstehen is daardoor noodzakelijk.
Verstehen wordt volgens hem volledig toegepast wanneer onderzoekers inzien hoe hun
onderzoekssubjecten de wereld zien.
Een valkuil bij het toepassen van deze benadering is dat de onderzoeker niet verder kan gaan dan de
zienswijze van het subject, waarin geen lastige concepten, constructen en theorieën voorkomen. Ten
tweede kan de taal van de wetenschap ook een barrière vormen.
Hermeneutische cirkel
Een cirkel die wisselwerking vormt tussen de context en het object van interpretatie (tekst, beeld,
uitspraak, situatie, gebeurtenis).
Thin vs. thick discriptions
Thin descriptions zijn beschrijvingen van een actie die minimaal gerelateerd zijn aan andere
beschrijvingen.
Voorbeeld: lopen.
Thick discriptions zijn beschrijvingen van een actie die iets zeggen over de relatie tot andere
aspecten van het leven van een persoon en de sociale omgeving.
Voorbeeld: lopen naar het klaslokaal.
HOOFDSTUK 4
Interpretatief onderzoek
Er zijn grofweg twee verschillende soorten onderzoek; kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
Kwantitatief onderzoek wordt voornamelijk beschouwd als meer naturalistisch van aard. Bij
kwalitatief onderzoek is er veel ruimte voor interpretatie.
Risjord bespreekt de rol van autoriteit en authenticiteit binnen kwalitatief onderzoek. Autoriteit en
, authenticiteit zijn van belang voor de neutraliteit en objectiviteit van kwalitatieve
onderzoeksmethoden die gebruikt worden door de onderzoeker.
Autoriteitsargument: ‘ik was er zelf bij en daarom weet ik dingen over het subject/de subjecten’.
Authenticiteitsargument: ‘ik beschrijf hoe het echt is’.
Reflexiviteit kan voor deze uitdagingen een oplossing bieden. Het houdt in dat onderzoekers zich
bewust zijn van het feit dat zij zelf ook onderworpen zijn door sociale factoren (achtergrond en
afkomst bijv.), zodat het onderzoek meer epistemische waarde krijgt.
Benaderingen van interpretatie
Assymetrische benadering
Onjuiste en onlogische opvattingen hebben een verklaring nodig (een mystieke betekenis zoals
hekserij of aan de hand van de sociale functie van het fenomeen), terwijl juiste en logische
opvattingen (bijv.: een plant groeit door water) dat niet hebben.
Symmetrische benadering
Het doel is hier niet om te kijken of een aanname juist of onjuist is, maar om de lokale criteria en
werkelijkheid en rationaliteit mee te nemen in de interpretatie. Als je je alleen richt op dingen die je
niet begrijp, geeft je ruimte voor je eigen oordeel.
Principle of charity
Jij bent als onderzoeker welwillend en veronderstelt dat wat mensen doen zinvol is in hun eigen
termen. Je geeft als onderzoeker mensen het voordeel van de twijfel als je het niet volledig eens bent
of niet volledig snapt wat de zienswijzen van die mensen zijn. Je gaat ervan uit dat die redeneringen
en argumenten rationeel en logisch zijn en kiest dan de beste en sterkst mogelijke interpretatie. Het
doel van dit methodologische principe is om uitspraken van anderen niet als irrationeel, sofistisch of
onwaar af te doen zolang er een coherente en rationele uitleg mogelijk is.
HOOFDSTUK 9
Causale wetten in sociale wetenschappen
De karakteristieken van causale wetten uit de natuurwetenschappen zijn:
Wetten moeten algemeen zijn en geen onderscheid maken tussen verschillende objecten,
tijden of plaatsen
Wetten moeten tegenargumenten onderuit kunnen halen (bijv.: de relatie tussen vrede en
democratie; als Noord-Korea meer democratisch zou zijn, dan was de relatie met Zuid-Korea
vrediger)
Het bestaan van causale wetmatigheden binnen de sociale wetenschappen wordt echter bemoeilijkt
door het bestaan van creativiteit en complexiteit.
Creativity
Als er een bepaalde wet is, moet deze wet ook voor voorspelbaarheid zorgen. Mensen zijn creatief
en niet te voorspellen, dus in die zin zouden er geen sociale wetten kunnen zijn.
Complexity
Mensenlijke samenlevingen zijn complexer dan natuurlijke fenomenen.