Samenvatting hoorcolleges erfrecht
HC1 Inleiding Erfrecht Geschiedenis; plaats in het algemene
vermogensrecht; grondslagen versterferfrecht/testamentair erfrecht
Waar komt erfrecht vandaan? Wat is het? Waarom boek 4?
Art. 3:80: verkrijging van goederen. Lid 2: verkrijging onder algemene titel; o.a. erfopvolging wil
niet zeggen dat niks in boek 4 onder bijzondere titel over gaat, want zie lid 3, bijv. legaat gekregen in
testament, maar je moet nog overdragen/leveren.
Erfrecht: kan je zien als bijzondere wijze van overgang van tot het vermogensrecht behorende
rechten en verplichtingen en overige rechtsbetrekkingen van een persoon.
Heel boek 3 is van toepassing in erfrecht, tenzij boek 4 hiervan expliciet afwijkt. Nergens in boek 4
staat alles van boek 3 is van toepassing, maar door structuur wetboek. Afwijkende bepalingen: art.
42 e.v. (rechtshandeling maken van testament), bij aanvaarden en verwerpen nalatenschap zijn
afwijkingen in boek 4.
Belangrijk titel 3.7: gemeenschap; bij 2 of meer erfgenamen.
Geschiedenis: individuele eigendom is belangrijk begrip, want individuen kunnen eigendom hebben!
Toen we in Europa nog in familieverband leefden, kenden we geen erfrecht. Als iemand doodging,
was geen erfrecht nodig, want mede-eigendom. Ontwikkeling: familieband losser > ruimte voor
individuele eigendom > probleem: naar wie moeten goederen bij overlijden?
Ons erfrecht is gebaseerd op Germaans model en minder op Romeinse. Romeinen waren modern en
op bepaald moment (keizertijd) werden testamenten heel gebruikelijk!! Als iemand geen testament
had, gold testamentair erfrecht, maar kwam dus bijna nooit voor. In boek 4 heb je juist eerst
wettelijk erfrecht (bij geen testament) en later testamentair erfrecht. Wettelijke erfrechtsysteem is
gebaseerd op de vermoedelijke wil van iemand die overlijdt.
In NL’se geschiedenis ook regels in provincies (over onroerende zaken). Regels golden al tijdens
leven, maar kon je die als erfrecht beschouwen?
Toekomstige erfgenamen konden hun rechten beschermen. Als iemand van wie ze zouden erven,
land verkocht, konden ze dat voorkomen door zich i/d plaats stellen v. die verkoper.
1838-2003: wetboek van erfrecht.
o 1927: belangrijke modernisering: echtgenoot kreeg plaats in wettelijk erfrecht. Tot die
tijd waren echtgenoten vervelende indringers (geen naaste bloed- en aanverwanten).
o ’50 nog een poging tot modernisering, maar duurde tot 2003.
Men kon niet eens worden over hoe nieuwe erfrecht moest worden ingericht, vooral hoe erfenis
verdelen als iemand getrouwd is + 1 of meer kinderen heeft. In praktijk: ouderlijke boedelverdeling
als 1e ouder overleed: echtgenoot + kinderen erfgenaam, maar alle goederen en schulden voor
echtgenoot en kinderen kregen hun erfdeel in vorm van vordering/geldaanspraak en werd pas
uitbetaald als 2e ouder overleed. Achtergrond = ouder kan voortleven zoals hij gewend was.
Men wilde dat dit automatisch was, want hoe waarborgen dat de ouder kan verder leven op
manier zoals hij gewend was 4:13: wettelijke verdeling = wettelijke regeling (zonder
testament = Germaans) waarin staat dat ouder die overblijft alle bezittingen + schulden krijgt
en kinderen hun erfdeel i/d vorm v/e vordering en dat krijgen als 2 e ouder overlijdt.
1
,Sindsdien nooit zoveel testamenten gemaakt; heeft te maken met de vermoedelijke wil! Maar de
persoonlijke situatie zit niet meer zo eenvoudig in elkaar als in ’50; scheidingen en kinderen uit
meerdere relaties erfrecht is dus niet meer zo modern!
Erfrecht bestaat uit verschillende onderdelen:
1. Regels voor iemand die nog leeft en iets wil met zijn (toekomstige) erfenis (met name
testamentaire erfrechtdeel)
2. Recht van de doden
3. Organisatorische deel (hoe moet erfenis worden afgewikkeld? Hoe wordt proces van
erfopvolging in goede banen geleid?).
Terminologie:
Erfenis in volksmond heet in boek 4 nalatenschap.
Internetdiensten gaan vaak niet over op erfgenaam. Staat in de voorwaarden en dat zit dan
dus niet in je nalatenschap. Het contract eindigt wel bij overlijden of er is geen regeling voor.
Langzamerhand wordt erfrecht beetje uitgehold. Toegang tot spullen wordt veel belangrijker
en dan is concept individuele eigendom beetje weg! Die toegang duurt vaak alleen tijdens
leven en vererft dan niet.
o Als je met hele straat grasmaaier koopt, ben je mede-eigenaar. Je kan contract
maken dat je je deel overdraagt aan de anderen als je overlijdt via titel 3.7 (mede-
eigendom) en niet boek 4.
o Voor alles wat op internet gebeurt etc. kan je niet goed meer met erfrecht uit de
voeten. ‘’Digitale erfenis’’ valt niet onder erfrecht!
Erflater: degene die is overleden (ook als hij nog leeft (in testament)).
Erfopvolging: het in de plaats treden van erflater. Je treedt i/d plaats van al zijn vermogensrechtelijke
betrekkingen. Degene die opvolgen: erfgenamen.
Art 4:1 lid 1 2 manieren: erfopvolging heeft plaats bij versterf (ab intestato, titel 2 boek 4) of
krachtens uiterste wilsbeschikking (ex testamento, titel 4 boek 4). Dus niet of of! Een deel van de
nalatenschap kan bijv. overgaan krachtens versterf en deel d.m.v. uiterste wilsbeschikking.
Nalatenschap: dat wat overgaat.
Erfenis wordt ook wel boedel genoemd.
Erfstelling of onterving art. 4:1: groep die je moeten opvolgen, kan je uitbreiden erfstelling (art.
4:115). Je kan ook onterven.
Als je wil dat auto bij iemand komt: legaat in testament. Degene die legaat krijgt = legataris.
Erfrecht bestaat uit 6 titels:
1. Algemene bepalingen geldt bij erfopvolging krachtens versterf en bij testamentair erfrecht
2. Erfopvolging bij versterf (vermoedelijke wil erflater) Niet dwingendrechtelijk
3. Erfrecht bij versterf bij de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen
alsmede andere wettelijke rechten Niet dwingendrechtelijk
4. Uiterste willen: kaders gegeven waarbinnen je testament kan inrichten dwingendrechtelijk
5. Soorten uiterste willen
6. Gevolgen erfopvolging. Dit is organisatorische erfrecht Dwingendrechtelijk
2
,Titel 1: uitganspunten:
Art. 4:2: volgorde van overlijden commoriëntenregel = principe dat je niet van elkaar kan
erven als je tegelijkertijd overlijdt.
o Met testament kan je over je graf heen regeren: als bijv. je echtgenoot ook
overleden is, kan je zeggen dan wijs ik die en die aan 30-dagen clausule opnemen,
zodat je echtgenoot niet 2 minuten iets van je erft en daarna zelf doodgaat. Als hij
niet minimaal niet 30 dagen langer leeft, is hij geen erfgenaam.
Art. 4:3: wanneer ben je onwaardig om van iemand te erven (volgende hc)
Art. 4:4: bevoegdheden die iemand bij voorbaat heeft o.g.v. boek 4 kan je niet iemand
ontnemen o.g.v. een overeenkomst (lid 1). Bepaalde rechtshandelingen die je verricht zijn
nietig, bijv. je kan niet met iemand contract sluiten dat iemand je hele nalatenschap krijgt.
Een uiterste wilsbeschikking is eenzijdige rh en contract meerzijdig en is maar beperkt
toegelaten t.a.v. je nalatenschap.
Art. 4:5: betalingsregeling waar iemand zich op kan beroepen.
Art. 4:6: welke waarden moeten we nemen.
Art. 4:7: schulden van de nalatenschap (HC3)
Art. 4:8 definities.
Titel 2:
Art. 4:9 = rode draad erfrecht (versterfrecht art. 56-1). Als je erfgenaam wil zijn, moet je
bestaan op moment dat nalatenschap openvalt, anders kan je niet erven = hoofdregel!
Soms art. 1:2 gebruiken = uitzondering op hoofdregel Er moet iemand overleden zijn
o Als kind na geboorte gelijk overlijdt, heeft het toch geërfd.
o 1:207 ouderschap kan ook indien deze is overleden, door rechter worden vastgesteld.
Lid 5 vaststelling ouderschap werkt terug tot geboorte van het kind.
- Donorvader kan nooit met vaderschapsacties vader worden! Je deelt dan dus niet mee
in de erfenis. Iemand die donor is, is geen verwekker!
Art. 1:412 als erfgenaam heeft geërfd, maar we weten niet of erflater nog leeft. Art. 1:413 als
iemand is overleden, kan ik van hem erven? Rechtsvermoeden van overlijden moet bestaan.
Regels voor terugkeer als blijkt dat je toch nog leeft. Art. 1:418 en 422. Art. 426 lichaam
onvindbaar.
Art. 4:10: wie erfgenamen zijn als je geen testament hebt.
Wetgever gaat ervanuit dat je het liefst wil dat familie van je erft. Partner met wie je niet
getrouwd bent, kan nooit van je erven als je geen testament hebt (staat niet in rijtje).
Art. 4:11 geeft ordening aan; hoeveel krijgen die mensen uit artikel 10.
Art. 4:12: plaatsvervulling.
Titel 3: Art. 4:13: als uit artikel 10 blijkt dat je echtgenoot én 1 of meer kinderen hebt en geen
testament wettelijke verdeling en regelt de verhouding tussen andere ouder en de kind(eren).
Afdeling 2: afwijken van art. 4:13, maar van de rest niet, want dwingend erfrecht.
HC2 Basisstelsel: Erfrecht bij versterf (groepen, plaatsvervulling,
onwaardigheid etc.)
Art. 4:10: Als je geen testament hebt, erven je familieleden. Eén vreemde eend: de echtgenoot; geen
familie juridisch gezien!
3
, Lid 1 a t/m d: personen die op een of andere manier bloedverwant zijn v/d erflater (behalve
echtgenoot).
Principe: achtereenvolgens als je gaat kijken wie wettelijke erfgenamen zijn, begin je bij a. Is
iemand nog in leven van groep a, dan sluit die de erfgenamen uit de volgende groep uit. ’Uit
eigen hoofde’ als je uit eigen hoofde erft, erf je omdat je zelf in 1 van die 4 groepen staat.
Principe ‘’achtereenvolgens’’ en ‘’uit eigen hoofde’’ de meest naaste bloedverwanten van
iemand erven = hoofdregel.
Lid 1: Niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, omdat door scheiden van tafel en bed het
huwelijk niet wordt ontbonden. Als je echt gescheiden bent, kan je niet erven.
Ooms en tantes kunnen meedoen, niet uit eigen hoofde, maar door plaatsvervulling lid 2.
Waar staat echtgenoot?! Echtgenoot kan al eerder getrouwd zijn en als er dan plaatsvervulling is,
zouden stiefkinderen erven, maar dat zijn geen bloedverwanten! plaatsvervulling voor
echtgenoot uitgesloten. Dan testament maken om stiefkinderen te laten erven.
o Halfbroers en zussen kunnen wel erven (groep 2), want ze hebben een gezamenlijke
ouder. Onderling familierechtelijke betrekking tussen broers en zussen. Als er
gezamenlijke ouder is, ben je dus erfgenamen.
Voorbeeld: principe van A. A is overleden en heeft 3 zonen (1 e graads bloedverwanten zijn kinderen).
1 van de zonen heeft 2 kinderen (kleinkinderen 2 e graads bloedverwanten). Naaste bloedverwanten
zijn volgens 4:10 erfgenamen van A, zie 4:10-1 sub a. A is ongehuwd. Dus 3 kinderen moeten erfenis
delen, maar voor welk deel? Zie art. 4:11-1 principe is erven voor gelijke delen; ieder 1/3 e deel.
Stel 1 van de kinderen van A is al vooroverleden. Principe is wie meest naast in bloedverwant staat,
erft en als er nog iemand is, dan voor gelijke delen. Maar uitzondering! Plaatsvervulling.
Groep 2: ouders en broers en zussen bijzondere groep, want personen die hier staan, hebben niet
dezelfde graad. Broers en zussen onderling zijn 2 e graads (1 streepje omhoog en streepje omlaag).
Ouders zijn 1e graads. We hebben geen zuiver parenteel stelsel principe van de meeste naaste
bloedverwanten erven klopt niet in groep 1 en 2. In groep 2 had eigenlijk alleen ouders moeten staan
Art. 4:11-3 ouders krijgen minimumerfdeel. Wetgever maakt dus een correctie met dit lid.
Voorbeeld: 2 ouders en 2 kinderen die kunnen erven uit eigen hoofde. Ieder erft dus een
kwart = hoofdregel 4:11-1. Uitzondering = 4:11-3 ouders moeten altijd een kwart krijgen. In
dit voorbeeld gaat het goed, maar als er nog een kind zou zijn, heb je 5 personen die uit
eigen hoofde kunnen erven voor 1/5e deel en dan moet je corrigeren
o Deel van de ouders wordt verhoogd naar een kwart ipv 1/5 e. Ouders krijgen dus
samen de helft v/d nalatenschap. Dan heb je nog 3 broers en zussen die naar
evenredigheid behandeld moeten worden en krijgen allen dus 1/6 e deel.
Halfbroers en -zussen: onderscheid in wet tussen volle en half broers/zussen; hele en halve bedden.
In art. 4:10 staat hier niks over, dus half broers en zussen vallen daar wel onder.
In art. 4:11-2 staat weer een correctie. Hoofdregel = lid 1 uit eigen hoofde, maar bij half
broer/zus kijken naar lid 2! Ouders en volle broers/zussen krijgen 2x en halfbroers/zussen
krijgen x. Dan koppen tellen en terugrekenen naar 2x of x.
o Voorbeeld: moeder B is eerder getrouwd. B is later getrouwd met A. Kind uit eerder
huwelijk is halfbroer/zus van C, D. Dat kind krijgt 1x, maar alle anderen van de groep
2x samenloop van 2 regels: lid 2 en 3 toepassen, want je moet ervoor zorgen dat
ouders ieder kwart krijgen en een onderscheid tussen volle & halfbroer/zus maken.
4