Samenvatting militair recht
Week 1.
Studiepocket: hoofdstuk 2, 3 en 16 (§16.1 t/m 16.3.3)
Hoofdstuk 2 Op wie is het militaire recht van toepassing?
2.1 Algemeen
Het wetboek van Militair Strafrecht bezit de status van rijkswet. Rijkswetten zijn van toepassing
binnen het gehele Koninkrijk. Dit is in overeenstemming met artikel 13 Defensiewet.
Het doel van het militair recht is uiteindelijk dat het geweldsgebruik volgens de juiste regels gebeurt.
WVMS is alleen van toepassing op militairen, uitzondering is het van toepassing op ‘hij die’. Een
burger kan eventueel een delict plegen wat beschreven staat in militair strafrecht. Dit staat in art. 2
WVMS.
Het Wetboek van Militair Strafrecht bevat aanvullend strafrecht. Het gemene strafrecht is in zijn volle
omvang voor de militair van kracht, behoudens afwijkingen bij het Wetboek van Militair Strafrecht.
Het is dus naast en in aanvulling op het gewone strafrecht van toepassing.
Het OM heeft dus de keuze om te kiezen tussen het WvSr of het WvMs.
Waar het afwijkt, geldt het WvMs.
Het Wetboek van Militair Strafrecht omvat misdrijven en overtredingen die een inbreuk betekenen op
de primaire taak van de krijgsmacht.
2.2 De krijgsmacht
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden maakt onderscheid tussen:
1. Koninkrijksaangelegenheden (door het gehele koninkrijk behartigd)
- Somt het Statuut Koninkrijk limitatief op.
2. Landszaken (door elk land van het koninkrijk afzonderlijk)
- Wat geen Koninkrijksaangelegenheid is, is een landszaak.
Nederland kent de krijgsmacht van het Koninkrijk. Deze krijgsmacht telt vier delen:
1. de Koninklijke Marine
2. de Koninklijke Landmacht
3. de Koninklijke Luchtmacht
4. de Koninklijke Marechaussee
Het militaire personeel van de krijgsmacht kan formeel worden verdeeld in (artikel 62 WvMs).
1. Beroepsmilitairen: verrichten militaire dienst bij wijze van beroep; teneinde in hun
levensonderhoud te voorzien. Zij zijn doorlopend in werkelijke dienst, vanaf het tijdstip van
aanstelling tot aan het tijdstip van ontslag.
2. Reservisten: zijn zij die tot het reservepersoneel van de krijgsmacht behoren.
- De krijgsmacht kent geen mobilisabele eenheden meer. Het aantal reservisten is mede
daardoor thans veel kleiner dan in de tijd van de dienstplicht.
- Reservisten zijn voor verschillende taken bestemd:
taken op het Nederlandse grondgebied, in het kader van bewaking en beveiliging.
taken bij internationale operaties die specifieke deskundigheid vergen
(bijvoorbeeld juristen, medische specialisten, weg- en waterbouwdeskundigen
3. Dienstplichtigen: het opleggen van dienstplicht is, ingevolge art. 31 Statuut Koninkrijk, een
landszaak. Dit heeft binnen het Koninkrijk tot verschillende regelingen geleid op grond
, waarvan burgers tot dienst in de krijgsmacht kunnen worden verplicht. In Nederland vindt de
dienstplicht regeling in de Kaderwet dienstplicht.
- Ook dienstplichtigen zijn niet doorlopend in werkelijke dienst, maar, evenals reservisten,
in de regel in het genot van verlof.
4. Burgerambtenaren (bijvoorbeeld geestelijke verzorgers)
Het verschil tussen beroepsmilitairen en reservisten is dat een reservist niet, zoals een beroepsmilitair,
doorlopend in werkelijke dienst is. Hij is daarentegen in de regel in het genot van groot verlof. Art. 12l
MAW geeft aan dat reserve-militairen voor werkelijke dienst kunnen worden opgeroepen:
- voor de gevallen waarin en voor zo lang als zij daartoe bij hun aanstelling een verplichting
op zich hebben genomen;
- in geval van buitengewone omstandigheden zolang dit vanwege die buitengewone
omstandigheden nodig wordt geoordeeld.
2.3 Militairen in de zin van artikel 60 WvMs
2.3.1 Beroepsmilitairen, reservisten en dienstplichtigen
Het militaire strafrecht is in de eerste plaats van toepassing op militairen. Wie onder militairen worden
verstaan, valt te lezen in art. 60 WvMS. Dit artikel noemt drie categorieën personen:
1. zij wier vrijwillig dienstverband tot doorlopende werkelijke dienst verplicht;
Hieronder vallen alle beroepsmilitairen. Beroepsmilitairen bezitten de hoedanigheid van militair (in de
zin van art. 60 WvMS) tijdens de gehele duur van hun dienstverband, vanaf het tijdstip van aanstelling
tot aan het tijdstip van ontslag. Zij bezitten de hoedanigheid van militair dus ook gedurende de tijd dat
zij met toepassing van art. 12c MAW op non-activiteit zijn gesteld, of in het genot zijn van
buitengewoon verlof van lange duur als bedoeld in art. 87 AMAR.
2. alle andere vrijwilligers;
Hieronder vallen zij die deel uitmaken van het reservepersoneel van de krijgsmacht (reservisten).
Ingevolge art. 60 WvMS bezitten reservisten slechts de hoedanigheid van militair zo vaak en zolang
zij in werkelijke dienst zijn, alsmede wanneer zij, buiten werkelijke dienst, een der feiten plegen,
omschreven in art. 109 en 110 WvMS. Deze artikelen stellen strafbaar het opzettelijk
onderscheidenlijk culpoos niet voldoen aan een wettige oproep voor de werkelijke dienst.
3. de dienstplichtigen
Onder ‘de dienstplichtigen’ in art. 60 WvMS vallen niet alleen Nederlandse, maar ook dienstplichtigen
van de andere landen. Ook dienstplichtigen bezitten slechts de hoedanigheid van militair zo vaak en
zolang zij in werkelijke dienst zijn, alsmede wanneer zij, buiten werkelijke dienst, een der feiten
plegen, omschreven in art. 109 en 110 WvMS.
2.3.2 In werkelijke dienst
Reservisten en dienstplichtigen bezitten de hoedanigheid van militair, zo vaak en zolang zij in
werkelijke dienst zijn. Wanneer een reservist of een dienstplichtige wordt geacht in werkelijke dienst
te zijn, valt te lezen in art. 62 WvMS.
Reservisten en dienstplichtigen worden eveneens geacht in werkelijke dienst te zijn: zolang zij
uniformkleding dragen (zie artikel 62 lid 4). Dit geldt ook indien en zolang zij onbevoegdelijk
uniformkleding dragen of wanneer hij op dat moment geen dienstreden had. Met een uniform trek je
ook de status van militair aan en ben je dus militair.
Op een reservist of een dienstplichtige in het genot van groot verlof, die zich in uniform kleedt en
vervolgens een strafbaar feit begaat, is het militaire strafrecht van toepassing. Dit geldt, gelet op de
aanhef van art. 62 WvMS, niet voor:
- een gewezen reservist of een gewezen dienstplichtige die in uniform gekleed gaat.
, - een gewezen beroepsmilitair die op grond van de (op art. 12f MAW steunende) Regeling
statusvoorrechten gewezen militairen bevoegdelijk in uniform gekleed gaat.
Art. 61 WvMS schept een rechtsvermoeden: hij die feitelijk bij de krijgsmacht dient, wordt van
rechtswege als militair aangemerkt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat hij niet onder een van de
bepalingen van art. 60 WvMS valt.
Het artikel is opgenomen omdat, zonder het artikel, steeds bewezen zou moeten worden dat
een verdachte, ook indien hij feitelijk onder de wapenen verblijft, militair is in de zin van art.
60 WvMS. Dit kan onder bepaalde omstandigheden bezwaarlijk zijn.
2.3.3 Het niet voldoen aan een wettige oproep
Reservisten en dienstplichtigen bezitten niet alleen de hoedanigheid van militair zo vaak en zolang zij
in werkelijke dienst zijn, maar ook wanneer zij, buiten werkelijke dienst, een van de feiten plegen,
omschreven in art. 109 en 110 WvMS. Deze artikelen stellen strafbaar het niet voldoen aan een
wettige oproep voor de werkelijke dienst.
Een oproep is wettig wanneer zij steunt op de Militaire Ambtenarenwet 1931 en in
overeenstemming is met art. 12l MAW.
De strafbare feiten in art. 109 en 110 WvMS, zijn ‘aflopende’ delicten: een reservist of een
dienstplichtige in het genot van groot verlof, die niet aan een wettige oproeping voldoet,
slechts op het ogenblik van het plegen van het strafbare feit de hoedanigheid van militair bezit.
2.4 Gewezen militairen
Ingevolge art. 63 WvMS worden onder militairen mede begrepen de tot enige militaire dienst gebruikt
wordende gewezen militairen. Ook op deze gewezen militairen is dus, zolang zij tot enige militaire
dienst worden gebruikt, het militaire straf- en tuchtrecht van toepassing.
Bijvoorbeeld oud-militairen die opnieuw militaire dienst verrichten of officieren die als
militair lid zitting hebben in de meervoudige kamer van de rechtbank.
2.5 Krijgsgevangenen (buitenlandse)
Het militaire strafrecht is ook van toepassing op vreemde krijgsgevangenen en geïnterneerde
personen die ingevolge het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen
als krijgsgevangenen dienen te worden behandeld.
Wie krijgsgevangenen zijn valt te lezen in art. 4 onder A, B en C Verdrag van Genève
betreffende de behandeling van krijgsgevangenen.
Wie niet onder de beschrijving van artikel 4 valt, valt dus ook niet onder het militaire
strafrecht (bijvoorbeeld terroristen of huurlingen).
Art. 65 WvMS stelt hen ten aanzien van door hen (en dus niet tegen hen) begane strafbare feiten
(een aantal militaire delicten uitgezonderd) met Nederlandse militairen gelijk.
De gelijkstelling met Nederlandse militairen geldt, zoals in de eerste volzin van art. 65 WvMS
valt te lezen, ‘met in achtneming van de door hen beklede rang. Omdat de in art. 65 WvMS
geregelde gelijkstelling slechts geldt voor door (en niet voor tegen) vreemde militairen begane
strafbare feiten, kan een Nederlandse militair geen insubordinatie plegen tegen een vreemde
militair, ook al heeft deze vreemde militair een hogere rang.
Zie ook de tweede volzin van artikel 65 WvMs.
Art. 65 WvMS begrijpt onder krijgsgevangenen mede ‘degenen die onder belofte of
voorwaarde zijn vrijgelaten.
2.6 Vreemde militairen (buitenlandse militairen)