Hoofdstuk 1 Van gewesten naar eenheidsstaat (tot 1848)
Paragraaf 1.1 Groeiende vrijheid (middeleeuwen – 18 e eeuw)
Steden en staten
In de vroege Middeleeuwen waren de steden vrijwel verdwenen. Geestelijken en edelen
heersten over de horige boeren. In de late Middeleeuwen ontstonden er weer steden. Deze
kregen stadsrechten, waardoor ze zichzelf konden besturen.
Ook ontstonden er staten. In de vroege Middeleeuwen waren koningen erg afhankelijk van
hun vazallen. In de late Middeleeuwen was er meer sprake van centralisatie. Koningen
betaalden hun bestuur met geld dat ze kregen van de stedelijke burgerij, in ruil voor allerlei
stadsrechten. Koningen riepen een Staten-Generaal of parlement bijeen, een
vertegenwoordiging met alle drie de standen. (geestelijkheid, adel, burgerij)
De Nederlanden
In de Middeleeuwen waren NL en BE 17 zelfstandige gewesten. De gewesten werden
geregeerd door een graaf, hertog of bisschop.
Vanaf 1428 kreeg de hertog van Bourgondië, Filips de Goede, de meeste Nederlandse
gewesten in handen. Bij het bestuur werd hij in elk gewest geholpen door de Staten, een
vergadering van vertegenwoordigers van 3 standen uit het gewest.
1464 Filips roept eerste Nederlandse Staten-Generaal bijeen, met Statenleden uit alle
gewesten die hij bestuurt.
Bourgondische vorsten probeerden wetten door te voeren die overal golden. Dit werd
overgenomen door de Habsburgse vorst, Karel V, die de gewesten erfde na het uitsterven
van het Bourgondische huis.
1531 Karel V stelt Raad van State in, adviseert over alle belangrijke zaken in NL
De Nederlandse Opstand
Karels zoon Filips II probeerde de rechten van gewesten nog meer te verminderen. Dit
zorgde voor veel verzet. Het verlangen om middeleeuwse privileges te houden was een grote
oorzaak voor de Nederlandse Opstand. Rond 1565 kwam er ook veel protest tegen de
godsdienstdwang. Filips en Karel hadden het calvinisme verboden, maar calvinisten hielden
allerlei hagenpreken. Maar vanaf 1568 trad de meedogenloze Alva op tegen calvinisten en
mensen die hen hun gang lieten gaan.
De Opstand die in 1568 uitbrak werd geleid door Willem van Oranje, stadhouder. In 1572
veroverden ze Holland en Zeeland. In 1579 sloten ze een militair bondgenootschap, Unie van
Utrecht. In 1581 zwoeren ze Filips II officieel af als koning en in 1588 gingen ze verder als een
onafhankelijke staat: Republiek der Verenigde Nederlanden.
Regenten
In de 17de eeuw van Republiek het welvarendste land van Europa. Ze hadden oude en nieuwe
dingen. Oud was dat de middeleeuwse rechten nog steeds heersten in steden en gewesten.
Platteland had andere rechten dan stad en adel had nog steeds speciale voorrechten. Van
gilden en schutterijen was weinig over. Hoge families leverden regenten uit. Zij bestuurden
de stad, het gewest.
, De Republiek
Nieuw was dat er geen vorst was. Gewesten werden bestuurd door de Staten,
vertegenwoordigd door alle 3 de standen. Zaken als defensie en buitenlandse politiek
werden in de Staten-Generaal besproken. Besluiten werden pas genomen als alle gewesten
het ermee eens waren, hierdoor kreeg je vaak lange discussies. Stadhouder was geen
plaatsvervanger van de koning meer, maar de hoogste dienaar van de gewesten.
Vrijheid
Modern in NL was de gewetensvrijheid. Bij vorming van Utrecht werd afgesproken dat de
overheid geen onderdaan tot een bepaald geloof mocht dwingen. In de Republiek bleef deze
gewetensvrijheid bestaan, maar niet alle geloven hadden gelijke rechten. Alleen calvinisten
mochten de overheid in, de katholieke kerk was verboden, wel mochten ze het geloven.
Verder was er veel vrijheid in druk van boeken, vrouwen waren nauwelijks onder de man. In
Holland overheerste de rijke burgerij.
Absolutisme
In 17e en 18e eeuw was NL een van de weinige republieken. Andere landen met vorsten
wilden zo veel mogelijk macht en zo min mogelijk afhankelijkheid: absolute macht. Het
grootste voorbeeld hiervan is Lodewijk de XIV uit FR. GB zag hem als voorbeeld, maar
verloren de strijd tegen het parlement. De NL stadhouder Willem III werd daar koning. Hij
beloofde het parlement te respecteren en stichtte de eerste constitutionele monarchie.
Paragraaf 1.2 De democratie revolutie (1781 – 1813)
De verlichting
In de middeleeuwen dacht men dat God alles bepaalde. Tijdens de 18 e eeuw, tijdens de
verlichting, gingen mensen hier anders over denken. Ze geloofden niet langer dat God alles
bepaalde en alles voor het zeggen had, maar dat mensen van nature vrij en gelijk zijn.
Verlichte mensen dachten dat de maatschappij met redelijkheid verbeterd kon worden =
rationeel optimisme. Ook ontstond het verlicht absolutisme. Zo probeerden vorsten van
Pruisen, Rusland en Oostenrijk het volk gelukkiger te worden. Er was tijdens de Verlichting
vooral kritiek op het ancien régime, waarbij vorst en niet-gekozen regenten de macht
hadden.
Democratische revoluties
Verlichting was oorzaak van democratische revoluties die eind 18e eeuw uitbraken.
Democraten gingen uit van volkssoevereiniteit: hoogste macht komt niet van God, maar van
het volk. Er moest een grondwet komen, met regels en grondrechten.
De eerste democratische revolutie was in VS , zij verklaarden zich in 1776 onafhankelijk. In
1789 brak de Franse Revolutie uit, die zich verspreidde door Europa. In 1799 kwam er in FR
een eind aan de revolutie, toen Napoleon de macht greep, einde democratie, begin dictatuur
, Politieke ideeën
In NL werden verlichtingsideeën populair vanaf 1760. Overal werd er over gediscussieerd.
Verlichte populaire politieke denkers in NL waren John Locke en Charles de Montesquieu.
Locke had een tijd in NL gewoond, om te ontsnappen aan vervolgingen in zijn eigen land. Hij
vond dat de regering niet op Gods wil gebaseerd is, maar op een contract met samenleving.
Mensen hebben natuurlijke rechten, recht op leven, vrijheid en bezit. Er wordt een regering
gemaakt die IEDEREEN moet respecteren, anders mag het volk in opstand komen.
Montesquieu werd bekend door de trias politica. Je hebt 3 soorten macht: wetgevende
macht, uitvoerende macht en rechterlijke macht. Zij controleren elkaar. Montesquieu en
Locke waren geen democraten. De belangrijkste democratische denker was Jean Jacques
Rousseau. Hij zei da de in een perfecte staat de mensen een contract met elkaar sluiten,
waarbij ze een vergadering kiezen waaraan ze de macht overdragen. Die moet de ‘algemene
wil’ uitvoeren. Rousseau werd in NL amper gelezen.
Het verval van de Republiek
In NL werden democratische opvattingen pas populair n a1780, na de Amerikaanse revolutie.
Amerikanen bewezen dat volkssoevereiniteit ook in de praktijk kon. Democratische ideeën
kregen ook aanhang doordat Republiek oorlog had met GB. In 1780 verklaarde GB oorlog,
omdat Republiek Amerikaanse opstandelingen steunden. Republiek ging erg achteruit.
Aan het volk van Nederland
Een pamflet dat verscheen rond 1781 kreeg veel aandacht. Schrijver van der Capellen tot den
Pol schreef dat republiek in verval geraakt was. Hij noemde Willem V een tiran en gaf hem de
schuld van de achteruitgang. Aan het volk schreef hij om in verzet te komen.
De patriotten
Het pamflet gaf aanzet tot een democratische burgerbeweging. De patriotten wilden dat
bestuurders werden gekozen. Ze waren vooral tegen Willem V. Soms grepen ze de macht
met hulp van regenten. Bijv in 1786, in Utrecht, 100en gewapende patriotten verjoegen de
regenten uit het stadhuis. Willem V vluchtte naar Nijmegen. Zijn vrouw Wilhelmina wilde
terug naar Den Haag, maar werd tegengehouden door haar broer, koning van Pruisen. Hij
verjoeg de patriotten naar Frankrijk.
De Bataafse Republiek
In 1795 keerden patriotten terug met het Franse leger en vond de Bataafse revolutie plaats.
Stadhouder vluchtte naar GB. Bevolking was heel blij. Nieuwe machthebbers gebruikten:
vrijheid, gelijkheid, broederschap en iedereen was staatsburger met dezelfde
mensenrechten. Iedereen was gelijk en er was godsdienstvrijheid. Katholieken, joden en
protestanten waren ook gelijk. 1796 werd een Nationale Vergadering gekozen. Het ging
moeizaam. Moest de Republiek een eenheidsstaat worden? Of nog zelfstandige gewesten?
In 1798 wisten ze het nog niet, toen parlementariërs met hulp van het Franse leger de macht
grepen. Zij maakten de eerste grondwet, hierdoor werd NL een rechtsstaat en eenheidsstaat.
Geen gewesten meer, er kwam algemeen mannenkiesrecht. Volksvertegenwoordiging had
hoogste macht.