Hoofdstuk 1; wat zijn drugs en hoe werken ze
Drugs zijn stoffen die het normale functioneren van ons centrale zenuwstelsel beïnvloeden. Ze
veranderen de manier waarop de zenuwen en hersenen werken, zodat iemand zich door drugs blij en
actief kan voelen. Er wordt gesproken van drugs als de invloed door de gebruiker gezocht wordt en
niet voor medische doeleinden. Naar aanleiding hiervan kan de volgende definitie over drugs
geformuleerd worden:
- Drugs zijn stoffen die het functioneren van het centrale zenuwstelstel veranderen en die
gebuikt worden met het doel het bewustzijn te veranderen zonder dat daarvoor een
medische indicatie voor is.
De meeste drugs hebben een plantaardige oorsprong. In de twintigste eeuw is het gelukt om de
werkzame stoffen uit planten te isoleren. Hierdoor konden sommige stoffen geheel in een
laboratorium gemaakt worden, zoals psilocybine, methadon en barbituraten.
Designerdrugs kleine aanpassingen in bestaande drugs om nieuwe drugs te maken.
Voordeel van chemisch geproduceerde drugs is dat de hoeveelheid makkelijk te doseren is in de
drugs, in tegenstelling tot plantaardige drugs.
Er zijn 3 soorten drugs als ze worden ingedeeld op het effect dat ze
veroorzaken op het bewustzijn:
- Verdovende middelen deze maken iemand rustig, blij en
verminderen angst. Bij kleine hoeveelheden raakt iemand
niet ‘verdoofd’ maar juist fitter. De drugs verdoven
gevoelens van vermoeidheid en geremdheid. Verdovende
middelen zijn stoffen als alcohol, opium, morfine, heroïne,
slaap, - en kalmeringsmiddelen.
- Stimulerende middelen deze middelen maken iemand
energiek, alert en opgewekt. Zelfvertrouwen neemt toe en gebruiker denkt de hele wereld
aan te kunnen. Tot stimulerende middelen behoren stoffen als nicotine, cafeïne, cocaïne,
amfetamine en xtc.
- Middelen die de zintuigelijke ervaring veranderen bij deze middelen gaat het om stoffen
die ervoor zorgen dat de omgeving anders wordt weergegeven dan normaal. Het kan een
magische ervaring zijn. Zintuigelijke veranderingen lopen in elkaar over waardoor iemand
iets als een raar geluid hoort, in plaats van het te zien. De tijd gaat langzaam of staat stil,
ruimtes worden groter of kleiner. De stoffen die dit teweeg kunnen brengen zijn lsd,
psilocybine bevattende paddo’s, sommige cactussoorten en allerlei planten uit het tropisch
regenwoud.
Deze indeling gaat echter niet helemaal op, sommige drugs veroorzaken verschillende effecten
tegelijk en is dosisafhankelijk. Hasj en wiet bijvoorbeeld zorgen voor een ontspannen effect, maar in
hogere dosering kan het voor tripeffecten zorgen. Effecten zijn ook afhankelijk van set (persoonlijke
conditie gebruiker) en setting (omgeving).
Het blijkt ook zo te zijn dat mensen van bepaalde gedragingen in een roes kunnen raken,
bijvoorbeeld door lang te dansen of lange tijd hard te lopen. Hierbij worden stoffen in de hersenen
gemaakt die lijken op heroïne. Deze natuurlijke roes is veel minder riskant. Toch blijkt dat er
sommige gedragingenzijn die een even ernstige verslaving kan oproepen als bij alcohol en drugs. Het
gaat hier om gedragingen als gokken, gamen en internetten. Deze gedragingen werken mogelijk op
dezelfde manier op de hersenen als alcohol en drugs en zijn daarmee ook verslavend.
,De stoffen die we nu als drugs beschouwden hebben in de loop van de geschiedenis verschillende
functies gehad
- Gebruik van drugs bij religie deze drugs zijn plantaardige drugs met meestal een
bewustzijn veranderend effect. In het kader van religie worden ze ‘entheogene’ (het
goddelijke in jezelf realiserende) drugs genoemd. Deze drugs werden gebruikt om in contact
te komen met goden of om het inzicht in bepaalde problemen te vergroten. De priester
bereidde deze stoffen en in trance bezocht hij de bovennatuurlijke wereld. Door gezamenlijk
te zingen en te dansen werden de ervaringen intenser. Door regels werd voorkomend dat de
drugs misbruikt werd.
- Gebruik van drugs als medicijn de stoffen die nu als drugs worden gebruik, zijn in het
verleden gebruikt als medicijn. Zoals cannabis vroeger werd gebruikt als medicijn en heroïne
als middel tegen diarree en hoest. Op dit moment wordt cannabis gebruikt als middel tegen
misselijkheid van chemotherapie en als middel om de eetlust te stimuleren. Morfine helpt
tegen de pijn en cocaïne wordt gebruikt als plaatselijke verdoving.
- Gebruik als voedsel of om prestaties te verhogen drugs kan als voedsel worden gebruikt,
in arme landen kauwen boeren op cocabladeren tegen de honger. Alcohol levert calorieën
op, maar bevat geen nuttige voedingsstoffen. In de middeleeuwen werd bier gedronken als
vervanger van verontreinigd water. Drugs kunnen ook als prestatie verbeterend middel
gebruikt worden. In Japan kregen fabrieksmedewerkers een tijd lang amfetamine om de
productie te verhogen en ook in de tweede wereldoorlog kregen piloten amfetamine.
Wanneer tijdens sport drugs gebruikt wordt spreken we van doping.
- Gebruik van drugs als genotsmiddel als laatst kan drugs gebruikt worden als
genotsmiddel. Hierbij is sprake van recreatief gebruik. Gebruik hiervan is om de smaak, er
even tussenuit te zijn, voor de gezelligheid of om wat makkelijker te kunnen praten. Soms wil
de gebruiker in een roes raken en het gebruik is leuk.
Er zijn verschillende redenen om drugs te gebruiken. Nieuwsgierigheid leidt in de meeste gevallen
wel tot gebruik, maar is vaak een eenmalig experiment. Redenen om door te gaan met het gebruik
zijn de belonende effecten die de drugs teweeg brengen. Mensen kunnen gebruiken om positieve en
negatieve redenen.
Positieve redenen om de effecten van drugs op zich (boven de stippellijn).
Negatieve redenen om lekkerder in je vel te zitten, om te kunnen slapen, als kalmering. Gebruik
om negatieve redenen is vaak riskanter dan gebruik om positieve redenen. Bij negatieve redenen
wordt snel, vaak en veel gebruikt met verslaving op de loer (onder de stippellijn).
Omgevingsfactoren en persoonlijke factoren zijn bij het beginnen met drugs erg belangrijk. Bij
doorgaan met gebruik worden persoonlijke factoren steeds belangrijker.
De meeste mensen gebruiken drugs als recreatie of uit gewoonte. Een kleine groep
gebruik excessief of is verslaafd. Er zijn 5 soorten gebruikers te onderscheiden:
- De experimentele gebruiker hij is in eerste plaats nieuwsgierig naar het
effect. Hij wil de effecten ervaren. Het gebruikt blijft beperkt tot maximaal
enkele keren en in het gebruik zit geen patroon.
- De recreatieve gebruiker hij weet wat de effecten zijn van drugs. Deze
gebruiker wil het effect doelbewust ervaren. In dit gebruik zit nog geen
patroon en heeft geen negatieve gevolgen voor het leven van de gebruiker
- De gewoontegebruiker hij gebruikt volgens een vast patroon. Hij heeft
controle maar er begint een verlangen naar de drugs te ontstaan als hij van
het patroon afwijkt. Dit verlangen kan makkelijk onderdrukt worden. Ook dit
gebruik heeft geen negatieve gevolgen op zijn leven.
, - De excessieve gebruiker hij gebruikt veel en regelmatig. Gebruik heeft invloed op school,
werk, relaties en gezondheid. Ondanks deze negatieve consequenties gaat hij door met
gebruik. Duidelijk verlangend naar de drugs.
- De verslaafde gebruiker hij verlangt naar het gebruik en kan hier geen weerstand tegen
bieden. Het gebruik roept problemen op, ondanks deze problemen gaat hij door met gebruik.
Gebruik neemt steeds meer tijd in beslag en gaat zijn leven overheersen.
Om de hersenen te bereiken moeten de drugs eerst in de bloedbaan terecht komen. De snelheid
waarmee de drugs de hersenen bereiken bepaalt het verslavende effect. Deze snelheid hangt ook af
of de drugs eerst in de grote, of de kleine bloedsomloop terecht komen. De grote bloedsomloop
voorziet alle organen van zuurstof. De kleine bloedsomloop haalt zuurstof op in de longen. De duur
van de totale bloedsomloop is ongeveer 1 minuut. Drugs kunnen op verschillende manieren in het
bloed komen:
- Eten, drinken of slikken deze drugs komen in de maag terecht, via de darmen komen ze in
de lever. Hier wordt het eerste deel afgebroken (first-pass effect). Via het hart komt het eerst
nog in de kleine bloedsomloop en daarna pas in de grote. In de regel komen de effecten bij
eten, drinken of slikken na twintig tot dertig minuten op gang.
- Roken/inhaleren drugs als tabak, cannabis, heroïne en basecoke kunnen
gerookt/geïnhaleerd worden. Deze stoffen komen via de longblaasjes in de kleine
bloedsomloop terecht en daarna naar de grote. Deze effecten kunnen al na 7 tot 10 minuten
optreden.
- Spuiten hier worden drugs direct in de bloedbaan gespoten. Hierbij treed een intense
flash op doordat gebruiker de hele dosis in 1x neemt. Hierbij is het risico op een overdosis
groot en kunnen er allerlei onzuiverheden in de bloedbaan terecht komen. Maag, darmen en
lever hoeven niet eerst gepasseerd te worden, de effecten treden na 15 tot 20 seconde op.
Spuiten in en spier of direct onder de huid heeft effect na 3 tot 5 minuten.
- Snuiven drugs dat wordt gesnoven lost op in het neusslijmvlies, hierna komt het in de
bloedbaan. Eerst naar de kleine en dan via de grote naar de hersenen. Ook hier hoeft de
drugs niet eerst de darmen en lever voorbij. De effecten treden na enkele minuten op.
- Absorberen via de huid hierbij spreken we van transdermale pleisters etc. De drugs
worden over een lange tijd gelijkmatig afgegeven. De effecten treden pas na lange tijd op, 1
tot 2 dagen.
Eenmaal in de bloedbaan bereiken de drugsmoleculen elk orgaan/weefsel. Hier worden ze
genegeerd of opgeslagen, afgebroken of ze beïnvloeden de werking van het orgaan. De effecten van
alcohol en drugs zijn afhankelijk van de hoeveelheid bloed wat iemand heeft. Bij weinig bloed zijn de
effecten sterker. Het bloed met drugs stroomt naar alle organen, zo ook de hersenen. De hersenen
zijn erg kwetsbaar en moeten goed beschermd worden. De wanden van de bloedvaten hebben hier
dan ook een dubbelwandige laag welke maar bepaalde stoffen door laat. Deze wand wordt de bloed-
hersenbarrière genoemd. Alcohol en drugs kunnen hier wel doorheen.
Vanuit de hersenen komen de drugs ook weer in de bloedbaan terecht en worden ze vervolgens door
de lever afgebroken. Bij elke drug gaat de afbraak anders, maar meestal wordt de drug afgebroken
tot een bepaalde stof die vervolgens weer afgebroken in andere stoffen, net zo lang tot het door de
nieren of via de longen uitgescheiden kan worden. Factoren die van invloed zijn op de
afbraaksnelheid zijn
- Leeftijd de productie van enzymen in de lever die alcohol en drugs moeten afbreken
neemt af naarmate je ouder wordt
- Etniciteit Aziaten breken bijvoorbeeld alcohol slechter af dan blanken waardoor zij eerder
last hebben van een kater
- Gezondheid bij een zieke lever zal de afbraak minder goed zijn
, - Sekse vrouwen hebben sneller een hoger promillage dan mannen
Halfwaardetijd de tijd die het lichaam nodig heeft om de concentratie van een stof in het bloed
met de helft te verminderen. Cocaïne is bijvoorbeeld een uur, xtc 8 uur, heroïne enkele minuten.
Heroïne wordt afgebroken in morfine, morfine heeft een halfwaardetijd van 2 uur.
Uitscheiding van de overgebleven stoffen gaat via de nieren, longen en transpireren. De nieren zijn
grote zuiveringsinstallaties. De zuivering vind plaatst door de nefronen, door de druk wordt vocht
met afvalstoffen naar buiten gedrukt. Nuttige stoffen kunnen in de afvoerbuis eventueel nog
teruggehaald worden. Hier komen de urinetesten op drugs ook vandaan. De urine wordt getest op
afbraakstoffen. Bij de meeste drugs kan twee tot vier dagen later nog aangetoond worden dat dit is
gebruikt. Alleen GHB is korter met 12 uur.
Het zenuwstelsel bestaat uit een centraal en perifeer zenuwstelsel. Het perifere zenuwstelsel neemt
iets waar en geeft dit dan door aan het centrale zenuwstelsel. Deze interpreteert het signaal en zendt
vervolgens een reactie naar de benodigde spieren. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit een
willekeurig en autonoom deel. Het willekeurige zenuwstelsel wordt aangestuurd door de wil, we
hebben hier controle op. Het autonome zenuwstelsel regelt functies waar we geen controle op
hebben zoals het hart, klieren, spijsvertering en ademhaling. Het autonome zenuwstelsel bestaat uit
een sympathisch en parasympatisch deel. Het sympathische deel zorgt ervoor dat het lichaam goed
reageert op stress en dreiging, regulatie van de hartslag, luchtwegen die uitzetten en spieren die
spannen. Het parasympatisch deel zorgt dat het lichaam weer in de ruststand terugkeert. Cocaïne en
amfetamine stimuleren het sympathische deel, heroïne het parasympatisch.
De hersenstam ligt tussen het ruggenmerg en de hersenen. Hieruit worden vitale functies bestuurd.
Hier liggen ook de middenhersenen, zij zijn betrokken bij onbewust instinctief gedrag, emoties en
stemming. Een belangrijk onderdeel van de middenhersenen is het beloningscentrum. Dit zorgt
ervoor dat bepaalde gedragingen met een prettig gevoel beloond worden. Doordat het gedrag met
een prettig gevoel beloond wordt is de kans groot dat dit gedrag zich herhaalt. Ook alcohol en drugs
zijn in staat om het beloningscentrum te prikkelen. Bij het ontstaan van een verslaving speelt het
beloningscentrum dan ook een grote rol. Iemand met een slecht functionerend beloningscentrum
zal extra gevoelig zijn voor het ontstaan van een verslaving. Onder normale omstandigheden krijgt hij
namelijk geen/nooit ‘beloning’ terwijl als hij drugs gebruikt dit wel gebeurt. Bij langdurig gebruik zal
het beloningscentrum op den duur ook minder goed functioneren. Ook het geheugen speelt een rol,
het positieve gevoel na gebruik wordt opgeslagen in de hersenen met sterke herinnering. Deze
herinnering kan later een sterk gevoel van craving (hunkering) opwekken. Tot slot spelen de nieuwe
hersenen een rol, deze vormen het rationele deel van de hersenen. De taak van de nieuwe hersenen
is het conflict tussen verlangens en rationele overwegingen in goede banen te leiden. Bij verslaafden
werkt dit deel van de hersenen minder goed.
Alcohol en drugs verstoren de prikkeloverdracht tussen zenuwen. Zij veranderen de werking van
neurotransmitters en grijpen in op het systeem van prikkeloverdracht, wat leidt tot een andere
prikkeloverdracht dan normaal. Hierdoor wordt het beloningscentrum extra geprikkeld en
veranderen allerlei lichamelijke processen. Drugs kunnen de neurotransmissie op de volgende
manieren beïnvloeden:
- De afgifte van neurotransmitters stimuleren drugs dringt de axonuiteinde binnen en
duwen de neurotransmitters naar buiten
- De werking van neurotransmitter imiteren drugs bezetten de receptor en geven dezelfde
signalen af als de neurotransmitter. Zo kunnen ze ook de receptor blokkeren.