Renske , Verpleegkundige als Communicator
DE VERPLEEGKUNDIGE ALS
COMMUNICATOR
HOOFDSTUK 1 COMMUNICATIE
Referentiekader: dit bestaat onder meer uit onze normen, waarden, kennis en ervaring.
Doel van hoofdstuk 1:
- Kennis heeft van het begrip communicatie;
- Kenmerken aan kan geven van professionele communicatie;
- Inzicht heeft in hoe het eigen referentiekader een rol speelt in de communicatie met de patiënt;
- Inzicht heeft invalkuilen die er bestaan ten aanzien van het interpreteren, waardoor de communicatie wordt
bemoeilijkt.
Communicatie:
is de uitwisseling van symbolische informatie die plaatsvindt tussen mensen die zich van elkaars aanwezigheid
bewust zijn. Deze informatie wordt deels bewust, deels onbewust, ontvangen en geïnterpreteerd.
Symbolische informatie: verbale en non verbale communicatie;
Verbale communicatie: de gesprekstof;
Non-verbale communicatie: communicatie doormiddel van lichaamstaal;
Vormen van lichaamstaal:
Lichaamshouding: met lichaamshouding kunnen basisemoties uitgedrukt worden, zoals angst, spanning,
een ‘ik ben de baas houding’.
Bewegingen: kunnen de verbale communicatie ondersteunen, ze houden zowel de aandacht van
de luisteraar als van de spreker vast.
Mimiek: wat andere aan je gezicht kunnen zien.
In een gesprek met twee personen zijn beide personen zowel zender als ontvanger. De boodschap van de
zender wordt bepaald door wat hij wil zeggen en zijn gedachten en gevoelens daarover, welke gebaseerd zijn
op zijn waarneming en zijn persoonlijke belevingswereld. De ontvanger neemt de uitgezonden signalen waar,
vormt vanuit zijn specifieke belevingswereld zijn gedachten en gevoelens daarover en stuurt op basis daarvan
zijn boodschap, nu in de rol van de zender.
Of signalen tot ons doordringen en dus leiden tot communicatie is afhankelijk van of en welke betekenis ze
voor ons hebben, dus van ons referentiekader. De verpleegkundige die beroepsmatig met de patiënt kan
communiceren, is alert op de verbale en non-verbale signalen die de patiënt uitzendt. Als deze signalen zich op
het somatische vlak (ouderdom) bevinden, zal de verpleegkundige, die immers deskundig is, bepalen welke
interventies er nodig zijn. Deze interventies kunnen verschillen van het rapporteren in het patiëntendossier tot
direct een dienstdoende arts bellen.
Professionele communicatie: (van de verpleegkundige) is gericht op het bevorderen van gezondheid, herstel,
en ontwikkeling, en het voorkomen van ziekte, aandoeningen of beperking bij patiënt.
Professionele communicatie: is de communicatie gericht op het realiseren van een duidelijk doel, gericht op
zaken die gerelateerd zijn aan de gezondheidsproblematiek of behandeling.
Vriendschappelijke communicatie: is er geen sprake van een doel. De gevoelens die je voor elkaar hebt, staan
centraal in de communicatie. Het is belangrijk dat beide partijen tot hun recht komen wat betreft het
uitwisselen van gedachten en gevoelens.
Waarde: datgeen wat belangrijk voor iemand is, gebaseerd op persoonlijke ervaringen en op opvoeding.
Norm: een regel, een maatstaf, wat hoort wel en wat hoort niet, geeft aan hoe je behoort te gedragen.
, Renske , Verpleegkundige als Communicator
Verpleegkundige geven aan dat ze voldaan naar huis gaan als ze:
- Een patiënt echt hebt kunnen helpen
- Leuk hebben samengewerkt met collega’s
- Voldoende aandacht hebben kunnen besteden aan de medisch-technische kant van het werk.
Overdracht is het overbrengen van gevoelens en verwachtingen op anderen. Als de patiënt gevoelens en
verwachtingen overbrengt, noem je dat overdracht. Als de verpleegkundige gevoelens en verwachtingen
overbreng, noem je dat tegenoverdracht. De overdracht van de hulpverlener wordt tegenoverdracht genoemd
omdat het vaak een reactie is op de overdracht van de patiënt.
Valkuilen:
- Stereotiep gedrag;
- Eerste indruk;
- Ad-hoc-hypothesen;
- Halo- en horneffect.
Stereotiep gedrag:
Mensen worden op basis van overeenkomsten in een hokje gestopt zonder dat daarbij gekeken wordt naar de
individuele eigenschappen.
Eerste indruk:
Wordt bepaald door hoe iemand zich presenteert: zijn houding, zijn stem, zijn kleding. Is het eerste contact met
de patiënt moeizaam verlopen, hetzij door gespannenheid oor de kan van de patiënt, het zij door drukte vanuit
jou kant, dan kan dit doorwerken in de daaropvolgende contacten.
Ad-hoc-hypothesen: als we het verhaal omtrent de patiënt verzinnen op basis van een enkele waarneming.
Halo- en Horn effect:
Als je een positief beeld hebt van iemand of als je iemand sympathiek vindt. Wat deze persoon verder ook zegt
of doet, je zult dit altijd positief duiden en waarderen.
Het rekening houden met persoonlijke factoren heeft veel te maken met de wijze waarop de verpleegkundige
haar vragen stelt en met haar attitude, zoals het tonen van aandacht gevend gedrag.
Problemen met betrekking tot het aansluiten bij het referentiekader van de patiënt doen zich bijv. voor als er
sprake is van:
- Cultuurverschil;
- Onervarenheid van de patiënt;
- Ervarenheid bij de patiënt;
- Een andere werkelijkheidsbeleving, zoals bij psychiatrische patiënten of bij kinderen.
Onervarenheid: lang niet iedere patiënt kan bijv. aangeven wat zijn beleving van zijn gezondheidsproblematiek
is en wat dit voor hem betekent.
Ervarenheid: soms kan er bij patiënten die al geruime tijd in een gezondheidszorginstelling verblijven, sprake
zijn van hospitalisatie: aangepast gedrag vertonen dat weinig tot niet overeenkomt met de innerlijke
gesteldheid, ten gevolge van langdurige en/of intensieve behandeling in een gezondheidszorginstelling.
Indien het referentie kader (is het geheel van je persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en
ervaringen, dat van invloed is op de subjectieve waarneming van gebeurtenissen en verschijnselen) van de
patiënt en dat van jou met elkaar overeenkomen en je het je voor kunt stellen hoe de patiënt zijn situatie
ervaart, zal de verdere begeleiding doorgaans weinig problemen opleveren. Dit wil niet zeggen dat begeleiden
dan gemakkelijk is en/of dat de situatie van deze patiënt je niet raakt. Als het referentiekader van de patiënt