100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Aantekeningen hoorcolleges Diagnostiek €4,99   In winkelwagen

College aantekeningen

Aantekeningen hoorcolleges Diagnostiek

2 beoordelingen
 92 keer bekeken  3 keer verkocht

Aantekeningen van de hoorcolleges van Diagnostiek van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen

Voorbeeld 4 van de 31  pagina's

  • 15 april 2019
  • 31
  • 2018/2019
  • College aantekeningen
  • Onbekend
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (57)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: timodejong • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: gijsbrinkerink • 4 jaar geleden

avatar-seller
verastrijker
Hoorcolleges Diagnostiek van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen
Hoorcollege 1 Algemene inleiding; de diagnostische cyclus
Diagnostiek: aankaarten wat er aan de hand is <> labels hebben negatieve gevolgen. De kunst
van het ‘doorkennen’ (diagnostiek) van de mechanismen, die bij een bepaald individu, gegeven
zijn/haar omgeving en aanleg, onder de huidige omstandigheden, leiden tot klachten of
disfunctioneren.
Vandaag de dag: het hele proces van het onderzoeken van een probleem of situatie met het oog
op het verkrijgen van een uniek, gedetailleerd en voldoende compleet klinisch beeld, teneinde
de problemen van de hulpvrager en zijn/haar/hun situatie te begrijpen en verklaren met het oog
op gefundeerde advisering en probleemoplossing.
Diagnostiek:
 Het gehele proces van informatieverwerving en informatieverwerking ten behoeve van de
hulpverlening bij gedrags- of leerproblemen.
 Meestal n.a.v. klachten, of in geval van risicofactoren of eerdere problemen, om het
ontwikkelingsverloop te volgen; ook nodig bij wetenschappelijk onderzoek.
 Screening, assessment en classificatie m.b.t. ontwikkeling, gedrag en functioneren worden
geïntegreerd tot een (klinisch) beeld om:
o De problemen te begrijpen = onderkennen en verklaren
o Advies te geven m.b.t. verdere begeleiding of behandeling
o De ontwikkeling te volgen

Diagnose: een gedetailleerd en omvattend beeld met een verklaring voor de problemen van de
cliënt en zijn/haar situatie, uitmondend in een advies. Meestal is diagnostiek gericht op een
classificatie bijv. volgens de DSM of ‘international classification of diseases (ICD)’.
Voor- en nadelen van classificaties:
Voordelen: beter communicatie met professionals en ouders, systematisch onderzoek naar aard/
voorkomen/ oorzaak en gevolg, duidelijke koppeling met prognoses en met
behandelingsmogelijkheden.
Nadelen: stigmatiserend, te simplificerend  gaat voorbij aan omstandigheden en relaties die van
belang zijn bij de ontwikkeling van psychopathologie, zet aan tot onjuist gebruik, hoe betrouwbaar
is diagnostiek?
Handelingsgerichte diagnostiek: niet altijd is classificatie mogelijk of zinvol; soms kan
handelingsgerichte diagnostiek aanknopingspunten geven = systematisch, doelgericht
samenwerken met een cliënt en gericht op behandeldoelen.
Diagnosticus is een Gedragswetenschapper  hypothesen toetsen <> Samenwerkingspartner 
werkt samen met cliëntsysteem (kind, gezin, school).
Orthopedagogische diagnostiek:
 Kind als opvoedeling; kind of jeugdige in relatie tot zijn (beroeps) opvoeders.
 Dus een (cliënt)systeem met een pedagogische relatie; werksetting kan een rol spelen.
 Bij aanmelding kind is de context (ouders en leerkracht/groepsleider) en de wederzijdse
beïnvloeding (relatie) tussen kind en context vaak onderwerp van onderzoek (transactioneel
uitgangspunt).
 Een ontwikkelingsperspectief is daarbij van groot belang: in welke ontwikkelingsfase is het
kind?
Doel van orthopedagogische diagnostiek:
 Bijdrage aan het verminderen van een probleem of het oplossen van een probleem.
 Niet alleen letten op risicofactoren, maar ook op protectieve factoren (wat gaat goed, hierop
aansluiten en versterken).
 Empowerment: mogelijkheden om om te gaan met problemen van (cliënt)systeem
(bijvoorbeeld het gezin) vergroten.
Verschil kind-adolescent: afstemmen op ontwikkelingsniveau (cognitief en emotioneel, bij kind
nadruk op non-verbale communicatie = bijv. spel), kind nog afhankelijk van anderen (diagnosticus
heeft dus ook met anderen te maken, zowel kindfactoren als ouder-, gezin- of schoolfactoren, kind

,wordt door anderen ‘gestuurd’ = minder motivatie vanuit kind zelf).

Ethische kwesties: wie is nou de cliënt? Ouders of het kind  soms conflict, kind wil niet
onderzocht worden. Hoe competent is het kind in het maken van beslissingen? Kinderen zoveel
mogelijk proberen te betrekken  doelen van behandeling om motivatie te verhogen, weerstand
laten zakken en meer samenwerken. Wat mag je achterhouden voor ouders wat het kind je
verteld? (als het gaat om de veiligheid van het kind).
De diagnostische cyclus
= een systematische aanpak om problemen in kaart te brengen, te verhelderen en te verklaren.
Om goed na te kunnen gaan wat er aan te doen is. Nodig om grip te krijgen op de complexe
werkelijkheid  veel factoren die meespelen.
Het diagnostisch proces staat centraal. Dit is gebaseerd op het hypothese toetsend model.
Hypotheses formuleren in fase van: probleemanalyse, verklaringsanalyse. Resultaten worden
samengevat in een integratief beeld. Manier van denken die klinisch zinvol is. Maar is ook
maatschappelijk, voor ieder opvoedingsvraagstuk, zinvol.
De diagnostische cyclus is gebaseerd op:
 Empirische cyclus van De Groot  wetenschappelijk empirisch onderzoek, hypothesen die
getoetst worden m.b.v. empirische gegevensverzameling. Toetsen van de juistheid.
 Regulatieve cyclus van Van Strien  praktijk zorgverlening, het zorgverleningsproces is
systematisch en in fases ingedeeld; sommige fases worden herhaald indien nodig.
Probleemoplossingsproces: hulpvragen oplossen. Evaluatie van het effect van de geboden hulp.
De diagnostische cyclus is gebaseerd op het hypothese toetsend model (HTM):
Hypothese: er is sprake van theoretische verantwoording, indicaties en contra-indicaties.
Aard van hypotheses: onderkennende hypotheses en verklarende hypotheses.
Belang hypothesen:
 Voor keuze en richting van diagnostisch scenario en behandeling
 Oog hebben voor alternatieve verklaringen!
 Inzichtelijkheid diagnostisch proces
 Theorie als basis
 Doelgericht onderzoeken  richtlijn voor behandeling
Systematische aanpak  5 vragen:
1. Over wie gaat het?  verschillende doelgroepen (gezin, individu, leeftijd chronische
aandoening, setting). Aanmelding.
2. Wat is het probleem?  onderkenning = verschillende probleemgebieden waar misschien iets
aan de hand is en die richting geven voor onderzoek. Klachtanalyse en probleemanalyse.
3. Waardoor komt dat probleem, of waardoor wordt het versterkt of in stand gehouden? 
verklaring = biologisch niveau, cognitief-affectief niveau, gedragsniveau. Verklaringsanalyse.
4. Wat is er aan te doen?  verschillende behandelingen. Indicatieanalyse.
5. Wat is mijn advies?  afhankelijk van behandelingsmogelijkheden en wensen van hulpvragers.
Advisering en rapportage.

Aanmelding  intake gesprek: wie betreft het? Wie zijn betrokken in deze casus? Is er sprake
van een specifiek doelgroep? Personalia: naam/initialen, geboortedatum, leeftijd, schooltype/
schoolverloop/ groep, gezinssamenstelling, woonomstandigheden, culturele achtergrond, ouderlijk
gezag, risicofactoren, bijzonderheden. Je doelgroep wordt betaald in je werksetting (ziekenhuis).
Klachtanalyse  deels tijdens intake: aanmeldings- en/of verwijzingsredenen. Screening: eerste
informatie t.a.v. de problemen die naar voren komen uit de screeningsvragenlijsten (en/of
observaties) en eventueel eerder verzamelde gegevens (dossieronderzoek). Klachtanalyse: op
grond van de hulpvraag die bij het 1e gesprek naar voren gebracht wordt, mondt uit in diagnostisch
scenario. Hulpvraag/-vragen van cliënt: ‘uitfilteren’ tot diagnostische hulpvragen, bepalen van het
type vraagstelling (verhelderend, onderkennend, verklarend, indicerend = wat ga ik doen), bepalen
van het type diagnostisch onderzoek (verheldering, onderkenning, verklaring, indicatie), vaststellen
van het diagnostisch scenario (en informeren van de cliënt).
Klacht: uitspraak van de cliënt, waaruit blijkt dat bepaalde ervaringen als zorgwekkend of negatief
worden beleefd.

,Probleem: er is in psychologisch en opvoedkundig opzicht sprake van een bedreigende situatie.
Probleemanalyse  onderkennend onderzoek, op zoek naar classificaties: probleembeschrijving
en inventarisatie (in vaktermen), ordening probleemgedrag (in bijv. categorieën van de CBCL of
DSM-5, thematische ordening, chronologische ordening), ernsttaxatie (screeningslijsten, criteria
van Rutter, balansmodel), onderkennende hypothesen (bevat een stelling dat er sprake is van een
syndroom of stoornis = classificatie).
Thematische ordening: cognitief functioneren, leerproblemen, aandachtsmoeilijkheden, prestaties
en gedrag op school.
Sociaal-emotioneel functioneren: gedragsproblemen, hechtingsproblemen, relaties binnen het
gezin, sociale vaardigheden, psychopathologie.
Neuro-motorisch functioneren: fijne motoriek, grove motoriek.
Groei en gezondheid: medische problemen, chronische ziekte, fysieke beperkingen.
Hypothesen  onderzoekshypothesen  onderzoeksmiddelen  toetsingscriteria  toetsing 
resultaten per onderzoekshypothese  conclusie.
Diagnostische onderzoeksinstrumenten: vaststellen wat je wilt operationaliseren, tests/
observaties/ vragenlijsten/ interviews om de opgestelde hypothesen te toetsen, na een 1 e ronde
moet je op basis van de resultaten mogelijk je verdere onderzoeksplan aanscherpen/bijstellen =
diagnostiek als cyclisch proces. En afwegen van keuze instrumenten (tijde en geld, kwaliteit,
meetpretentie, informant, type onderzoek, domeinen van onderzoek).
Verklaringsanalyse  verklaringen voor het probleem dat je eerder hebt onderkend, dus niet de
stoornis maar het probleem. Verklarende factoren = condities. Waardoor komt het probleem, of
waardoor wordt het versterkt of in stand gehouden? Wat kan de verklaring zijn van de problemen
of psychopathologische beelden die bij de onderkennende hypotheses zijn aangegeven en die zich
uiten op gedragsniveau?  voorlopig denkschema. De verklaring is gebaseerd op: biologische
factoren (genetische, lichamelijke of familiaire aanleg), cognitief-affectieve/ psychologische
factoren (belangrijke maladaptieve interpretaties), sociale en contextuele omstandigheden
(opvoeding of interactie binnen het gezin, op school of met vrienden, woonsituatie en
vrijetijdsbesteding). Verklarende hypothese bevat een conditie of een combinatie van condities
waarmee een probleem in gedrag met een zekere waarschijnlijkheid kan worden verklaard.
Hypothese  onderzoekshypothesen  onderzoeksmiddelen  toetsingscriteria  toetsing 
resultaten per onderzoekshypothese  conclusie.
Componenten van een verklarende hypothese: een of meerdere probleemclusters, een conditie of
een combinatie van condities (= een in wetenschappelijke literatuur genoemde veroorzakende, in
stand houdende of versterkende factor), een causale relatie (uitlokkend, in stand houdend of
versterkend), gebaseerd op een theoretisch kader.
Laatste stap: integratief beeld = resultaat van diagnostische informatieverzameling, eventueel
a.d.h.v. een definitief denkschema, antwoorden op onderkennende en verklarende hypothesen,
onverwachte resultaten, terugkoppeling naar de hulpvraag, beschermende factoren.
Indicatieanalyse  hoe gaan we het probleem aanpakken: wat is er aan te doen? Nagaan of
interventie kan worden ingezet, formuleren en prioriteren van doelen, selecteren van de in
aanmerking komende types interventies, bepalen van het nut en de kans van slagen, controleren
op de uitvoerbaarheid van een type interventie. Indicatieanalyse op basis van de conclusies van
het diagnostisch onderzoek en de theoretische kennis en praktische ervaring van de hulpverlener
die resulteert in: korte beschrijving van één of twee gestandaardiseerde interventies met hun doel,
die mogelijk tot reductie van de belangrijkste klachten kunnen leiden, handelingsgericht advies met
betrekking tot omgang met het probleemgedrag, aanpassing van omstandigheden en anticipatie
van verdere problemen, aanduiding van positieve of beschermende factoren die in stand houding of
versterking behoeven.
Advisering  wat is er geïndiceerd bij het betreffende probleem, deel je tijdens adviesgesprek:
voorlichting/psycho-educatie m.b.t. het belangrijkste probleem, controle/check of ouders en kind
het begrijpen, overleg of zij met het advies kunnen instemmen, concretisering hoe een verwijzing
of behandeling geregeld kan gaan worden, goed verslag.
Rapportage  het kind ‘omvangen’ in tekst. Diagnostisch verslag: verantwoording van
verschillende stappen, krijgt beslag in schriftelijke rapportage over gehele diagnostisch proces =
uitgevoerde diagnostiek geobjectiveerd en overdraagbaar. Afrondend advies met betrekking tot
verwijzing voor nadere behandeling of handelingsaanpak op basis van de specifieke wensen van de
cliënt en mogelijkheden van de instelling. Weergave in het verslag van de reactie van de cliënt(en)

, op het adviesgesprek. Afspraken met betrekking tot afronding van het contact of monitoring van de
verdere ontwikkeling.
 In alle fases moet je soms terug naar de vorige = cyclus



Hoorcollege 2 Intelligentieonderzoek
Wat is intelligentie?
Intelligentietest internet
De Nationale IQ-test (RTL 4)
Slim versus minder slim
Theorieën
Wat is volgens jou intelligentie?
Resing en Drenth 2007: intelligentie is een conglomeraat van verstandelijke vermogens,
processen en vaardigheden zoals  abstract, logisch en consistent kunnen redeneren, relaties
kunnen doorzien, regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal, met bestaande
kennis nieuwe taken kunnen oplossen, problemen kunnen oplossen, zich flexibel kunnen aanpassen
in nieuwe situaties en leervermogen vertonen zonder direct en volledige instructies.
Wechsler (1974): ‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope
with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity;
that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined
trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or
overwhelmingly important’.
Benaderingen met betrekking tot intelligentie
 Psychometrische benadering
o Differentiële psychologie: kijken naar verschillen in vermogens (Binet)
o Zwak: theoretische onderbouwing, sterk: instrumentontwikkeling
o Binet (1905): 1e intelligentietest  eerst intelligentie meten dan pas bestuderen, een test
of iemand niet kan leren i.p.v. niet wil leren.
o WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie

G-factor & factoranalyse: Charles Spearman, structuur van intelligentie = g-factor, factoranalyse:
streven om correlaties tussen subtests zo klein mogelijk te houden, lastig omdat er geen theorie
was; al uitproberend werd deze theorie ontwikkeld.
Vervolg structuur intelligentie
Primary mental abilities:
 Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren die beroep doen op g-factor
 Uitgangspunt voor o.a. RAKIT
 Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren
Three-stratum theory:
 Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus: G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren;
proces, inhoud en capaciteit (niveau 2) en specifieke factoren in de groepsfactoren (niveau 1)
 Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit
CHC-model:
 Cattell en Horn (1978): fluid (geen gebruik van ervaring) en crystallized (kennis en ervaring)
intelligence (niveau 2 Carroll)
 G-factor: fluid (inductive-, deductive-, quantitative-, Piagetian reasoning), crystallized, visual
processing, auditory processing, short term memory, long term memory and retrieval,
processing speed (perceptual speed, speed of reasoning, decision speed, fluency).
Herziene IQ-test
Waarom een herziening? Actualiseren van de normen: Flynn-effect (IQ is niet constant over
generaties) wanneer je een IQ test niet wijzigt, wordt het gemiddelde IQ steeds hoger en zal je
een kind snel overschatten. Inhoud van subtesten en scoringsregels actualiseren, nieuwe subtests
en factorstructuren (Folder WISC-V).

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper verastrijker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 70055 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  3x  verkocht
  • (2)
  Kopen