Psychiatrisch onderzoek Bak, Van Diest en De Ruijter (2016)
HET STATUS-MENTALISONDERZOEK
Structuur van het status-mentalisonderzoek
De basis voor onderzoek naar status mentalis wordt gevormd door tijdens de anamnese de
patiënt te observeren en de klachten en ervaringen van de patiënt te exploreren. Belangrijk is
niet alleen te luisteren naar wat de patiënt vertelt, maar ook hoe de patiënt dit doet. Tijdens het
status-mentalisonderzoek ben je met drie zaken bezig; exploratie, observatie en
zelfobservatie.
Gedurende de anamnese exploreert de arts de klachten en ervaringen van de patiënt. De
structuur van de anamnese bevat de volgende zeven dimensies;
◊ Kwaliteit; de aard van de klachten.
◊ Kwantiteit; de ernst van de klachten en de invloed op het functioneren.
◊ Chronologie; het ontstaan en beloop van de klachten.
◊ Setting; wanneer en waar er klachten zijn.
◊ Beïnvloedende factoren; factoren waardoor klachten toe- of afnemen.
◊ Begeleidende symptomen; symptomen die passen bij de klachten.
◊ Eigen visie van de patiënt; welke oorzaken ziet de patiënt zelf voor zijn klachten en
ervaringen.
Gedurende de anamnese observeert de arts de patiënt. Observaties worden niet alleen bepaald
door de stoornis zelf, maar ook door de context waarin het onderzoek plaatsvindt en door en
de interactie tussen patiënt en arts. Observaties betreffen;
◊ Leeftijd, uiterlijke kenmerken en zelfverzorging.
◊ Gelaatsuitdrukking, contact maken en oogcontact.
◊ Houding, psychomotoriek, mimiek, gestiek, spraak en gedrag.
◊ Motorische uitvalsverschijnselen.
◊ Gevoelsexpressie bij de patiënt, gevoelsreactie van de arts.
◊ Bewustzijn, aandacht, oriëntatie en geheugen.
◊ Decorumbesef; gevoel voor wat wel en niet passend is in een bepaalde situatie.
◊ Abstractievermogen; uit een groot, concreet feitencomplex de kern kunnen halen.
◊ Intelligentie, taalgebruik en logica en samenhang van het denken.
◊ Aard en expressie van het affect.
◊ Autonome angstequivalenten; lichamelijke aspecten van stress of angst.
Eerste indrukken
Uiterlijke kenmerken
Een verminderde zelfzorg of zelfverwaarlozing is een aanwijzing voor bijvoorbeeld een
depressieve stoornis, middelengebruik of voor negatieve symptomatologie passend bij
schizofrenie, terwijl deze verminderde zelfzorg bij iemand met dementie kan wijzen op
apraxie of decorumverlies. Overdreven nette zelfzorg past bijvoorbeeld binnen de obsessief-
compulsieve stoornis. Overdadige kleding of bijzonder opvallende kleding en/of make-up is
een aanwijzing voor manie, maar ook voor schizofrene stoornis.
1
, Psychiatrisch onderzoek Bak, Van Diest en De Ruijter (2016)
Een opvallend verschil tussen de biologische- en kalenderleeftijd is een aanwijzing voor
bijvoorbeeld een dementieel syndroom, depressieve stoornis, middelengebruik of chronische
stress. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen er jonger uitzien dan hun feitelijke
leeftijd.
Een opvallend ondergewicht is een aanwijzing voor anorexia nervosa, alcoholverslaving of
ander middelengebruik. Anderzijds wijst een opvallend overgewicht op bijvoorbeeld slechte
voedingsgewoonten, te weinig beweging of op een bijwerking van medicatie.
Contact
Doordringend oogcontact is een aanwijzing voor bijvoorbeeld overwaardige gedachten
passend bij manie. Afwezigheid van oogcontact is een aanwijzing voor bijvoorbeeld
verlegenheid, schaamte, angst, somberheid, paranoïde wanen of beïnvloedingswanen. Als
iemand vaak om zich heen kijkt is dat aanwijzing voor een beperkte aandacht, passend bij
bijvoorbeeld een manie.
Houding
De houding van de cliënt is in principe in overeenstemming met de klachtenpresentatie en het
oogcontact. Opvallende fysieke houdingskenmerken wijzen alleen op pathologie als er een
inconsistentie is tussen de klachtenpresentatie en de vorm van beweging, positionering van
het lichaam of gedrag. Katatonie bijvoorbeeld kenmerkt zich bijvoorbeeld door
onbeweeglijkheid, motorische starheid of wasachtige buigzaamheid.
Klachtenpresentatie
Normaliter is er overeenstemming tussen wat de patiënt vertelt en hoe hij/zij dit met non-
verbaal gedrag ondersteunt (klachtenpresentatie). Hier kunnen echter inconsistenties in zijn,
die aanwijzingen zijn voor simulatie of dissimilatie, passend bij persoonlijkheidspathologie,
dissociatie of voorgewende psychopathologie.
Gevoelens en reacties opgewekt bij uzelf
Gevoelens en reacties die een patiënt bij de behandelaar oproept kunnen een negatieve
betekenis (connotatie) hebben en de behandelaar hinderen bij het uitvoeren van het
psychiatrisch onderzoek. Deze gevoelens en reacties kunnen diagnostische betekenis hebben,
omdat zij een directe aanwijzing zijn voor aanwezigheid van psychopathologie bij de cliënt.
Denk bijvoorbeeld aan een cliënt die niet alleen irritatie oproept bij uzelf, maar bij meerdere
personen in de omgeving (bijvoorbeeld aanwijzing voor persoonlijkheidspathologie).
Cognitieve functies
Bewustzijn
Stoornissen in het bewustzijn vallen meestal bij observatie direct op als de patiënt
bijvoorbeeld alleen nog adequaat antwoord geeft na krachtig aanspreken, geen antwoord geeft
maar nog wel opdrachten uitvoert, of de patiënt alleen nog op pijnprikkels reageert.
2