Seksuologie
1 Seksuologie: een inleidend overzicht
1.1 De bredere context van dit boek: seksuologische denkkaders
In grote lijnen wordt er in de seksuologie gebruik gemaakt van 3 belangrijke
denkkaders:
1) essentialisme: gaat ervan uit dat menselijk seksueel gedrag vorm krijgt volgens een
universeel, evolutionair, tamelijk stabiel basispatroon (slechts gering onderhevig aan sociale
verandering).
2) sociaal constructionisme: seksueel gedrag wordt primair beïnvloed door sociale,
culturele, historische en/of economische factoren die bepalen wat als (normaal) seksueel
gedrag wordt gezien en wat daarvan de betekenis is.
3) biopsychosociale benadering: integreert biologische, psychologische en sociale
factoren in een visie die recht doet aan de meervoudige gedetermineerdheid van seksueel
gedrag.
1.2 Achtergronden, inhoud en doelen van dit boek
1.2.1 Achtergronden
Enkele trends in de (dis)continuïteiten in de seksuologie van 2009 tot nu:
1) De sterke biologisering en medicalisering van seksualiteit die al vanaf de jaren ‘80 werd
ingezet, neemt nog steeds toe.
2) N.a.v. de publicatie van de DSM-5 en ICD-11 werden en worden stevige debatten
gevoerd over wat (ab)normale seksualiteit is en welke seksuele fenomenen/gedragingen als
(ab)normaal moeten worden geclassificeerd.
3) Het klassieke monogame huwelijk als standaardmodel staat in het westen sterk onder
druk en is veranderd in een model waarin een opeenvolging van monogame relaties (seriële
monogamie) centraal staat.
4) Genderverschillen en -gelijkenissen behoren al jaren tot de hete hangijzers van de
seksuologie, maar recentelijk is de aandacht voor variatie in generidentiteiten sterk gegroeid
en wordt het idee van genderbinariteit (man-vrouw) meer en meer in twijfel getrokken.
5) Met de recente sterke migratiestromen in de wereld is duidelijk geworden dat seksualiteit
in verschillende culturen op verschillende manieren betekenis, vorm en beleving heeft.
6) Seksueel geweld blijft een zeer ernstig probleem, zowel psychologisch, relationeel als
maatschappelijk.
7) Groeiende invloed van het internet en andere mediatechnologieën op seksualiteit,
seksueel gedrag en seksualiteitsbeleving.
Vier belangrijke knelpunten:
1) Het is erg moeilijk om seksuologisch onderzoek te financieren (vooral onderzoek naar de
positieve aspecten van seksualiteit).
2) De empirische fundering van veel seksuologische interventies blijft ronduit zwak (-> hun
effectiviteit is grotendeels onbekend).
3) Groeiende bezorgdheid over de seksuologische opleiding en hoe deze het beste vorm
kan krijgen.
4) Vraagstukken blijven over de organisatie en kwaliteit van seksuele hulpverlening in de
gezondheidszorg.
,1.3 Redactionele positionering van de aard van de seksuologie
De redactie vat haar visie op de seksuologie in het algemeen samen in 5 punten:
1) Seksualiteit is een complex fenomeen (<- biopsychosociaal paradigma).
2) Methodische heterogeniteit en pluriformiteit in de seksuologie (is ook wenselijk voor
een sterk wetenschappelijk onderbouwde seksuologie).
3) Aandacht voor positieve seksualiteit is (ook) nodig.
4) De seksuologie en de samenleving: een wederzijdse beïnvloeding.
5) Kernvariabelen van de seksuologie om seksualiteit wetenschappelijk te bestuderen
(bijv. sekse, genderidentiteit, genderrol, seksuele oriëntatie/identiteit/relatie/functie).
2 Geschiedenis van de seksuologie: paradigma’s, thema’s en debatten
Aan het eind van de 19e eeuw kwam er in het Westen steeds meer belangstelling
voor (de wetenschappelijke bestudering van) seksualiteit. De vooraanstaande seksuologen
uit die tijd waren Joodse, Duitstalige psychiaters. De psychoanalytische theorieën over de
seksuele ontwikkeling van de Weense psychiater Freud waren ook erg invloedrijk.
2.1 Het ontstaan van de seksuologie
Historici situeren de geboorte van de seksuologie als een moderne wetenschap rond
1906, het jaar waarin de Berlijnse dermatoloog Iwan Bloch Das Sexualleben unserer Zeit
publiceerde, waarin hij het idee van seksuologie als een wetenschappelijke onderneming
uitwerkte.
Periode 1886-1945 samengevat: bloeiperiode seksuologie, pleidooi wetenschappelijk
onderzoek seksualiteit, een klinische methodologie uitgaand van gevalsbeschrijvingen, sterk
geloof in een universeel seksueel instinct of drift, het idee dat afwijkingen het resultaat
waren van een ziekte die door een medicus moest worden behandeld, duidelijke dominantie
van Europese wetenschappers en uiteenlopende opvattingen over de relaties tussen de
seksuologie en de samenleving (bijv. politiek).
2.2 Na de WOII: de periode 1945-1974
Periode 1945-1974 samengevat: Men meende dat seks een biologische functie had,
die door de cultuur in meer of mindere mate werd geremd of gefaciliteerd. Normaliteit werd
niet langer vanuit het perspectief van de voortplanting gedefinieerd, maar steeds meer als
seks tussen wederzijds instemmende partners. Conceptueel werden verschillende nieuwe
dimensies aan seksualiteit onderscheiden, o.a. gendergedrag, seksuele oriëntatie en de
seksuele responscyclus. De studie van seksualiteit vereiste een empirische methodologie en
een interdisciplinaire benadering. De wetenschappelijke output kwam vooral uit de VS,
belangrijke thema’s waren de fysiologie van seksualiteit, psychologische behandelingen van
seksuele disfuncties en gender problemen. De gelijkberechtiging van homoseksuelen kwam
op gang (met de normalisatie van homoseksualiteit door de APA).
Voorbeelden van onderzoek: werk van zoöloog Alfred Kinsey (seksueel gedrag en
seksuele beleving bij mannen/vrouwen), psycholoog Frank Beach (samenhang hormonen
en seksueel gedrag), psycholoog John Money (ontwikkeling van genderidentiteit bij
kinderen), gynaecoloog William Masters en mede onderzoekster Virginia Johnson (de
seksuele responscyclus (opwinding-plateau-orgasme-herstel/ontspanning)).
, 2.3 De periode 1974-2018: sociaal-constructionisme, essentialisme en het
biopsychosociale denkkader als richtinggevende metaperspectieven
De toonaangevende paradigma’s voor het bestuderen van seksuologische
onderwerpen zijn:
1) Essentialisme: er zijn onafhankelijke wetmatigheden die onze seksualiteit in de kern en
fundamenteel bepalen, ongeacht de sociale situering van seksueel gedrag dan wel de
betekenis die eraan wordt gegeven. =bepaalde verschijnselen zijn natuurlijk, onvermijdelijk
en universeel, vaak ook biologisch bepaald. (empirisch onderzoek).
2) Sociaal-constructionisme: de werkelijkheid is niet objectief kenbaar, maar een product
van menselijke interpretatie die altijd historisch en sociaal gesitueerd is. (kwalitatief
onderzoek).
3) Biopsychosociaal perspectief: seksualiteit is een gedrag(ssysteem) dat voortkomt uit
complexe en vaak wisselende interacties tussen biologische, psychologische en sociale
factoren. = pleit voor een theoretisch pluralisme.
Hoewel 3) vanaf het begin van de seksuologie richtinggevend is geweest, is het ook
overduidelijk dat in deze periode 2) en 1) (essentialistische biopsychosociale benadering)
elkaar hebben afgewisseld in invloed en populariteit.
Sociobiologische en evolutionair psychologische benadering: gedrag van
diersoorten is het resultaat van biologische selectie of evolutie (succesvolle genetische
reproductie is het doel) (overlapt met essentialisme).
Positivisme: het doel van een wetenschappelijke theorie is om m.b.v. een
afgebakende verzameling concepten een bepaald fenomeen te verklaren. Terwijl, het
postmodernisme dit bekritiseerde: waardevrije, universele en objectieve gegevens bestaan
niet, maar zijn altijd het resultaat van het kijken naar de wereld door een bepaalde bril en
dus altijd door subjectieve opvattingen en betekenissen zijn gekleurd.
Periode 1974-2018 samengevat: er blijft grote spanning bestaan tussen
essentialisme en sociaal-constructionisme, terwijl het biopsychosociale paradigma aan
kracht wint. Dat paradigma maakt een evenwichtige benadering van seksualiteit mogelijk
dan eenzijdig essentialisme of sociaal-constructionisme: zowel biologisch/biomedisch als
sociaal-maatschappelijk en psychologisch onderzoek past hierbinnen, waardoor de
seksuologie zich ook binnen een in principe theoretisch integratief kader disciplinair kan
verdiepen.
Andere kernkwesties in de seksuologie in periode 1974-2018: de aard van de
seksuele responscyclus (lineair vs. circulair), de aard van seksualiteit, gendergelijkenissen
en genderverschillen, seksueel geweld (=seks zonder wederzijdse instemming), de aard en
effectiviteit van seksuologische therapieën, en het internet en seks.
2.5 De seksuologie in Nederland
In de jaren ‘30 waren er 2 medici in NL die opvielen door hun progressieve
standpunten over seksualiteit en geboorteregeling: de huisarts Benno Premsela en
psychiater Coen van Emde Boas.
De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) maakte in de jaren
‘60 en ‘70 een enorme bloeiperiode door en realiseerde 2 bijzondere leerstoelen
Seksuologie, aan de UvA en UL. De negatieve kijk op seks was in deze tijd vervangen door
ook positieve kijken op wat seks mensen kan brengen.
In de periode 1980-2000 gingen de eerder gestarte onderzoeksprogramma’s
onverminderd door.