Samenvatting voor het vak 'Behandeling: Interventies binnen de orthopedagogiek' aan de universiteit van Leiden. Alle hoofdstukken die voor dit vak moeten worden gelezen uit 'Behavior modification' van Garry Martin en Joseph Pear (10e editie) worden hierin samengevat.
Samenvatting: Behavior
modification
Inhoud
Hoofdstuk 1: Introductie........................................................................................................................2
Hoofdstuk 2: Gebieden van toepassing – een overzicht.........................................................................4
Hoofdstuk 3: Procedures gebaseerd op principes van respondent conditioneren.................................4
Hoofdstuk 4: Een gedrag vaker voor laten komen met positieve bekrachtiging....................................7
Hoofdstuk 5: Het ontwikkelen en onderhouden van het gedrag met gecondtioneerde bekrachtiging..9
Hoofdstuk 6: Gedrag afnemen met extinctie........................................................................................10
Hoofdstuk 7: Het krijgen van een nieuw gedrag met shaping..............................................................11
Hoofdstuk 8: Het ontwikkelen van gedragspersistentie door het gebruik van intermitterende
bekrachtiging........................................................................................................................................11
Hoofdstuk 9: Het doen van de juiste dingen op de juiste tijd en plaats: Stimulus discriminatie en
stimulusgeneralisatie............................................................................................................................13
Hoofdstuk 10: Het veranderen van de controle van een gedrag met fading........................................14
Hoofdstuk 11: Het krijgen van een nieuwe reeks van gedragingen met gedrags-chaining...................15
Hoofdstuk 12: Intermitterende bekrachtiging om gedrag te verminderen..........................................17
Hoofdstuk 13: Het wegewerken van ongepast gedrag door middel van straf......................................18
Hoofdstuk 14: Vaststellen van gedrag door middel van ontsnapping en vermijding conditionering. . .20
Hoofdstuk 15: Respondent en operant conditionering samen.............................................................21
Hoofdstuk 16: Het overbrengen van gedrag naar nieuwe situaties en dit behouden: generalisatie van
gedragsverandering..............................................................................................................................21
Hoofdstuk 17: Antecedent controle: regels en doelen.........................................................................23
Hoodfstuk 18: Antecendent controle: Modeleren, fysieke begeleiding en situationele aansporing....23
Hoofdstuk 19: Antecedent controle: motivatie....................................................................................25
Hoofdstuk 20: Gedrags diagnostiek: eerste beschouwingen................................................................25
Hoofdstuk 21: Directe gedragsbeoordeling: Wat op te nemen en hoe................................................27
Hoofdstuk 22: Het doen van onderzoek in gedragsverandering...........................................................29
Hoofdstuk 23: Functionele evaluatie van de oorzaken van probleemgedrag.......................................29
Hoofdstuk 24: Het plannen, toepassen en evalueren van gedragsprogramma’s.................................30
Hoofdstuk 25: Token economieën........................................................................................................32
Hoofdstuk 26: Het helpen van een individu om zelfbeheersing te ontwikkelen...................................33
Hoofdstuk 27: Cognitieve gedragstherapie, self-directed coping methoden en ACT...........................34
Hoofdstuk 29: Perspectief geven: Kort overzicht van de geschiedenis.................................................37
1
,Hoofdstuk 30: Ethische vraagstukken...................................................................................................38
Extra behandeld in colleges..................................................................................................................40
Tentamenvragen (benoemd tijdens college):.......................................................................................49
Hoofdstuk 1: Introductie
Gedrag
Gedrag: Datgene wat iemand zegt of doet. Het is een activiteit op spier-, klier-, of elektrische
activiteitsniveau in een organisme.
Overt gedrag: Open gedrag, iemand anders kan het gedrag waarnemen.
Covert gedrag: Verborgen gedrag, niemand kan dit gedrag waarnemen.
Gedragsdimensies: Karakteristieken van gedrag die meetbaar zijn.
- Duur: De lengten van de tijd dat het gedrag zich voordoet.
- Frequentie: Het aantal keren dat het gedrag zich voordoet in een bepaalde tijdsperiode
- Intensiteit: De psychische inspanning of energie die nodig is voor het vertonen van gedrag
Labels:
Samenvattende labels: ontwikkelingsstoornissen die een bepaalde set gedragingen beschrijven.
Handig om een snelle beschrijving van het kunnen van een individu te geven.
Aanleiding voor het toepassen van een bepaald behandelingsprogramma.
Kunnen leiden tot verkeerde verklaringen van gedrag of tot cirkelredeneringen.
Kunnen leiden tot een negatieve behandeling van anderen.
Zorgen voor een focus op de probleemgedragingen i.p.v. sterke punten van het individu.
Gedragsaanpassing: Omvat de systematische toepassing van leerprincipes en – technieken om het
covert en overt gedrag van individuen te beoordelen en verbeteren en om hun dagelijks functioneren
te verbeteren.
Doelgedrag: Het gedrag dat moet worden verbeterd in een programma voor gedragsaanpassing.
Gedragsevaluatie: Gaat over het verzamelen en analyseren van informatie en data om het
doelgedrag te beschrijven, mogelijke oorzaken te identificeren, een goed behandelprogramma te
selecteren en de behandeluitkomsten te evalueren.
- Functionele analyse: Hierbij worden in experimentele condities de oorzaken van
probleemgedrag geïsoleerd of omgekeerd.
Gedragsanalyse: Refereert aan de wetenschappelijke studie naar wetten die het gedrag van mensen
en dieren regelen.
Toegepaste gedragsanalyse: Hierbij ligt de focus op meetbaar sociaal significant gedrag; is een sterke
nadruk op operant conditioneren; is een poging om duidelijk te laten zien dat de toegepaste
behandeling verantwoordelijk was voor de gemeten gedragsverbetering en een demonstratie van de
generaliseerbaarheid en de lange termijn van gedragsverbeteringen.
Cognitieve gedragstherapie/ aanpassing: Disfunctioneel gedrag behandelen door onproductieve en
slopende gedragspatronen die verantwoordelijk werden gehouden voor het probleemgedrag aan te
pakken.
Pavlov: klassiek conditioneren/ respondent conditioneren Reflexen / automatische respons op
eerdere stimuli.
Skinner: Gedrag wordt gewijzigd door de gevolgen van het gedrag (straf en beloning).
2
,Hoofdstuk 2: Gebieden van toepassing – een overzicht
Onderwijs
Personalised System of Instruction (PSI): Een belangrijke innovatie in de gedragsbenadering van
lesgeven.
- Instructiedoelen worden voor een cursus vermeld in de vorm van studievragen en
toepassingsoefeningen
- Studenten wordt de mogelijkheid gegeven om hun kennis over het vak te laten toetsen
- Studenten worden aan het begin van de cursus op de hoogte gesteld van de leerdoelen.
Ontwikkelingsstoornissen:
Verstandelijke beperking: Wordt gezien als een beperking die gekarakteriseerd worden door
significante beperkingen in zowel het intellectueel functioneren als in adaptief gedrag, uitgedrukt in
conceptuele, sociale en praktische adaptieve vaardigheden.
Autisme: Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Kinderen met autisme hebben vaak
beperkt sociaal gedrag, beperkte communicatie, abnormaal spelgedrag en herhalend zelfstimulerend
gedrag.
- Early intensive behavioral intervention (EIBI): Effectieve benadering voor kinderen met
autisme.
Schizofrenie: Gedragsaanpassing bij schizofrenie richt zich met name op de sociale vaardigheden en
op het verminderen van hallucinaties en wanen.
Persoonlijke problemen
Gedragsgeneeskunde: Een breed interdisciplinair veld dat gedrag, gezondheid en ziekte aan elkaar
koppelt.
Gerontologie: Bij het ouder worden krijgen mensen steeds meer last van verlies van vaardigheden en
kunnen. Ook in dit geval kan gedragsaanpassing een positieve bijdrage leveren.
Sportpsychologie: Hierbij is op gedragsaanpassingsgebied aandacht voor het verbeteren van
atletische vaardigheden, het motiveren voor training, het veranderen van het gedrag van de coaches
en het voorbereiden op wedstrijden.
Hoofdstuk 3: Procedures gebaseerd op principes van
respondent conditioneren
Operante gedragingen: Gedrag dat voortkomt uit de omgeving (milieu) en gedrag dat consequenties
genereert en vervolgens worden gecontroleerd door deze consequenties.
Respondent behavior: Gedragingen die voortkomen uit eerdere stimuli en niet voortkomen uit
consequenties (reflexen).
Ongeconditioneerde stimulus en respons
Respondent conditioning: Is gebaseerd op een ongeconditioneerde reflex
Ongeconditioneerde reflex: Een stimulus-respons relatie waarin een stimulus automatisch een
respons afgeeft, die niet gebaseerd is op eerdere leerervaringen (deze reflexen zijn aangeboren).
Ongeconditioneerde stimulus: Een prikkel die een reactie uitlokt, zonder dat leren daaraan vooraf is
gegaan.
Ongeconditioneerde respons: Een reactie die is uitgelokt door een ongeconditioneerde stimulus.
Geconditioneerde stimulus en respons
Geconditioneerde reflex: Een stimulus-respons relatie waarin een reactie wordt opgewekt door een
eerdere respondent conditioning.
Geconditioneerde stimulus: Een prikkel die een reactie uitlokt, omdat die prikkel werd gekoppeld
met een andere stimulus of een soortgelijke reactie uitlokt.
Geconditioneerde respons: Een respons die wordt opgewekt door een geconditioneerde stimulus of
een operante respons die is versterkt door bekrachtiging.
Bijvoorbeeld:
Geluid voor eten met stemvork-> kwijlen van hond (Hond van Pavlov)
Hard geluid in combinatie met dier -> veroorzaakt angst voor dier (Little Albert, Skinner)
Neutrale stimulus: Stimuli die de respons niet oproepen.
Factoren van invloed op respondent conditioning:
1. Hoe vaker een geconditioneerde stimulus met een ongeconditioneerde stimulus wordt
geassocieerd hoe sterker de geconditioneerde stimulus een geconditioneerde respons
oproepen.
2. Zorg dat je snel werkt: de geconditioneerde stimulus moet direct volgen op de
ongeconditioneerde stimulus.
3. Een geconditioneerde stimulus roept eerder een geconditioneerde respons op wanneer een
geconditioneerde stimulus altijd wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus.
4. Wanneer meerdere neutrale stimuli een ongeconditioneerde stimulus produceren is de
stimulus die het meest consistent is naar de ongeconditioneerde stimulus, degene die de
strengste geconditioneerde stimulus wordt.
5. Als de geconditioneerde en ongeconditioneerde respons beide intens zijn, ontwikkelen ze
zich sneller.
Higher-order conditioning:
Higher-order conditioning: Een procedure waarbij een stimulus een geconditioneerde stimulus
wordt, door te worden gekoppeld met een andere geconditioneerde stimulus in plaats van met een
ongeconditioneerde stimulus. De tweede geconditioneerde stimulus neemt dan de functie over van
de eerst geconditioneerde stimulus.
Bijvoorbeeld: Geconditioneerd is het feit dat de stemvork ervoor zorgt dat de hond begint te kwijlen.
Als je de stemvork laat horen en daarna een lichtje in de ogen schijnt, kan alleen het lichtje dezelfde
respons veroorzaken.
Bijvoorbeeld: ‘Pas op’ is een higher-order geconditioneerde stimulus die bij ons een schrikreactie
oproep (bijv. bij een hete kachel). Als ‘pas op’ wordt gebruikt bij iets dat eigenlijk niet eng is (Bijv. in
een drukke situatie) dan kan het kind daar bang voor worden.
Higher order conditioning kan gebruikt worden om angststoornissen te verklaren
Manieren om van angst af te komen
Respondent extinctie: Er wordt een geconditioneerde stimulus gepresenteerd terwijl de
ongeconditioneerde stimulus wordt met als gevolg dat de geconditioneerde stimulus geleidelijk zijn
vermogen tot het opwekken van de geconditioneerde respons verliest.
Bijvoorbeeld: Kind ziet een hond op zich afkomen en de hond bijt het kind. Bij het zien van de hond
wordt het kind bang (hond is negatief geconditioneerde stimulus). Bij herhaalt zien van hond zonder
dat deze bijt, kan de angst verdwijnen.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Cynthiaaaaa. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.