Reader 2/6 internationale betrekkingen H2 blz. 70 HC 4
Reader 3/6 theorie van internationale politiek (3.1-3.9) blz. 96 HC 2
Reader 4/6 internationale organisaties H5 blz. 126 HC 3
Reader 5/6 ontwikkelingssamenwerking H6 blz. 157 HC 5
Reader 6/6 andere spelers H8 blz. 182 HC 6
HC4 Internationale economische betrekkingen H2
Globale economische betrekkingen
Uitdaging: het organiseren van:
internationale handel
Vrij
Gestuurd
Planeconomie (socialist. landen: ruil, b.v. Cuba – Venezuela)
Importquota, heffingen (b,v Europees landbouw)
Standards voor gezondheid, etc (handelsoorlog
“hormoonvlees”)
internationale financieel stelsel
wisselkoersen
Schulden / volatiliteit / crisismanagement
Uitdaging: governance van wereldeconomie
Vraagt om het definiëren van taken / rechten / plichten van:
Staten
Bedrijven (incl. “investors”)
Internationale / Intergouvernementele Organisaties
Individuen
Laatste decennia: trends
Mondialisering.
Engels: globalization.
Int. arbeidsdeling / integratie. Drie hoofdfactoren:
Technische ontwikkeling
Lagere transportkosten
Snellere communicatie
Financialisering
Financiële industrie: sector met sterkste groei
keerpunt: crisis 2008
Grote invloed op mentaliteit, manier van denken
Privatisering, verzelfstandiging
Outsourcing + profit-berekening ook in overheid
Historische voorlopers:
Italië: 15/16e eeuw
Nederland: 17e eeuw
Mondialisering van productie
, Voor ons dagelijks leven: afhankelijk van olie uit Midden-Oosten, elektronica uit
Azië, groenten / fruit / grondstoffen uit…
Vb: Nutellamondiale waardeketen voor voedingsproduct. In 75 landen verkocht.
Voordelen vrije handel:
Aanbod van producten / diensten: groter / gevarieerder
Concurrentie: grotere efficiëntie
Economische groei: grotere markt
Toegang tot grondstoffen
Uitwisseling van kennis / ideeën
Vermindering van vijandelijkheden
Nadelen vrije handel:
Economische argumenten
Comparatieve voordelen (landen specialiseren waarin zij goed zijn) is
domein-specifiek
Nieuwe industrieën groeien als zij gestimuleerd / beschermd zijn
Verhoging in speculatie / bubbels / volatiliteit
Risico op monopolies (Google..)
Socio-politieke argumenten
Ondermijnt (lokale) democratie / culturele diversiteit
Milieukosten (internationaal vervoer)
Ontwrichting (arbeid = vrij uitwisselbare grondstof)
'Race naar de bodem' in termen van milieu / sociale standards om
beleggers aan te trekken
Voordelen vooral voor rijken (meer startkapitaal, mogelijkheid tot reizen)
Waarom verlies van arbeidsplaatsen?
Door automatisering, niet handel
Org. v. Eco. Samenwerking en ontwikkeling(OESO): veel activiteiten+invloed 1961
Belastingbeleid
Internationale statistieken
Ontwikkelingshulp - harmonisatie tussen donorlanden
Richtlijnen voor internationale bedrijven
Bretton Woods 1944
Doel: internationale samenwerking onderhouden door sterke instellingen. Op basis van
3 organisaties: IMF, Wereldbank, wereldovereenkomst voor tarieven en handel (GATT).
Betalingsbalans
Globale rekeningen: altijd in evenwicht tekort in een land= overschot van een ander
Wereldhandelsorganisatie (WTO) hoofdkantoor Geneve, 164 leden, 1955
- opvolger GATT
Rol:
Forum voor handelsonderhandelingen
, Administratie van handelsovereenkomsten
Geschillenbeslechting (bijvoorbeeld staatsubsidies Boeing - Airbus)
5 basisprincipes WTO:
Fair play: Exportsubsidies en dumping (verkopen onder de kostprijs) niet
toegestaan,
Ontwikkeling: Versterking van ontwikkelingslanden door langere
overgangstermijnen bij nieuwe maatregelen
Non-discriminatie: Gebaseerd op principe van ‘meest begunstigde natie’. In
verleden gehanteerd om recht op handel af te dwingen handelsvoorwaarden
voor één land moeten voor allen gelden
Uitzonderingen mogelijk: bijv. ontwikkelingslanden worden bevoordeeld,
vrijhandelszones toegestaan zoals in EU)
Vrije en eerlijke competitie: concurrentie bevorderen door verlagen van
tarieven + opheffen van invoerverboden
Transparant en voorspelbaar:
IMF + Wereldbank
Als kredietverleners verstekken IMF en de Wereldbank leningen verbonden met
voorwaarden
Sinds 1960's, voorwaarde: ‘neoliberaal’ beleid (“structural adjustment”)
Redenatie: bevordering van ontwikkeling; voorkomen van toename
schuldencrisis
volgens tegenstanders: Neo-colonialisme in belang van rijke landen /
intern. bedrijven
toegang tot grondstoffen, export markten, etc
IMF + Wereldbank + WTO: evaluatie
Ondersteuners: IMF / WB / WTO hebben bijgedragen tot opmerkelijke groei
van de wereldeconomie
Critici:
Bijdrage aan groeiende globale ongelijkheden / milieu crisis
Structurele aanpassing sociale kosten (vooral onder marginale
groepen); Verminderde uitgaven voor onderwijs schadelijk voor
lange termijn
onstabiele financiële orde ( Financiele Crisis 2008)
Zaken gedaan met dictatoren ( handhaving corrupte regimes)
Sinds financiële crisis: breed besef dat “global economic governance” /
wereldbestel niet optimaal
Belemmeringen voor hervorming:
Voortdurende dominantie van neoliberale principes
Diffuse locatie van macht
Reader 2/6, Hoofdstuk 2 internationale economische betrekkingen , Hoorcollege 4
2.1 hoofdlijnen in de recente economische ontwikkeling
2.1.1 mondialisering=
, verbreden en verdiepen van economische relaties over de hele wereld, onder invloed
van:
- lage transportkosten
- snelle communicatie
- technische ontwikkeling
1870—1914 opkomst stoommachine, telegraaf, telefoon, elektriciteit.
Voorwaarden mondialisering:
- welvaart door vrijhandel
- vreedzame verhoudingen
2.1.2 ontwikkeling economisch denken
John Maynard Keynes: overheidsmaatregelen ter stimulering van de economie
neoklassieke economisch denken=
ziet de economie als een naar evenwicht systeem, op basis van aannames, waarin de
realiteit echter niet wordt voldaan.
Marshall hulp: bevorderden van welvaart voor iedereen; hielp west Europa weer op de
been.
Bretton Woods: kwam met een naoorlogse monetaire bestel.
Niet direct merkbaar was dat het loslaten van de omwisselbaarheid van de dollar de weg
vrijmaakte naar liberalisering van de financiële markten en daarmee naar een ongekende
ontwikkeling van deze markten, sterk gestimuleerd door de digitalisering en uitlopend in
een proces van financialisering.
2.1.3 financialisering=
transformatie van de economie, waarin de oriëntatie op productie en handel veranderd
in een financiële oriëntatie.
Global cities= ?, vormen de ankerpunten voor mondiale netwerken op vele niveaus
Herfst van een ontwikkelingscyclus=
Dominantie positie in de internationale handel verandert in een sturende internationale
financiële positie.
2.1.4 concentratie in wereldsteden
mondialisering en financialisering zijn de hoofdlijnen in de ontwikkeling van de
wereldeconomie sinds de WW2.
2.2 mondialisering van productie=
landen in de wereld zijn afhankelijk van elkaar. Bijvoorbeeld:
- elektronica uit Azië
- fruit
- grondstoffen
- olie
- voedingsmiddelen