Staatsrecht werkgroepen B2 SEM 1 (WG1 t/m WG13)
WG1 De rechtsstaat en het legaliteitsbeginsel
Inhoud
- De functies van het staatsrecht
- De rechtsstaat
- Voorstel algemene bepaling GW
- Verschil preambule en algemene bepaling
- Elementen van de rechtsstaat
- Bescherming van die elementen in de Grondwet/jurisprudentie
Verplichte literatuur en jurisprudentie
- Constitutioneel recht, deel I, par. 4.1. (tot 4.1.2), 4.2.1, 4.3.1, 4.4.1, 4.4.3, 4.4.4.
- Constitutioneel recht, deel II, par. 3.2. (tot par. 3.2.2).
- HR 13 januari 1979, W 4330 (Meerenberg, opfrissen Staats- en Bestuursrecht
B1).
- HR 22 juni 1973, NJ 1973, 386 (Fluoridering, opfrissen Staats- en Bestuursrecht
B1).
Werkgroepstof is anders dan hoorcollegestof!
1. Welke functies heeft het Staatsrecht volgens Kortmann? Leg aan de hand van voorbeelden
uit wat deze functies betekenen.
1. Constituerende/Instellingsfunctie
Het instellen van ambten: Bepalen dat er één of meer specifieke ambten zijn.
Voorbeeld: art. 167 GW (1972) Er bestaat een opperste gerechtshof onder de naam Hoge Raad der
Nederlanden.
Voorbeeld: Art. 97 lid 1 GW Er is een krijgsmacht.
Art. 51 GW: De Staten-Generaal heeft een Tweede Kamer en een Eerste Kamer.
Ook artikelen waarin de ambten als bestaand worden beschouwd, kunnen constituerend zijn.
Ook de invulling van ambten (omvang, en samenstelling of inrichting, wijze waarop ambtendragers
worden aangewezen, ontheven of ambt verliezen) hoort bij de constituerende functie.
2. Attribuerende/bevoegdheidsverlenende functie
Het toekennen aan/scheppen van bevoegdheden ten behoeve van de geconstitueerde ambten.
Kenmerken:
1. Schepping: Bevoegdheden worden uit het niets geattribueerd
2. De attribuerende instantie mag niet zelf de bevoegdheid uitoefenen die zij attribueert
3. De ambten die (constituerende en) attribuerende bevoegdheden bezitten kunnen deze
onder omstandigheden overdragen aan andere ambten
4. Attributie draagt een limitatief karakter: Een ambt kan alleen een bevoegdheid bezitten als
deze is geattribueerd
Art. 75: Bevoegdheidsverlening aan de RvS
, 3. Regulerende/matigende functie (onderling en tussen ambt-onderdaan)
H1 GW: begrenzing aan overheid
machtenscheiding/checks and balances
Voorbeeld: Invoering van een nieuwe vorm van (rechterlijk) toezicht op overheidsbesluiten
Voorbeeld: Incompatibiliteiten art. 57 GW, benoeming voorzitter (61 GW) en beëdiging leden (60
GW) tweede kamer, reglement v orde vaststellen (72 GW), parlementaire immuniteit (71 GW)
Controlemechanismen/checks and balances:
- Vanwege beperkte machtenscheiding zijn er gedeelde functies.
Ministeriële verantwoordelijk art. 42 GW
Ongeschreven vertrouwensregel
Bevoegdheid tot kamerontbinding 64 GW
Rechter die uitspraak doet over geschillen waarbij wetgever of bestuur betrokken zijn art.
112 GW
Legitimerende functie? → Kortmann zegt: Dit is een politieke, feitelijke functie en geen juridische
functie zoals de andere drie. Aanvaarden van het overheidsgezag door de bevolking.
2. Wat houdt het voorstel voor de toevoeging van een algemene bepaling aan de Grondwet
in (zie Kamerstuknr. 34516) en wat is de stand van zaken?
De Grondwet wordt als volgt gewijzigd:
Voor hoofdstuk 1 wordt een ongenummerd artikel ingevoegd, luidende:
Algemene bepaling
De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.
Stand: Het gaat in overweging genomen worden. In eerste lezing is het aanvaard in de Eerste Kamer,
vervolgens krijgen we verkiezingen en daarna moet het in de tweede lezing worden aangenomen.
3. Wat is het verschil tussen een preambule en een algemene bepaling?
Een algemene bepaling heeft dezelfde juridische status als de andere artikelen uit de GW. Een
preambule heeft niet die juridische status. Algemene bepaling is gericht tot de overheid, een
preambule spreekt juist ook tot de burgers van het land.
VS: “We the people of the United States…”
4. Welke elementen van de rechtsstaat onderscheidt Kortmann?
De rechtsstaat is een element van de regulerende functie omdat het het overheidshandelen bindt
aan het recht.
1. Legaliteitsbeginsel: Elk overheidsoptreden moet berusten op een algemene regel, hetzij
kracht attributie of delegatie vastgesteld
2. (Vereiste van een voorafgaand algemene regel ten aanzien van burgers belastend
overheidsoptreden. Verbod op terugwerkende kracht.)
3. Machtenscheiding: Regelgeving en uitvoering niet in één ambt
4. Democratieprincipe: Wetgeving moet door kiezer of (mede) door volksvertegenwoordiging
tot stand worden gebracht
5. Rechtspraak door onafhankelijke rechter
, 6. Klassieke grondrechten
5. Op welke wijze vinden de verschillende elementen van de rechtsstaat bescherming in de
Grondwet en/of jurisprudentie?
1. Legaliteitsbeginsel
Niet in geschreven constitutioneel recht vastgelegd als vereiste
Aanknopingspunten uit de GW voor de geldigheid ervan:
o art. 1 GW: gelijke behandeling van gelijke gevallen → De wet regelt de gelijke
gevallen.
o Voor overheidsoptreden wordt vaak geëist dat er een grondslag ligt in een
formele wet
o Art. 104 GW: Belastingen moeten geheven worden op grond van de wet →
Dus er is een wettelijke basis vereist.
o Art. 16 GW: Strafrechtelijk legaliteitsbeginsel
o Art. 107: Het burgerlijk recht, bestuursrecht en strafrecht moet zijn geregeld
in de wet.
Meerenbergarrest: Art. 89 GW→ Regering kan AMvB’s vaststellen, straffen moeten in de formele
wet. Dus welke straffen er zijn, moet bepaald worden in de wet.
Fluorideringsarrest + meer aantekeningen onderaan.
2. Voorafgaande regel/Verbod van terugwerkende kracht op belastende regel
In zijn algemeenheid niet in constitutionele recht te vinden
Op terrein van strafrecht wel gepositiveerd: art. 16 GW en art. 1 Sr/Sv
Ook buiten strafrecht in een aantal gevallen ongeoorloofd:
o Art. 4 Wet AB
o Art. 5:4 lid 2 Awb
o volgens vele uitspraken van het EHRM moet een regel die een in een verdrag
vervat grondrecht beperkt foreseeable zijn
3. Machtenscheiding
Ambt dat regels vaststelt moet een andere zijn dan ambt die regels uitvoert:
in Nederland geen goede scheiding: ministers en regering maken wetten en voeren
uit
Art. 42 GW: bevoegdheidsverlening waarmee regering de uitvoerende macht bezit
4. Democratieprincipe
Door het vereiste van vaststelling bij formele wet, krijgt een regel democratische
kracht
Art. 1 t/m 23 GW: bevoegdheden tot delegatie
Art. 89 lid 2 en 4 GW: Voorschriften die met straf gehandhaafd moeten worden
behoeven een grondslag in de wet, de wet bepaalt ook de strafmaat
Art. 91 GW: Verdragen behoeven goedkeuring bij wet
Art. 104 eerste volzin GW: Hoofdlijnen van belastingen behoeven goedkeuring bij
wet
Art. 105 GW: Jaarlijkse begroting behoeft goedkeuring bij wet
Art. 112 GW: Formele wet regelt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht
5. Rechtspraak door onafhankelijke rechter: 117 GW en 6 EVRM
5. Klassieke grondrechten: H1 GW en EVRM → Recht op vrije verplaatsing, recht om onderwijs
te ontvangen, uitgebreid recht art. 6 EVRM
, Opdracht
Momenteel debatteren de regering en parlement over de toevoeging van een ‘artikel 0’
aan de Grondwet. Bekijk dit voorstel en de memorie van toelichting daarbij
(Kamerstukken II 2015/16, 34516, 2, Kamerstukken II 2015/16, 34516, 3) en ga na wat dit
voorstel precies behelst. Bestudeer aan de hand van de toelichting de volgende vragen:
1. Uit welke elementen bestaat een rechtsstaat volgens de toelichting bij dit voorstel?
1. Legaliteitsbeginsel
2. Machtenscheiding
3. Onafhankelijke rechtspraak
4. Grondrechten en mensenrechten
Dus democratieprincipe wordt achterwege gelaten en niet als onderdeel van de rechtsstaat gezien.
Er zijn dus 2 opvattingen:
Democratie is onderdeel van de rechtsstaat
Democratie staat los van de rechtsstaat: Is mogelijk, maar is het een rechtsstaat zonder enige
inspraak van het volk? Een democratisch gelegitimeerd idee kan echter ook de rechtsstaat in
het geding brengen.
2. Wat zouden de consequenties zijn van het opnemen van deze algemene bepaling in
de Grondwet (zie m.n. par. 4 van de toelichting)?
Het maakt duidelijk dat waarborging van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten ook
normatief van aard is. De bepaling geeft de contouren aan waarbinnen de GW gelezen moet worden.
Met de algemene bepaling wordt beoogd de waarborgfunctie van de Grondwet voor de democratie,
de rechtsstaat en de grondrechten voor het land Nederland uit te drukken.
Er zijn al grondrechten en er is al een democratische rechtsstaat, dus in die zin verandert er niets. Het
is een richtssnoer voor de wetgever. Voor burgers geen gevolgen.
Lagere wetgeving mag getoetst worden aan de GW, dus ook aan dit artikel 0.
Voorbeeld: Nieuwe prostitutieverordening, in strijd met menselijke waardigheid? Het is wel een hele
politieke toetsing, maar het kan dus wel.
Conclusie:
Praktische betekenis is nul
Rechter mag wel toetsen aan het artikel 0
Actualiteit
In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 verscheen een rapport waarin de
rechtsstatelijkheid van de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen werd beoordeeld
(Rapport Commissie Rechtsstatelijkheid in verkiezingsprogramma's 2017).
Beantwoord de volgende vragen:
- Aan welke elementen hebben de opstellers van het rapport de verkiezingsprogramma's getoetst
om de rechtsstatelijkheid daarvan te beoordelen?
1. rechtszekerheid